Dus loop de
korte gang door en vraag wat er aan de hand is. Hij wijst op zijn kussen. Daar
ligt een stinkbom. Een deel ervan op het matrasovertrek.
,,Dat is
niet handig’’, zeg ik tegen de jongste, ,,stinkbom oké, maar niet op het bed. Op
een stoel, op de grond, in zijn schooltas. Daar was-ie voor bedoeld.’’
Hij knikt,
al kan ik er geen schuldig gezicht van maken.
De oudste
blijft vloeken, al bespeur ik geen aanstalen om de boel op te ruimen.
,,Zal ik
even schoonmaken?’’, vraag ik.
Zoons zijn
verbaasd dat het een vraag is.
Ik pak het
overtrek, kussensloop, gooi het in de wasmand, pak schone uit de kast in onze
slaapkamer en verschoon het bed. De jongste mag met doekjes de bomresten op de
vensterbank opruimen. Er ligt niet veel en binnen een paar minuten is de klus
geklaard.
Terwijl ik
het raam open zet, merk ik op: ,,Ik ruik niks.’’
,,Een
slechte stinkbom’’, constateert de oudste, ,,hoe komt hij er eigenlijk aan?’’
,,Gekocht
van een klasgenootje. Een euro of zo. Hij heeft er dus zelfs geld voor over om
jou te plagen.’’
,,Oh, ik ga
hem zo wreed terug pakken.’’
Dat is dan
waarschijnlijk voor een later moment, want hij blijft zitten waar hij zit. Ik
pak de doekjes, loop terug naar de woonkamer, waar de jongste in de keuken zijn
handen wast. Op fluistertoon zeg ik: ,,Dat was niet handig, op het bed. Nu is
H. erg boos.’’
Hij
grijnst.
,,Of vind
je het leuk dat hij boos is?’’
,,Het was
het elke cent waard.’’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten