Ik sta steeds meer
in de stand dat boeken gewoon gelezen moeten worden. Wat de schrijver daarnaast
doet, in zijn privéleven, of wat hij hier of daarvan vindt, is minder
interessant. Het werk, daar gaat het om. Al zijn de oeuvre’s van voornoemde
auteurs dermate met hun wezen verbonden dat een grens daartussen moeilijk is
aan te geven. Maar had ik ze willen spreken?
Alleen bij Tepper
is dat twee keer gebeurd. Die ontmoetingen had ik niet willen missen, al heb ik
uit zijn boeken meer over hem gehaald dan in die korte gesprekken en stond hij
bij de laatste keer al met een been in het graf.
Knausgård leeft nog,
al twijfelde ik enorm of ik hem wilde zien. Ik wist dat hij naar Groningen
kwam, kaarten reserveren deed ik niet. Als de chef kunst mij niet had gevraagd
of ik er heen zou willen, voor de krant, was ik ook niet gegaan. Maar hij vroeg
me wel. Dus ging ik.
Dat was zondag.
In een
uitverkochte Der Aa-kerk in stad.
Omdat de man een
zesdelige cyclus over zijn leven had voltooid, 3800 pagina’s, had ik geen idee
wat ik nog van hem zou willen weten. Het belangrijkste, zijn geschriften en
meer nog zijn verhouding tot de literatuur en de mentaliteit – zoals ook Tepper
die had – dat eigenlijk alles in het leven ondergeschikt zou moeten zijn aan
het schrijven, waren een feest der herkenning. Behalve wat kleine dingetjes,
die me niet verbaasden, leverde het interview weinig verrassende zaken op. Daarbij
bleek hij in de anderhalf uur, exclusief pauze, ongeveer de gewoonste mens
ooit.
En toch.
Toen ik een half
uur voor aanvang de kerk binnenkwam sleurde de organisatrice me direct mee:
,,Ik leid je meteen naar je plek.’’
Die bleek op de
eerste rij: ,,Daar zit jij’’, zei ze gedecideerd, ,,daar Kester en naast jou Knausgård.’’
Dat leek me
onwaarschijnlijk omdat hij immers moest optreden, maar inderdaad: bij
binnenkomst ging hij naast mij zitten. Hij knikte me toe en ik zei ‘Hello’ en
terwijl de organisatrice de avond inleidde zaten we even naast elkaar en
raakten onze bovenarmen elkaar. Dichterbij een schrijvend voorbeeld ben ik
nooit gekomen.
Dat deed me wel iets.
Al bleef het daar natuurlijk
bij, want verder dan luisteren kom je op zo’n manifestatie niet. Zo’n man wordt
geleefd tijdens zo’n avond en je moet nooit de illusie hebben dat je bij zoiets
een vriendschap voor het leven begint.
Er is nog een
reden waarom je nooit naar lezingen van succesvolle auteurs moet gaan. Terwijl Knausgård
in de rust signeerde en rijen fans stonden te wachten op een krabbel in een van
de zes delen van Mijn Strijd, kwam een mij bekende vrouw naast me staan. Ze
glimlachte: ,,Zover ben jij nog niet hé?’’
Dat beaamde ik.
,,Of schrijf jij
ook’’, vroeg de niet onknappe jongedame die rechts van mij stond.
Ook dat beaamde ik.
,,Hoe heet jij
dan?’’
,,Herman Sandman.
Waarschijnlijk nog nooit van gehoord.’’
,,Nee. Hoe spel je
dat? Ga ik thuis wel even googelen.’’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten