Ik ben op de weg terug naar huis na een raadsvergadering in
Loppersum. Die duurde tot één minuut voor tien. Dat had in mijn beleving een
uur sneller gekund, dus ik zet het gas erop. Zo werkt dat. Als je denkt dat
iets te veel tijd heeft gekost, dan wil je dat goed maken.
Alsof dat kan.
Maar we doen wel vaker alsof iets kan.
De haas rent zigzaggend door de berm en duikt even later,
tot mijn opluchting, het donker in. Het duurt niet heel lang als ik verderop
een nieuwe haas zie. Ook die begint te rennen, kruist voor me de weg over,
sprint een tijdje aan de andere kant mee en zoeft opnieuw voor me langs. Ik ga
langzamer rijden en ook dit exemplaar verdwijnt in het donker en als ik weer
voor me kijk staat haas nummer drie al in de startblokken. Ik word er een
beetje zenuwachtig van.
Rustig aan mensen, denk ik, als ook dit diertje het op een
lopen zet en van links naar rechts door de berm snort, even dicht bij mijn
wielen komt en, verrassend, opeens stil zit, met de rug naar de weg toe, op de
rand van de sloot en net doet alsof er helemaal geen auto is, nooit geweest ook.
Ik vraag me af wat de hazen van mijn wagen vinden. Ik
bedoel, ik weet dat zij hazen zijn, maar weten zij wat ik ben, dat ik in een
Volvo rijd? Is onze ontmoeting voor hen een soort Close Encounters of the Third Kind?
Je kunt niet zeggen dat ik ze ongemoeid laat, anders zouden
ze niet als gekken beginnen te rennen. Dan vraag ik me af wat ze na het
sprintje doen, hoe het ze deze nacht verder zal vergaan, of het een spelletje
voor het slapen was, of ze dat bij elk voertuig doen en hoeveel hazen er
eigenlijk wel niet zijn in ’t Roegwold en of het wel hazen zijn en geen
konijnen en wat voor andere dieren er allemaal huishouden en ik realiseer me
dat ik toch bar weinig weet van het gebied waar ik woon en werk.
Ik las dat de haas het allerstoerste beest is van de polder. Als een haas een mens was, dan zat hij onder de tattoos en reed hij op een motor (...). Er is geen ruiger beest dan de haas. Een haas kent ook geen angsten, hij is een Hell Angel, zit onder de littekens omdat-ie altijd knokt met andere hazen zonder angst.
BeantwoordenVerwijderenDit ongeveer schrijft boswachter Arjan Postma, in zijn boek Buiten (gaat over gebieden waar wij wonen en werken).