De bijen
kwamen voorbij in een interview met de dijkgraaf van Waterschap Hunze en Aa’s.
Alfred van Hall, heet hij. We spraken over ’t Roegwold, een gebied van zeg 1100 hectare tussen
Slochterdiep en Schildmeer. Landbouwgebied veranderd in natuur. In de regel
heet dat ‘teruggegeven’, maar dat is gelul. Natuur krijgt niks terug. Natuur
rules. Ook al bombarderen we nu de hele mensheid aan gort met alle kernbommen
die we hebben, zelfs dan zijn er specimen die overleven en, wellicht in een
andere vorm vanwege de overdosis aan radioactiviteit, blijven doorleven. De
mens zal het onderspit delven, het leven niet.
Wat Van
Hall zei over de bijen, want landbouwers zijn natuurlijk niet blij met het
opofferen van land dat al eeuwen familiebezit is en brood op de plank brengt,
is dat ze een goed voorbeeld zijn van dat de landbouw niet zonder natuur kan. Zonder
het werk van de geelzwarte vrienden zou het telen van bepaalde gewassen niet
mogelijk zijn.
Oud-minister
Cees Veerman van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ging een dag later in de
Fraeylemaborg, bij de afronding van bijna 25 jaar werk aan ’t Roegwold, een
stapje verder. Hij zei: als er geen bijen zouden zijn, waren we binnen drie,
vier dagen allemaal dood.
Goed,
Veerman en Van Hall spraken dezelfde taal, voor hetzelfde project, maar ik
dacht aan het smsje van mijn chef Drenthe, ongeveer een jaar geleden. Ik was
net aan de slag bij het DvhN en de strekking van het berichtje was dat ik het
‘vuilbroed’ die dag moest oppakken. Ik smste terug: ‘Wat is vuilbroed?’
Ziekte
onder de bijen. Ontdekt op twee plekken in de regio Zuidlaren – Hoogezand-Sappemeer
en het was toen groot nieuws. Hoewel ik er een verhaal van maakte snapte ik de
zorg toen niet zo, maar nu wel. Als het de bijen niet goed gaat, dan merkt de
mens dat.
Direct.
We gaan er
gewoon aan zonder de bijen.
Wij hebben
sinds kort een kas. Door mijn vrouw gewenst, door mijn vader gemaakt. Ik heb er
nauwelijks tijd voor, maar ik vind het mooi zoals het staat en oudste zoon
heeft het inmiddels als zijn project gekaapt en hij zorgt er voor en ziet de
plantjes groeien. Opa ziet toe en komt met tips en wetenswaardigheden en
afgelopen vrijdag zei hij tegen mij en tegen zoonlief: ,,Die deure mout n
stukje open blieven, den kinnen de bijen bie de plantjes.’’
Ik dacht:
hoe weet hij dat nou?
Hij praat
met mij alleen maar over FC Groningen, of over de familie en leest nooit een
boek. Ik realiseer me dat de laatste constatering ook iets over mij zegt, maar
hoe komt deze man aan deze wijsheid? Van generatie op generatie doorgegeven, of
weet ik dat als enige niet omdat ik mijn hele schooltijd met de handen bij de
potlood zat?
Wat me ook
weer verbaast is dat mijn vader met enige regelmaat dat soort boerenwijsheid (‘Wait
Joke wel dat bloumen woater mouten hebben?’) laat zien, terwijl het aan de
andere kant een onnozelheid is van heb ik jou daar.
Hij zette
eens een fles Westpoint op tafel. Bourbon bij de Aldi even over de grens. Iets van
zeven of acht euro.
,,Lekker’’,
zei ik.
Waarna een
betoog volgde dat ze af en toe naar Duitsland gingen en dat de drank er erg
goedkoop was.
,,Neem de
volgende keer tien flessen voor mij mee’’, zei ik,
,,Moie’’,
zei mijn vader.
,,Hoezo
moie”,, antwoordde ik, ,,Is ja goedkoop. Gooi de kofferbak gewoon vol. Ze
controleren toch niet. Je moet alleen geen ongeluk krijgen. Dan ontploft de
kofferbak.’’
,,Straks
denkt elk dat wie zoepers binnen’’, zei mijn moeder.
,,Wat
denken jullie dat die andere Nederlanders bij de Aldi en Lidl in Duitsland
doen’’, probeerde ik nog: ,,voor de broccoli en bratwurst? Come on.’’
De scene
herhaalde zich een keer of wat. Op de vrijdagen dat ze oppassen, of tijdens
verjaardagen. Mijn vader schonk met vreugde een ‘Mummeltje’ aan wie dat maar
wilde en keer op keer volgde het verhaal dat het zo goedkoop was: ,,Zie hebben
ook whisky. Lust ons Harmpje ook.’’
,,WAIT IK!
NEEM GEWOON TIEN FLESSEN MIT! IK BETOAL JOE TERUGGE, AS DAT T PROBLEEM IS!’’
,,Wie
willen ons nait schoamen’’, zei mijn moeder.
Ik kom
zelden in Duitsland, eigenlijk één keer per jaar (heen en terug samen), op weg
naar Frankrijk, maar vanochtend was ik er. Jongste zoon had met school
uitwisseling in Weener. Een ritje van drie kwartier. Omdat ik nog moest werken
sloeg ik het kopje koffie op de Grundschule
af, maar kon de verleiding niet weerstaan toen ik bij de rotonde de Aldi zag.
Ik nam een karretje, pakte vier flessen Westpoint, drie flessen perenschnapps,
twee flessen korn en twee flessen rum. Van onbestemde merken, dat wel, maar
alles bij elkaar nog geen negentig euro.
Het
gerammel van de flessen op de bijna lege parkeerplaats klonk inderdaad wat
gênant om kwart voor negen ’s ochtends, maar de enkele huisvrouw die ik groette
liet niks blijken. Met een brede grijns reed ik over de A7 terug naar
Slochteren, laadde de boel in de schuur en sloeg aan het schrijven. Om een uur
of twee schonk ik me een perenborreltje in, verwelkomde de oudste die net van
school kwam en zei hem dat hij de plantjes in de kas water moest geven: ,,En
vergeet niet de deur een beetje open te laten. Voor de bijen.’’