Ze staan me op te wachten vandaag, zijn moeder en hij. Met
brede grijnzen. Of mij iets opvalt. Ja, nieuwe broek. Wat nog meer? O ja,
schoenen ook. En shirt. Heeft hij speciaal voor mij aangetrokken om te laten zien.
Een trotse blik, een trotse jongen. Groot ineens. En kom eens pap, dit hebben we gekocht en dit
en dat. Nog een broek. Trainingshirt voor hockey. Handschoenen. Helemaal zelf uitgezocht, zegt zijn
moeder.
Ik denk aan de keer dat ik voor het stoplicht sta aan de
Lübeckweg. Vanaf het centrum komt een bus. Dat kan die van hem zijn, realiseer ik me.
En inderdaad, voorin, vlakbij de deur aan de voorkant zit hij. Met de rug naar
de chauffeur. Hij zit er helemaal alleen, kijkt naar buiten, tegen de zon in.
Ik denk aan de verjaardag bij mijn vriend, waar ik met een
andere vriend zit te praten. Zijn dochter is even oud als onze oudste. We kunnen
er moeilijk aan wennen, dat ze naar de middelbare school gaan, waar alles nieuw
is. Waar ze hun basis kwijt zijn, waar ze zichzelf opnieuw moeten uitvinden.
Hij
vertelt over zijn dochter, die op zeker moment in de kantine zichzelf voor de
keuze plaats om of bij de hele klas te gaan zitten, of bij de drie meisjes die
ze niet kent, maar bij wie ze graag wil horen. Moeilijke keuze. De kans op
afwijzing is groot. Jongeren zijn genadeloos naar elkaar. Toch kiest ze de
laatste optie.
Ik vertel van mijn zoon. Dat hij het in het begin ook moeilijk heeft. Bang de aansluiting te missen. Zoals ik als kind ben geweest. Een meeloper. Hij niet. Hij is anders. Alleen beseft hij dat nog niet. Ik wel. Ik zie het aan hem.
Ik wil dat alles was zoals het was, verzucht hij. Ik wil mijn oude leven terug. Dat
snappen wij. Maar wij kunnen daar weinig aan veranderen. Hou vol, zeggen we,
hier moet je doorheen. Besef dat andere kinderen zich net zo voelen. Nee,
zegt hij, die zijn al vrienden van elkaar.
Ga van jezelf uit, zeg ik hem. Neem je lot in eigen handen. Bijt
van je af. Doe het anders dan ik. Dat doet hij. Hij stapt op zijn klasgenoten
af nu, maakt keuzes. Zijn keuzes. Het gaat langzaam, maar het gaat goed. Ik zie
dat hij in zijn eigen leven groeit.
Ik kom laat thuis en de kamer is donker. Op onze slaapkamer
brandt licht. Mijn vrouw ligt in bed, met de iPad. Op de grond in onze
slaapkamer liggen twee matrassen. Vanonder de dekbedden kijken twee
hoofden mij vrolijk aan. Slapen jullie nog niet? Nee, nog niet. Ik denk dat
jullie op je eigen kamer moeten vannacht, vraag ik. Mag van mamma, zeggen
ze. De grijnzen worden nog breder.
Ik denk: stop de tijd.
Mooi verhaal Herman en o zo herkenbaar
BeantwoordenVerwijderen