maandag 25 januari 2016

Een haas rent naast me. Ik rij met een gangetje van 80 over een B-weg, vanaf het Afwateringskanaal richting Slochteren, door ’t Roegwold, het gebied dat de mens zogenaamd terug heeft gegeven aan de natuur. Wat natuurlijk niet zo is, want als je maar lang genoeg niks aan een gebied doet, wordt alles vanzelf weer natuur.

Ik ben op de weg terug naar huis na een raadsvergadering in Loppersum. Die duurde tot één minuut voor tien. Dat had in mijn beleving een uur sneller gekund, dus ik zet het gas erop. Zo werkt dat. Als je denkt dat iets te veel tijd heeft gekost, dan wil je dat goed maken.

Alsof dat kan.

Maar we doen wel vaker alsof iets kan.

De haas rent zigzaggend door de berm en duikt even later, tot mijn opluchting, het donker in. Het duurt niet heel lang als ik verderop een nieuwe haas zie. Ook die begint te rennen, kruist voor me de weg over, sprint een tijdje aan de andere kant mee en zoeft opnieuw voor me langs. Ik ga langzamer rijden en ook dit exemplaar verdwijnt in het donker en als ik weer voor me kijk staat haas nummer drie al in de startblokken. Ik word er een beetje zenuwachtig van.

Rustig aan mensen, denk ik, als ook dit diertje het op een lopen zet en van links naar rechts door de berm snort, even dicht bij mijn wielen komt en, verrassend, opeens stil zit, met de rug naar de weg toe, op de rand van de sloot en net doet alsof er helemaal geen auto is,  nooit geweest ook.

Ik vraag me af wat de hazen van mijn wagen vinden. Ik bedoel, ik weet dat zij hazen zijn, maar weten zij wat ik ben, dat ik in een Volvo rijd? Is onze ontmoeting voor hen een soort Close Encounters of the Third Kind?

Je kunt niet zeggen dat ik ze ongemoeid laat, anders zouden ze niet als gekken beginnen te rennen. Dan vraag ik me af wat ze na het sprintje doen, hoe het ze deze nacht verder zal vergaan, of het een spelletje voor het slapen was, of ze dat bij elk voertuig doen en hoeveel hazen er eigenlijk wel niet zijn in ’t Roegwold en of het wel hazen zijn en geen konijnen en wat voor andere dieren er allemaal huishouden en ik realiseer me dat ik toch bar weinig weet van het gebied waar ik woon en werk.

1 opmerking:

  1. Ik las dat de haas het allerstoerste beest is van de polder. Als een haas een mens was, dan zat hij onder de tattoos en reed hij op een motor (...). Er is geen ruiger beest dan de haas. Een haas kent ook geen angsten, hij is een Hell Angel, zit onder de littekens omdat-ie altijd knokt met andere hazen zonder angst.
    Dit ongeveer schrijft boswachter Arjan Postma, in zijn boek Buiten (gaat over gebieden waar wij wonen en werken).

    BeantwoordenVerwijderen