Posts tonen met het label De klompen weer aan. Alle posts tonen
Posts tonen met het label De klompen weer aan. Alle posts tonen

donderdag 3 juli 2014

Een brandnetel moet je meemaken

De beweging was achteloos en stoer, zoals kinderen dat kunnen: ach, ik loop even langs die bosjes en ik raak even heel baas dit plantje aan. Een seconde later vertrok het gezicht van mijn zoon Reyer zich in een geluidloze schreeuw die, toen ik dichterbij kwam, niet geluidloos bleek. De kennismaking met ‘de brandnetel’ was niet goed bevallen. Terwijl ik hem optilde gilde hij het uit: ‘Au, wat doet dit pijn! Au, wat doet dit pijn!’

Streetwise als ik ben sleurde ik hem mee naar een perkje met zand, want, zoals we allemaal weten, de ‘brand’ minimaliseer je het beste met zand. Dat wilde hij echter niet en hij schreeuwde nog harder: ‘Dat wil ik niet!’

Dat ik mijn kind een hijs heb verkocht

 
Inmiddels keken alle ouders op het schoolplein naar mij. Ik keek met een verontschuldigend gezicht terug, zo van ‘tja’. Ik denk altijd dat andere ouders in zo’n situatie denken dat ik mijn kind een geweldige hijs heb verkocht. Maar dat doe ik alleen in gedachten. Gelukkig kwam een moeder poolshoogte nemen, waarop ik ‘brandnetel’ fluisterde en zij begrijpend knikte.

Ik probeerde hem enerzijds te troosten, anderzijds vond ik het een goede levensles. Elk mens heeft zich wel eens pijn gedaan aan een brandnetel, een natte broek gehaald met schaatsen, of is een keer achternagezeten door de politie. We worden geboren en we gaan dood en in de tussentijd gaat veel goed, maar er gaat ook veel mis. Dat hoort erbij. Dat kun je een kind op zo’n moment echter niet duidelijk maken en hij wilde ook niet geloven dat het vanzelf over zou gaan.

‘Het doet nú pijn! Auwauwauwauwauwau! Ik wil naar mama!’

‘Dat kan niet, mama is aan het werk.’

‘Ik wil naar huis!’

‘Dat kan ook niet. We gaan zo naar Assen, naar het leger, weet je nog? Met coole helicopters.’

‘Ik wil alvast in de auto zitten.’

‘Dat kan wel.’

In gesprek met de beheerder

 
Ik moest denken aan het gesprek dat ik eens had met de beheerder van een stadstuin in Groningen. Ik verbaasde me over het natuurparkje, dat zo mooi verscholen lag tussen de huizenrijen. Er was van alles, bomen, speelplekken, plantjes, noem maar op, ter lering ende vermaeck. De gids vertelde dat kinderen zich er wel eens aan brandnetels prikten. Dat vonden de ouders niet kunnen en zij meenden dat hij maar moest zorgen dat het onkruid weggehaald werd. Dat vond hij belachelijk: jeugd moest leren wat brandnetels waren.

Daar was en ben ik het helemaal mee eens, al duurde het gekrijs van Reyer erg lang. Het hield pas op na de belofte aan snoep en dat hij achter de smartphone van pappa mocht. Ook deed mijn andere zoon Hunter een positieve duit in het zakje door hem iets te geven uit een puutje slik dat hij had gekregen van een jarig klasgenootje. Bijzonder. Normaal gesproken laten ze zich liever kielhalen dan iets te delen.

Pauze tussen de huilbuien

 
De pauzes tussen de huilbuien werden langzaam aan groter en tussen het snikken door bekende Reyer dat ie zich van de schrik ook een beetje in de broek had geplast. We moesten daarom toch nog bij huis langs, voor een schone broek en onderbroek, waarna we later dan gepland Assen bereikten en te laat waren voor de luchtlanding. De heli’s zagen we in de verte wegvliegen.

Later op de middag deden zijn vingers ‘nog maar een beetje pijn’ en toen ik even in mezelf lachte, vroegen mijn zoons wat er aan de hand was.

‘Reyer heeft nog geluk. Een vriendje van papa plaste eens tegen schrikdraad.’

vrijdag 7 februari 2014

Op weg door het veld

Wij rijden op maandag, na gitaarles in Harkstede, meestal over een alternatieve route naar huis. Woudbloemlaan, Slochter AE, Verlengde Veenlaan, Groenedijk, Slochterdiep. Een weg door open veld, door het voormalige stroomgebied van de Fivel, langs de restanten van het oude bekkenstelsel. Het uitgestrekte hoogveenland tussen Slochteren, Kolham en Hoogezand is een leeg gebied. Een vergeten hoekje in Oost-Groningen, dat ook al niet in het centrum van de wereld ligt. De Scharmer AE en de Slochter AE komen er bij elkaar en de natuur mag er zijn gang gaan, uiteraard binnen de door de mens gestelde kaders. Want we houden van natuur, maar de natuur moet niet denken dat alles zo maar kan. Dus zijn er afrasteringen en dijken. Er is eerlijk gezegd weinig te zien vanuit de auto, daarvoor zijn de dijken te hoog, maar alleen al de illusie dat we door de prairie rijden is voor mij voldoende.
Er zijn drie manieren om thuis te komen en soms geef ik ze de keus: linksaf, via Lageland, linksaf het veld in, of rechtdoor, door de dorpjes, die een lang lint vormen tussen Groningen en Appingedam. Hunter kiest altijd voor de laatste optie.
‘Waarom?’
‘Omdat ik me een beetje eenzaam voel langs die kant.’
Als een kind dat zegt, gaan bij ouders de alarmbellen rinkelen. Dit is een emotie, hier moeten we iets mee.
‘Oh ja. Eenzaam, zeg je? Kun je dat uitleggen?’
‘Nou, alsof we alleen zijn.’
‘Goh, dat wist ik niet. Dat is geen leuk gevoel?’
‘Nee.’
‘Waarom niet?’
‘Omdat er helemaal geen mensen zijn.’
‘Door de dorpjes vind je gezelliger.’
‘Ja.’
‘Denk je anders dat we de enige mensen zijn of zo?’
‘Ja.’
Ik val even stil en kijk uit mijn ooghoeken naar rechts, naar mijn zoon, die naast mij zit en zich dus eenzaam voelt. Is dat goed, of is dat niet goed?
Het is het land van zijn jeugd. Waar ze onbevangen kunnen spelen, cowboytje in het bos, vissen in het Slochterdiep, zwerftochten door het oude bekkenstelsel. Wij zwierven vroeger ook langs de diepen, door het aardappelveld, keken of de maïs al rijp was en struinden op de oevers van het oude zwembad, daar waar je eigenlijk niet mocht komen.
Slochteren en omgeving is een niveautje hoger, alles is aanwezig voor een ideale jeugd en ik heb de neiging om het platteland in hun genen te rammen.
Mijn vrouw neemt de mannen regelmatig mee naar Hoogezand-Sappemeer om te winkelen, maar ik probeer de stad, die urbane jungle, die zee van asfalt en bebouwing, met zijn herrie, met zijn viezigheid en met zijn assertieve schreeuwerigheid, zo lang mogelijk buiten te houden. Eerst zullen ze opgroeien in een jongensboek. Zoals de schippers van de Kameleon, zoals Beekman & Beekman. Maar als hij zich er nu al unheimisch voelt.
Dus rijden we rechtdoor, door een restje Harkstede, door Scharmer, door Kolham, door Froombosch, tot en met Slochteren.
‘Zullen we de Black Crowes luisteren’, vraag ik.
‘Neeee, de smurfen.’
Dus luisteren wij naar de smurfen. Een cd met bewerkingen van bekende hits, van Gotye, The White Stripes en Gers Pardoel, maar dan met teksten over de voetbalprestaties van de Smurfen. Ze winnen alles, met grote cijfers, ze kunnen alles, ze zijn de beste, enzovoort. Mijn zoons maken het zich gezellig. De radio moet op keihard en als we een groepje fietsende vrouwen naderen moet de radio nog harder en het raampje open. Hunter hangt half buiten de wagen en kijkt, als we voorbij rijden, met een brede grijns naar het groepje. Ik haat smurfen.
‘En Reyer,’ vraag ik mijn jongste, ‘voel jij je ook eenzaam op die ene weg?’
‘Ja.’

vrijdag 31 januari 2014

Een slapeloze nacht


Als ik niet kan slapen, ga ik naar de woonkamer. Eens in de zoveel tijd overkomt me dat. Dan kan ik woelen en draaien tot ik een ons weeg, maar dan blijf ik wakker.

Lezen in bed is geen optie. Ik mag het licht niet aandoen. Dat stoort, zegt mijn vrouw. Andersom mag het wel. Soms kan zij niet slapen en klikt zij het licht aan. Als ik dan zeg dat het stoort, zegt ze dat ik dat maar voor haar over moet hebben.

Dus zit ik op zondagnacht in de kamer. Alles in ruste, geen geren en gevlieg, geen gezanik van doe dit en doe dat. Ik kijk naar buiten. Dat er een wereld buiten ons huis is, zie ik alleen door het licht van de straatlantaarns. In Slochteren is ’s nachts niemand bij de weg.

Het enige geluid komt van de kat, die op het raam krabt. Hij wil naar binnen, maar katten moet ’s nachts het veld in, vind ik.

Onze kat vindt duidelijk van niet. Ik vraag me af of ie ’s nachts wel van het erf af komt. Als een van ons ’s ochtends naar de wc loopt, hoe vroeg ook, zit hij al bij de voordeur.

Ik snap de kat wel, want hij snapt niet dat hij buiten moet zijn als wij binnen zijn, maar als ik het beest binnenlaat, gaat ie onophoudelijk tegen mijn benen duwen omdat ie nog een keer dat ritueel wil dat ik met een schoteltje met blikvoer achter hem aan naar de schuurdeur loop, alvorens ik hem buitensluit. Maar dan blijf ik aan de gang. Dan raak ik geïrriteerd en dan kan ik nog minder slapen.

Ik probeer het lawaai te negeren en kijk televisie. Seinfeld, seizoen 8, dvd 1. Die zie ik helemaal uit, net als dvd 2. Ik vermaak me prima met Jerry, George, Elaine, Kramer en Newman, maar liever zou ik in bed liggen. Pas bij de eerste aflevering van dvd 3 (er staan geloof ik vijf afleveringen van een half uur op elke dvd), voel ik iets wat lijkt op vermoeidheid en kan ik naar de slaapkamer.

Hoewel ik de ochtend vrees haal ik een zeker genoegen uit een slapeloze nacht. Het is leuk om wakker te zijn als andere mensen slapen en het doet mij denken aan de momenten dat ik als kind ziek was.

Dan kroop je ook op de bank, met een deken over en ging je liggen lezen, tenminste als je niet te veel moest kotsen en de hoofdpijn niet te erg was.

Ik had altijd zin aan drop, schijfjes sinaasappel en ijskoude sinas.

Dat heb ik met veel, dat ik aan vroeger denk. Komt dat omdat ik kinderen heb, dat ik bij alles wat zij doen denk: dat deed ik zelf ook? Of komt het omdat ik ouder word, of gewoon omdat ik terugverlang naar de jaren des onschulds, toen alles voor je gedaan werd?

Ik zit op de bank, ik heb een deken over mijn benen en ik drink. Een borrel. Dat doe ik niet omdat ik dat een goed idee vind, maar omdat ik denk dat ik dan sneller vermoeid raak en weer naar bed kan. Als ik geluk heb lukt dat na twee glazen en loop ik tegen half twee half dronken, langs de voordeur (‘Tot straks poes’), via het toilet (‘Tot straks lul’), naar de slaapkamer en plof op bed. Als ik pech heb, zoals deze keer, dan blijft de slaap weg en duurt het wel drie gintonics. En een droge metworst.

Wij hebben in Slochteren paarse ochtenden en oranje avonden. Een in de grondbeginselen van de fotografie onderlegde dorpsgenoot (hij maakt trouwens ook mooie foto’s) leerde me dat hij en zijn vakbroeders dat het Golden Hour noemen. Het gouden uur is ook een term uit de medische sector en vooral bij ernstige ongelukken, maar wat hij bedoelde zijn de momenten, bij het krieken van de dag of het vallen van de avond, waarop de hemel wonderschone kleuren heeft.

Dat zie ik soms en dat is prachtig mooi en dan denk ik: goh, wat is de wereld toch bijzonder, ook al snappen we er niks van, maar dan beginnen de eerste tractors te rijden, hoor ik even later de wekker en heb ik vanaf dat moment een knallende koppijn.

(uit de Groninger Gezinsbode, 18 juli 2012)

vrijdag 10 januari 2014

‘I love the smell of cowshit in the morning’

Het rook in het dorp naar prei, verbrande prei. Of haring met uitjes. De indringende geur hing gek genoeg in de buurt van de school van mijn oudste zoon. Ik durfde er niet over te beginnen, bang om een flater te slaan en bang voor een antwoord als: ‘Wéét je dat niet???!!! Wéét je echt niet waar die preilucht vandaan komt???!!! Jij stamt écht uit een andere wereld, hé? Nooit gehoord van Bammelmoes? Niet bekend met het aloude gebruik om op de eerste donderdag na de vierde week na Pasen op het erf vijf preien in brand te steken en ze af te blussen met urine van een drachtige geit? Man, dat doen we hier sinds menseneeuwen, sinds Johannes van Sluogterman van Lageland tot Denemarken in 1416 de eerste paal in de grond sloeg van wat zijn Sluogteren zou worden. Toen was het bittere noodzaak om de wolven weg te houden. Die hielden niet van prei. Ook nadat de wilde beesten in deze contreien waren verdwenen zijn de mensen het blijven doen, bij wijze van hommage aan de aarde. Het is vragen om een goede oogst. De dominee is niet kapot van dit heidens gebruik, maar het wordt oogluikend toegestaan. Er schuilt immers niet zoveel kwaad in. Het achterliggende idee zegt je hopelijk wel wat? Je neemt iets van het land en je geeft iets terug. Ashes to ashes, fun to funky, we know Major Tom is a junkie, zoiets.’

Dankzij de persberichten die wij als redacteuren krijgen toegestuurd, heb ik redelijk zicht op het leven in het verspreidingsgebied van de kranten waarvoor ik werk. Van alles snap ik een beetje en ik kan er over meepraten zonder bokken te schieten. De dingen van de dag in Fivelingo zijn veel ongrijpbaarder. Ik had echt geen idee waar die preilucht vandaan kwam. Bang om als onwetende te worden neergezet, vroeg ik niets. Al was mijn nieuwsgierigheid gewekt. Tot mijn opluchting bleek ik niet de enige.

‘Gek hé, die ui-lucht’, zei een moeder.

‘Nee, prei’, zei een andere moeder.

‘Ik dacht aan haring met uitjes’, mengde ik mij in het gesprek.

Toen keken beide moeders mij wél vreemd aan.

Wij wonen tegenover een bos. Daar staat een boerderij. In onze eerste jaren in Slochteren verbouwde de boer ook prei, op het land voor zijn woning. Die prei, die bleef lang staan. Dat werd beetje bij beetje geoogst. Ik hoorde later dat je prei gewoon in de grond kunt laten zitten, totdat je het nodig hebt. Tussen alle landbouwwerktuigen in het bos stond een handkar. Daar lagen zakken aardappelen en soms een bos prei. Als het er niet op lag, belde je aan en dan sneed de boerin wat voor je af. Dat was voor mij een bijzondere ervaring. Dat vond ik echt plattelands. In het bos rook het echter nooit naar prei.

De eerste keer dat ik bij die kar stond, zag ik een oude vrouw bij het huis scharrelen. Ik stak mijn hand op, bij wijze van groet. Zoals alle plattelanders dat doen. Iedereen groet elkaar de hele dag, al kom je iemand voor de zesde keer tegen. Groeten betekende zoiets als ‘goed volk’, ‘we zijn onder ons’. Zij kwam echter onmiddellijk om mij af gestekkerd: ‘Mout ik joe kennen?’

Nee, want we woonden er net, maar ik wilde graag prei.

Ze keek nog vreemder toen ik geen drie of twee kilo hoefde. Dat was blijkbaar de normale hoeveelheid die bij een Slochters gezin op tafel stond. Ik hoefde maar één prei.

Bij ons in huis eet bijna niemand dat. Hunter en Reyer, dat zijn mijn zoons, vallen al flauw bij de gedachte aan groente. De geur van prei is overigens geen onaangename geur en in een dorp, dat omgeven is door landbouwgrond, ruikt het altijd naar iets. ’s Winters is er in elke straat wel een huis waar de open haard brandt en na het blussen van de Paasbult stinkt het drie dagen naar zure melk. Als de Napoleontische legers de tenten hebben opgeslagen bij de Fraeylemaborg hangt op de Hoofdweg een kruitlucht en in de zomer, rijdend langs wuivende gele vlaktes, verbeeld ik me dat ik het graan kan ruiken. Na de regen bespeur ik een zandlucht en zelfs de dauw op het gras is niet reukloos.

Als de bedrijvigheid in het voorjaar weer toeneemt is het een en al mest wat in de lucht hangt. Tankwagens met koeienstront racen voor het huis langs, op weg naar de akkers, waar de vloeibare derrie door angstaanjagende machines in de grond geïnjecteerd wordt. De geur van koeienstront hoort bij de lente.

Ik was op een zaterdagochtend in de tuin aan het werk, toen er een auto stopte. Een Engelsman stapte uit en vroeg de weg naar het Schildmeer. Ik legde het uit.

Tot mijn eigen verbazing hoorde ik mezelf vragen: ‘Do you smell that? Cowshit. I love the smell of cowshit in the morning. It smells like… harvest.’

(ook dit is een oude column, eerder gepubliceerd in de Groninger Gezinsbode, oktober 2010)

dinsdag 31 december 2013

De soeptude van Marlene Dietrich


Een tip voor 1 januari 2014, voor als het leven wat moeilijk op gang komt. Ook deze is eerder verschenen, in de Groninger Gezinsbode in 2010.
 
Er is geen beter remedie tegen een kater en griep dan soep. Kippensoep, welteverstaan. Dáár knap je pas van op. Dat wisten onze opa's en oma's, dat wisten de oude Romeinen en dat wist Mozes Maimonides, een twaalfde-eeuwse filosoof en natuurkundige. Hij was Jood en Joden staan bekend om hun voorliefde voor kippensoep. Maar ook Yasser Arafat wist dat. Het was zelfs zijn favoriete gerecht. Hij at het elke dag. Daarmee is kippensoep het enige dat Joden en Palestijnen gemeen hebben, behalve een voorkeur voor gewapende conflicten.

Ik heb een boek van Mimi Sheraton, voormalig culinair journaliste van The New York Times, met honderd recepten voor kippensoep van over de hele wereld. Van Oost-Europa tot Amerika. Ivoorkust, Ethiopië, Armenië, Vietnam, Denemarken, Georgië, Jemen, Ghana en Hongarije; noem een land en ze eten er kippensoep. Op de achterflap van het dik 230 pagina's tellende boek staat: ‘Bijna alle volkeren beschouwen kippensoep als voedzaam en hartverwarmend.'

Dat Henk Scholte een bordje kippensoep niet afslaat verbaast me niks, maar wat ik niet wist en hij wel, is dat Marlene Dietrich de kracht van kippensoep kende. In boekhandel Taraxacum in het Duitse leer ontdekte hij ‘de kokerij van Marlene Dietrich'. Scholte: “Marlene heur passie was koken en van heur binnen der hail wat recepten dij ze dailde mit lu uut de showbizz in omloop. Zo is ook bekend dat ze aaltied vlaaisnat van n soeptude in n thermosflezze op de fulmset bie heur har. Zai putde doar kracht uut. Ik docht ik mail die evenpies heur receptuur. Ik heb t zulf verschaaiden moalen moakt en t het mie, as k wat minlek was, goud in de bainen holden. Lu dij zingen, schrieven en acteren mouten goud moud holden.”

Omdat ik op zoek was naar iemand had ik mij aangemeld bij Facebook. Die iemand heb ik niet gevonden, althans niet via Facebook, maar ik had ineens veel andere vrienden. Waaronder Henk. Dan denk je: ik ga eens even het wereldwijde web op en de eerste die met je begint te chatten is een plaatsgenoot. Dat ging ook weer op zijn Gronings. In mijn scherm verscheen de tekst: ‘Bist op droad?'

Ik had niet door dat het voor mij was, dus ik mailde terug: ‘Hest tegen mie?'

Scholte weer: ‘Tegen wel aans?'

Henk is een jongen van het land en het eerste wat ik op zijn pagina zag was dan ook een recept: Brood mit zoepen. Oftewel karnemelkbrood. Nu is karnemelk best lekker, maar ik heb mijn twijfels over dat recept, dat hij opdeed uit het handgeschreven achttiende-eeuws kookboek van de Menkemaborg. Scholte leverde wel het bewijs dat slow food niet iets van de huidige tijd is, want officieel heet het ‘Stoadeg Karnemelkbrood' en volgens hem staat stoadeg min of meer voor ‘slow cooking'. Oftewel: wij van het land weten al lang wat goed voor de mens is. Het is trouwens een en al recept bij Scholte, zoals voor ‘Nervenkekse', oftewel zenuwenkoekjes (zenenkoukies) van Hildegard von Bingen, die in 1136 abdis werd in een benedictessenklooster en de eerste schrijvende arts genoemd

Dat Marlene een meisje van het platteland was, is moeilijk vol te houden. De Duitse actrice werd in 1901 geboren in Berlijn-Schöneberg en overleed in 1992 in Parijs en je kunt met de beste wil van de wereld niet beweren dat Berlijn en Parijs gehuchtjes zijn.

Waar Marlene de receptuur vandaan haalde is mij niet bekend, maar Scholte was lovend over haar ‘Krachteg vlaaisnat van n soeptude'.

Wat nodig is: ain soeptude mit intast, twij liter wotter (verholden van t vlaais tou t wotter 1:5), n rije bos peterselie, anderhaalf theelepel zolt en wat zwaarde peperkörrels, n bundeltje soepgruinte bestoande uut wat woddel , praai en selderaai en n dikke siepel.

De bereiding: Soeptude wordt uut n kaander nomen en van boeten en binnen uutwaskert. t Haart en moage as ook lever mit waskern en din de tude mit de wossen intast in zolt wotter in n hoge panne aan de kook brengen. As t wotter kookt, de hette wat weerommestellen en t schoem der of en tou ofscheppen mit n teemslepel. t Vlaaisnat twij tou drij uur kaalm deurpruddeln en trekken loaten, tot dat de tude zaacht en lös let van t bonkjederij.

Intied peterselie en soepgruinte waskern, op n plaanke grof hakken en noa twij uur kooktied bie t Vlaaisnat doun. De siepel zien boetenrok ofpulen, aansloetend in vörrels snieden en ook bie t vlaaisnat doun. Noa n zetje hoalen je de tude tou panne uut en gaiten t vlaaisnat deur n fiene zeve. t Vlaais van de tude as t nait te slim trokken is, kin din klaain sneden worden en lös bie de soep serveert worden. As bieloage bie dizze krachtege vlaaisnat van n soeptude kinnen je der wat roosterde plakken witbrood biedoun of wat repies omelet.

Overigens is kippensoep volgens Sheraton niet het beste middel als maag van streek is. Het is de derde stap op weg naar herstel, na een warme Coca-Cola en een droog beschuitje, met slappe lichtgezoete thee.