woensdag 8 juni 2016

Ik zit voor de tv en kijk in het keelgat van een man. Een oude man. Geen fijn gezicht. Het is dr. Pol. Een beroemdheid, maar eerlijk gezegd zit ik niet te wachten op een close up van een huig en een wat gelig gebit van iemand die de zeventig is gepasseerd, maar voor ik kan wegduiken is het beeld alweer weg. Mezelf kennende weet ik dat ik hier nog vaak aan ga terugdenken.

Dr. Pol was jarig en zijn zoon en ik geloof zijn vrouw hadden met roze spuitbus een verjaardagsgroet op de zijkant van een koebeest gespoten. Zodat als de dierendokter zijn arm in de reet van het dier zou steken, hij toch een beetje een feestelijk gevoel had.

Het achterwerk van het dier komt ook in beeld en ik ben allesbehalve een deskundige op het gebied van koeienkonten, maar omdat de camera er dicht op zit zie ik aan de bloederige bobbels dat die kont niet helemaal goed is.

Fijne verjaardag, zo.

Als ik vraag of het er af mag, zeggen mijn zoons van niet. Waarom niet, vraag ik. Ze vinden het leuk. Waarom? Omdat Dr. Pol dieren beter maakt. Het is interessant, leggen ze uit en dat klopt: het is ook interessant, alleen niet op een vlak dat mijn directe belangstelling heeft, zeker niet als ik net gegeten heb en bij wijze van toetje een stukje chocola op mijn tong laat smelten.

Zoals dr. Phil vervelend is, zo zijn praatprogramma’s saai, of realityshows waarin een boer een vrouw zoekt, of twee en uiteindelijk drie naakte mensen om God weet wat voor redenen opdrachten moeten uitvoeren op een onbewoond eiland.

Dan kijk ik nog liever met de oudste naar Nazi Megastructures. Niet omdat we verlangen naar de tijd waarin de Duitsers probeerden de wereld opnieuw in te richten, maar om de soms indrukwekkende bouwwerken en juist het feit dat ergens op plekken waar wij nooit zullen komen, netwerken van gangen, hallen en opslagruimtes onder de grond liggen. Wie weet waar zich nog meer dingen bevinden waar geen mens vanaf weet, behalve de redactie van National Geographic.

Ook op NGC en Discovery worden items onnodig gedramatiseerd, maar je ziet op die pseudowetenschappelijke zenders nog wel eens een shot zonder een talking head. In tegenstelling tot de brij op publieks- en commerciële zenders rond prime time, waar bij voortduring iemand boos is, huilt of het niet meer ziet zitten, omdat haar man het met haar zus deed, hij of zij verwaarloosd is door moeder, vader, opa of oma, broer, zus of door allemaal en de nieuwste trend is dat commerciële zenders willen scoren over de ruggen van geestelijk gehandicapten.

Het is natuurlijk bizar dat we een fantastisch medium als televisie hebben en we na een jaartje of zeventig niet verder komen dan een programma over een mij totaal onbekende vrouw die klaagt over het feit dat haar, mij al even onbekende, man, twee linkerhanden heeft.

Ga bij hem weg, denk ik. Wordt toch niks meer.

Zelfde gevoel bekruipt me als ik stellen zie die hun kinderen uit hun vertrouwde omgeving scheuren, terwijl elke ouder weet dat kinderen liever doodgaan dan vriendjes, zwembad, school en slaapkamertje achter te laten, om een of andere onbereikbare droom na te jagen. Blijf thuis, denk ik, of bereid je gewoon beter voor.

En wat is eigenlijk de achterliggende gedachte dat wij dat allemaal moeten weten?

Amusement?

Daar heb ik andere ideeën over.

Ik heb het bovendien druk zat, zonder ook nog eens bezig te moeten zijn met de sores van landgenoten die niet goed nadenken voor ze ergens in stappen.

Zo moeilijk is het leven ook weer niet. Gewoon geen domme dingen doen.

Tot overmaat van ramp genereren alle praatprogramma’s en realityshows en zangcontesten een nieuwe dynamiek, want alle 500.000 kijkers per uitzending hebben er op Twitter een mening over, steken die uiteraard niet onder stoelen of banken, want waar is Twitter anders voor en al die meningen komen ongeveer overeen met wat mij bekruipt als ik gedwongen word mee te kijken en dan denk ik: kijk dan niet.

Het gaat toch nergens over.

Al wordt de indruk gewekt van wel. Geluid en beelden zijn zo gemonteerd dat het een aaneenschakeling is van flitsen en gebeurtenissen, gekakel en geruzie. Ik word knettergek van de hoeveelheid impulsen. Je bent tegenwoordig blij dat je een reclame ziet voor een smeerseltje tegen vaginale schimmel.

Ik ben niet tegen televisie. Integendeel. Maar 99 procent wat ik zie is niet mijn kopje thee. Er wordt zelden een opmerking gemaakt die je als ‘tijdloos’ zou kunnen bestempelen, omdat hij een week door je hoofd blijft spoken en je levensvisie overhoop gooit. Zelfs rond voetbalwedstrijden niet, die ook meer en meer omgeven worden door gelul en bij voorkeur door ex-voetballers waarvan je denkt: goh, waar speelde hij alweer?

Wat blijft hangen is dr. Pol die tot aan zijn schouder in een koeienreet zit om ergens in het binnenste van het dier een paar magen recht te leggen.

Dat zal dan precies de bedoeling zijn, maar ik hou me vast aan een berichtje dat ik ergens las, Twitter of in de krant, dat jongeren weer vaker naar een boek grijpen.

1 opmerking:

  1. Geheel mee eens. Die ene procent die wel te pruimen is offer ik er maar voor op. Hier staat de tv steeds vaker uit.

    BeantwoordenVerwijderen