dinsdag 23 juni 2015

Voorbij de Watertoren (65) - De crimineel die ik ben

Mijn bank, dat is de SNS-bank, vertrouwt mij niet. Dat zeggen ze natuurlijk niet in your face, maar dat blijkt uit het hoofdschudden als ik de vestiging in Hoogezand binnenstap: ,,Nee meneer, dat kan hier niet.’’

Let wel, ik loop niet met een bivakmuts en een getrokken pistool binnen; de ene keer heb ik buitenlands geld nodig, een andere keer wil ik geld op eigen rekening storten.

Ik denk altijd dat een bank er voor mij is en dingen voor mij doet omdat ik mijn, sorry, onze, centen aan die bank toevertrouw. Daar is ook een term voor – een stukje service naar de mensen toe – maar de meneren en de mevrouwen in de SNS-vestiging in Hoogezand zitten er vooral om uit te leggen wat er allemaal niet meer kan bij die vestiging.

Mijn bank, dat is de SNS-bank, stuurt mij naar de stad Groningen. Naar het Grenswisselkantoor op het hoofdstation. Dat doet mijn bank zo vaak dat ik even heb gedacht dat ik beter mijn geld in beheer kan geven bij datzelfde Grenswisselkantoor. Maar daar ben ik weer van af. Ook het Grenswisselkantoor vertrouwt mij niet.

Auto verkocht

 
Ik had een auto verkocht en zoals wel vaker bij de verkoop van een auto leverde dat geld op. Ik dacht: dat zetten we op eigen rekening. Het was een bedrag met drie nullen en dat moet je niet in huis laten liggen. Zeker niet als je samenwoont met een vrouw.

Dat ik op de vestiging in Hoogezand niet meteen buitenlands geld kunt krijgen, dat snap ik. Immers, het is ondoenlijk dat op een kantoor in een middelgrote provincieplaats stapeltjes Deense kronen, Britse ponden, Zuid-Afrikaanse rand, Poolse zloty en Thaise baht klaarliggen omdat er een keer in de zes jaar iemand langskomt die er een paar weekjes tussenuit gaat.

Maar geld storten op eigen rekening?

,,Primera in Haren’’, zei de meneer van de SNS-vestiging in Hoogezand, ,,daar kan het tot 1.500.’’

,,En bedragen daarboven?’’

,,Grenswisselkantoor op het hoofdstation in stad.’’

,,Nee, serieus? Dus ik moet nu naar Groningen, wil ik mijn geld op mijn eigen bankrekening storten?’’

Hij haalde zijn schouders op, met een soort van verontschuldigende blik.

Op het Grenswisselkantoor

 
,,Ja hoor’’, zei het meisje van het Grenswisselkantoor, ,,om hoeveel gaat het?’’

Ik noemde het bedrag.

,,Ze nam mijn paspoort en bankpasje en sloeg aan het gegevens intikken. Na een minuutje of wat keek ze op: ,,Mag ik vragen hoe u aan dat geld komt?’’

,,Pardon?’’

,,Sorry, maar dat moeten we vragen.’’

,,Ik heb een auto verkocht.’’

,,Ok.’’

,,Mag ik het vrijwaringbewijs zien?’’

,,Pardon?’’

,,Vrijwaringbewijs.’’

,,Dat meen je?’’

,,Ja. U heeft toch een auto verkocht? Dan heeft u dat gekregen. De gegevens daarvan heb ik nodig als bewijs.’’

,,Dat heb ik natuurlijk niet bij me.’’

,,Mijn excuses. Het zijn onze regels, al geef ik toe dat we er in de communicatie naar de mensen toe niet echt helder over zijn.’’

,,Nee, serieus? Dus ik moet nu terug naar Slochteren om het vrijwaringbewijs te halen en dan weer hierheen, wil ik geld op mijn eigen bankrekening storten?’’

Het meisje haalde haar schouders op, met een soort van verontschuldigend blik. Ik zei de naam van de zoon van God een paar keer hardop, in combinatie met ‘niet te geloven’.

Uit Slochteren

 
Mijn zoons en ik waren om half een uit Slochteren vertrokken voor wat een leuke middag moest worden. Wij waren om half vijf in het dorp terug. Voor het leuke was een half uur overgebleven.

Ik was van plan ook nog wat kunstwerken te verkopen, maar ik twijfel nu. Zonder vrijwaringbewijs heeft dat geen zin.

Ik zou heel graag van bank verwisselen, maar ik denk dat ik daarvoor een paar keer op een middag naar Amsterdam moet. Ik geloof ook niet dat ik er veel mee opschiet. Het zal bij andere banken niet veel beter zijn. Dus ik blijf bij de SNS, ook al vind ik dat een enorme kutbank. En mocht mijn straks gevraagd worden of de SNS of een andere bank weer met mijn, sorry, ons, belastinggeld gered moet worden, dan zou ik zeggen: zak lekker in het moeras. Maar dat wordt mij natuurlijk niet gevraagd.

woensdag 17 juni 2015

Voorbij de Watertoren (64) - 3.25.36 links


Komend vanaf de N387 hebben we, op de Korenmolenweg, twee mogelijkheden. Naar links of naar rechts. Die keuze moeten wij elke dag van de week maken. Soms meerdere keren in een etmaal. Dat is telkens een afweging, want er is in ons gezin geen duidelijke voorkeur.

Soms gaan we naar links, soms naar rechts.

Je kunt je afvragen: waar heb je het over, maar het is een intrigerende kwestie. Ik ging heel lang automatisch naar rechts, tot een van mijn zoons, Hunter, plots zei: ga eens naar links. Dat deed ik en sindsdien is het een klein vraagstuk en dus gaan we soms naar links en soms naar rechts en dat wisselen we zo vaak af, dat we nieuwsgierig zijn geworden naar welke van de twee routes naar huis korter is.

Gevoel is arbitrair

 
Mijn gevoel zegt dat het niet zoveel uitmaakt, maar gevoel is arbitrair. Ik denk af en toe ook dat ik een opmerking kan maken als ‘dát vind ik nou een mooie vrouw’, maar dat is dan geen goed idee.

Hunter, dat is onze oudste, heeft trouwens, als enige in het gezin, een duidelijke voorkeur voor links. Als ik vraag waarom is het: ,,Vind ik een mooiere route.’’

,,Waarom dan?’’

,,Oh, weeknie.’’

Dat is het punt waarop ik me weer zorgen ga maken over zijn toekomst, want hij weet nooit iets. ,,Had jij geen toets morgen?’’

,,Weet ik niet.’’

,,Kijk even in je agenda dan.’’

,,Ik weet niet waar die is.’’

De weg links voert door het land, door Slochters backyard; over de Verlengde Veenlaan, langs de brandweerkazerne en de Veenweg en rechtsaf via de Groenedijk het Slochterdiep op. Naast de gemeentewerf liggen kavels. Die zijn te koop. Daar staat al een hele tijd een bord met de kreet ‘Het uitzicht is al klaar, nu uw woning nog’.

Typisch

 
Typisch een houding van een gemeente; pronken met dingen waar je niets voor hoeft te doen. In geval van zaken waar bestuurders en ambtenaren wel de regie hebben klinkt het: ,,Sorry mensen, we moeten bezuinigen.’’

Het uitzicht is overigens fenomenaal, tenminste als je van lege vergezichten houdt.

Rechtsaf is de weg door het hart van het dorp. De urban road. Korenmolenweg, Hoofdweg, Slochterdiep. Langs de huizen waar onze vrienden wonen en de kinderen van onze vrienden en soms zien we dat díe kinderen wél buiten spelen en even verder kijken we of er nog een trouwerij is op de Fraeylemaborg en of onze vrienden misschien op het terras zitten.

Daarna gaat het langs de oude Hubo, waar gewerkt wordt aan een nieuw centrum (er gaat ook veel wel goed in Slochteren) en daarna draaien we ons eigen Slochterdiep op, evenwijdig gelegen aan de gelijknamige waterweg die ieder jaar in november een bron van onrust was en Hunter en Reyer, omdat ze wakker lagen van de vraag: komt Sinterklaas deze keer wél of niet met de boot?

Het diep

 
Het diep wordt voor het eerst uitgebaggerd, sinds wij elf jaar geleden naar de Parel van Duurswold verhuisden. Al is de kans groot dat de goedheiligman dit jaar met de middelvinger wordt begroet, op die leeftijd zitten ze nu.

,,We kunnen meten welke route korter is’’, zei ik tegen Hunter. Die is redelijk technisch ingesteld en vindt dat soort dingen leuk.

,,Doen we eerst links’’, besliste hij.

,,Nu’’, zei ik en trok op. Hij startte de stopwatch. Ik reed normaal, om de vergelijking zo eerlijk mogelijk te maken. Dat ging vlotjes, al moesten we op de Groenedijk even uitwijken voor een tractor, waardoor de rechterwielen over de betonblokken naast de weg rappelden. Dat vinden mijn zoons een mooi geluid en dat moet ik dan nog een keer doen. Ik ben er niet wild van. Het lijkt me niet goed voor de vering en banden en dan krijg ik weer op mijn donder van mijn vrouw dat die garagerekeningen zou hoog zijn, maar toen we de oprit opdraaiden stond de tijd op 3 minuten, 25 seconden en 36 honderdsten van seconden.

We knikten goedkeurend. Weten we dat ook weer.

Of die tijd genoeg is voor de titel ‘De snelste weg naar huis vanaf de Korenmolenweg’ weten we nog niet. We moeten rechts nog klokken en daar komen we maar niet aan toe.

woensdag 10 juni 2015

Voorbij de Watertoren (63) - Open brief aan alle andere ouders



Dag alle andere ouders,

Om het meteen maar te benoemen; jullie moeten je kinderen beter opvoeden. Wij hebben daar last van. Mijn, sorry: onze, zoons, klagen, om te beginnen, steen en been over wat wij ze dagelijks meegeven in hun rugzakje. Dat is een broodje ham/kaas, pakje melk, pakje Taksi en een appel, maar daar nemen de heren geen genoegen meer mee. Zij willen, net als die van jullie, cola en cassis voor overblijf, gevulde koeken, witbrood met ontbijtkoek en zakjes M&M’s. We kunnen lullen wat we willen, over dat hun botten nog in de groei zijn en dat ze veel zuivel en fruit nodig hebben, maar het is vechten tegen de bierkaai, want; ‘die en die krijgt dat en dat mee.’

Een ander punt is gamen. Daar zijn we weer. Wij hebben twee iPads, twee DS-en, een laptop en een Playstation, maar die rommel willen wij eigenlijk nog helemaal niet in huis. Ze zijn daar met 8 en 11 jaar gewoon te jong voor. Maar, ook hier: ‘die en die heeft dat en dat’ en omdat we natuurlijk niet willen dat onze kinderen bekend staan als sukkels die thuis moeten tekenen of knutselen, gaan we er in mee.

Wanneer gamen

 
Daarbij: wannéér mogen die gasten eigenlijk gamen? Wij hadden tijden afgesproken (van maandag tot en met donderdag niet) en ik zeg nadrukkelijk hadden, want u voelt het aankomen: geen houden aan. Vriendjes zitten er dag en nacht achter met als gevolg dat die van ons ook willen. Ze worden wakker en hup de televisie aan en als ze met het verkeerde been uit bed zijn gestapt en dat is tegenwoordig eerder regel dan uitzondering, klappen ze direct de Playstation en iPad open. Dat ligt echt niet aan ons.

Daarmee komen we bij het volgende punt: hoe laat naar bed? Half negen op zijn laatst, dachten wij. Afgaand op onze kroost echter mogen ‘die en die zo en zo laat naar bed’ en wij hebben nu iedere en als ik zeg iedere dan bedoel ik ook iedere, avond discussie over het tijdstip van slapen. Zijn we he-le-maal klaar mee.

Men of War

 
Het type spelletjes waar kinders van hun leeftijd mee spelen gaat ons eveneens te ver. Men of War, Call of Duty, Zombie Attack en Assassins Creed; het is moord en doodslag en toen ik vorige week toevallig meekeek, zag ik dat onze jongste bij GTA V iemand die op de grond lag finaal in mekaar trapte. Ik zie het er van komen dat hij over tien jaar met een paar uzi’s zijn halve middelbare school neer maait en wij na afloop de verzamelde pers te woord moeten staan: ,,Nee, geen idee waar dit vandaan komt.’’

In het verlengde daarvan: het taalgebruik is bij de beesten af. Als je al eens antwoord krijgt is het meteen een grote bek. Van wie ze het hebben, geen idee, niet van ons. Nu ja, goed, ik vloek wel eens en dat hebben ze mogelijk een beetje opgepikt, maar ‘Homo’, ‘Motherfucker’ en ‘Pedo’ zeker niet en dan noem ik slechts de termen die geschikt zijn voor publicatie. Leren ze toch echt op straat, van andere kinderen. Inderdaad, die van jullie.

Klinkt misschien raar, maar die van ons zijn gewoon niet zo. Die willen niet eens zo zijn, zeggen ze zelf.

Die ...mobieltjes

 
Tot slot die …mobieltjes. Wij hadden gedacht: middelbare school is vroeg genoeg voor zo’n ding, maar dat hadden we gedacht. Iedereen, elk klasgenootje, heeft er een. Het is de eerste levensbehoefte geworden. Ik liep laatst om middernacht langs de slaapkamer van de oudste en dacht dat er een tijdbom lag te tikken, maar het bleken binnenkomende appjes. Juist, van jullie kinderen.

Ineens liegen ze ook keihard. 24/7. Zonder met de ogen te knipperen. Al heb je een zaak als je het voor de rechter zou brengen omdat je sluitend bewijs in handen hebt, of omdat het een heterdaadje was, zij hebben niks gedaan: ‘Echt niet. Hij begon.’ Die straatmentaliteit hebben ze wederom niet van ons. Al moet ik hier een opmerking maken. Omdat anderen er bij het minste of geringste op los slaan, zeggen wij nu ook: ‘Beuk eerst terug en ga pas daarna naar de juf en zeg: hij begon.’

Het is om gek van te worden. Wij zijn met de beste bedoelingen de opvoeding ingestapt, maar het is een kansloze missie. Omdat onze kinderen langzaam veranderen van lieverdjes in gewetenloze criminelen, deze laatste oproep aan jullie. Trek weer grenzen en wees streng, maar rechtvaardig. Zoals wij vroeger ook zijn opgevoed.

Alvast bedankt!

woensdag 3 juni 2015

Voorbij de Watertoren (62) - Oude Mannen Voetballen

In het grote raam van de kantine zie ik het silhouet van een man met een Aad de Mos-kapsel, dikke buik en benen die de Eerste Wereldoorlog nog hebben gemaakt.

Die man ben ik.

Het is niet goed te verklaren waarom ik daar loop. Dat wat ik aan het doen ben, proberen het voetballen weer op te pakken, daarvoor ben ik te oud.

Ik ben bijna 50.

Dat ik in gezelschap ben van mannen waarvan je liever ook geen poster boven je bed hebt hangen, biedt weinig troost. Hoe zij er uit zien moeten zij weten, voor mezelf leg ik de lat op alle vlakken zeer hoog. Tegen beter weten in, want ik voldoe er meer niet dan wel aan en als ik mezelf op die zonnige zaterdag in het raam zie denk ik, zoals ik steeds vaker denk als ik langs een spiegel loop: tja.

Mijn vrouw zegt meestal: maakt niet uit joh, je hebt een vrouw. Maar als ze het niet erg vindt dat ik met mijn honderd kilo in korte broek over het veld ren, waarom komt ze dan pas de laatste vijf minuten van de kleine finale kijken, als we al dik achterstaan en geen kans meer hebben op welk glorieus moment dan ook?

Eerste wedstrijd

 
Het moet de herinnering zijn aan de eerste wedstrijd dat ze mee ging kijken, toen ik twintig jaar jonger was. Ook zij weet dat er sindsdien veel seizoenen zijn gekomen en gegaan en dat van die jongeman weinig meer over is.

Ik ren zo goed en kwaad als het kan met de aanvallen mee, tik er toch nog drie in, maar ik word niet vrolijk van mezelf. Het spelinzicht is gebleven, maar wat heb je aan het zien van ruimtes, als je het niet meer kunt belopen? De passes die van mijn voet komen lijken op vuurpijlen waarvan het kruit plots op is.

De meeste indruk maak ik door tegen een medespeler die oprukt en mij in het vizier heeft te roepen: ,,Marcel vrij aan de andere kant.’’

Daar komt een goal uit en ik krijg ook complimenten, maar dat voelt onverdiend.

Handen in de zij

 
Wat vertrouwd aanvoelt is met de handen in de zij bij de middenlijn staan. Bij de zoveelste corner tegen, kijk ik naar de twee handenvol kinderen die op veld twee in een kluwen achter de bal aanrennen.

Ik ben jaloers.

Het is lang geleden dat ik in wedstrijdverband speelde. Maar in de voetballerij heeft de tijd stilgestaan. Er is altijd iemand die niet op komt dagen en in de kleedkamer staat een teamgenoot beteuterd te kijken naar een paar geleende schoenen, van een onduidelijk merk. In de linker zitten geen veters.

Wat ik miste aan het voetbal was het voetbal zelf. Rennen, schieten en passen en dat het ergens om gaat. Dat ik een poging doe het weer op te pakken heeft niks te maken met de derde helft, al zit ik er aan het einde van de middag middenin. De tafels worden dit keer niet in een kantine aaneen geschoven, maar in een feesttent.

Andere gezichten

 
Het zijn andere gezichten dan vroeger, de sfeer is hetzelfde. De band speelt muziek voor oude mannen. Lynyrd Skynyrd, De Dijk, dat werk.

Mijn zoons zoeken mijn portemonnee. Of zij de lootjes mogen vasthouden? Dat mag. In de prijzen herken ik de lokale middenstand. Zoals in de kantines van mijn jeugd altijd een set mistlampen te winnen was, zo gaan we nu voor een brandalarm, een onkruidkrabber, een rollade en een tegoedbon van de lokale snackboer. Die is voor één persoon en er staat duidelijk bij: kleine milkshake. Dus geen grote. Al snap ik het wel. Geef Groningers een gratis maal en ze komen met twaalf man aanzetten: ,,Stond ja niet op voor hoeveel.’’

Glas leeg

 
Het is acht uur als mijn vrouw vraagt of we zo zullen gaan. Maar als ik het glas leeg heb is ze aan het appen en in gesprek met de vrouwen van de andere oude mannen. Dus pak ik een van de volle glazen op tafel. Ze kijkt me even later vragend aan, na een blik op het glas dat net nog leeg was. Ik haal mijn schouders op.

Dat ritueel zal zich nog een paar keer herhalen.

Ik begin te hikken. Mijn zoons hangen op mijn schoot. Ze zijn moe van het voetballen en het springkussen, vol van cola en patat en hebben al meer dan vier uur niet op een beeldscherm gekeken. Zou ik ook onrustig van worden.

Als ik mijn tas haal loop ik langs de kantine. In het grote raam zie ik opnieuw het silhouet van de man die ik ben.