donderdag 28 januari 2016

Op weg van Groningen naar Slochteren, zie ik ter hoogte van Engelbert een fietser van rechts komen. Onmiddellijk gaan de alarmbellen rinkelen. Ik stel me voor hoe de man doorrijdt en hoe ik een klap voel en hij onder mijn voorwielen glijdt en het bedoelde leven tot stilstand komt. Hoe ik zou schrikken en uitstappen, niet durven kijken en ik in korte tijd omringd zou zijn door mensen, politie, ambulances en hoe alles zou veranderen, niet alleen van deze dag, maar van alle dagen en ik denk aan alles wat je maar kunt verzinnen bij het idee van een ongeluk.

Zoals ik dat bij zowat elke fietser denk die van links of rechts komt, en bij elke vrachtauto die in de verte op de andere weghelft mijn kant op komt. Zelfs bij een spoorwegovergang stel ik me voor wat zou gebeuren als ik probeer nog net onder de dalende spoorbomen door te komen en wat ik me dan nog meer voorstel is dat als je in de nasleep van zo’n ongeluk met fietser, auto, vrachtwagen of trein zit, je graag zou willen dat het ongeluk niet was gebeurd en de dag verder zou zijn verlopen zoals je had gepland, dat je gewoon je weg vervolgde naar huis, de deur opende, je een glas wijn inschonk, je kroost achter de Playstation begroette en begon met eten koken. Zoals ik vandaag heb gedaan, omdat de fietser keurig stopte.

woensdag 27 januari 2016

Wat heb ik vandaag gedaan? Opstaan, broodje smeren en thee zetten en melk inschenken. Voor twee personen, omdat de een op school broodje kreeg, hij mocht zelfs in pyama heen. Daarna ruimde ik de vaatwasser uit en weer in, maakte een broodtrommel klaar met een bidon met Karvan Cevitam, pakte de tas in van de ander, poetste tanden, zette de droger aan en bracht de jongste naar school. Op de terugweg ging ik bij de supermarkt langs, kocht Nesquik chocopops, melk, twee flesjes vissaus, schnitzels, spruiten, sperziebonen, een pakje jachtsaus, boter, salami, twee komkommers, hygiënedoekjes en een pak wc-papier.

Bij terugkomst zette ik de grijze container buiten, maakte koffie en deed mijn laptop aan. Ook ging ik nog even stofzuigen omdat ik bij het leegschrapen van de pannen knoeide toen ik hutspot in de vuilniszak wilde vegen. Ik haalde een lapje over het gasfornuis, daar zat een bruine aangebrande vlek en ik deed mijn pyama aan. Toen ging ik zitten schrijven, aan het boek over Milko Djurovski. De basis van het verhaal staat al, maar ik ga in maart naar Belgrado, onder meer om hem te interviewen en ik moet vragen bedenken. Die haal ik uit wat ik heb. Of beter: wat ik nog niet heb.

Ik at bij de koffie een broodje met chocopasta. Dat had ik per ongeluk gesmeerd voor de zoon die op school ontbeet. Toen moest ik naar de wc, poepen, checkte Twitter en keek porno (grapje). Omdat ik toch achter de tafel weg was, ging ik me meteen scheren. Het apparaat zette ik eerst op vijf millimeter voor mijn wenkbrauwen en toen op een halve millimeter voor mijn gezicht. Daarna ging ik weer een uurtje werken, stapte onder de douche, deed de douchekop daarna in een bak met azijn om te ontkalken en reed naar school om de jongste op te halen.

Zoals altijd op woensdagmiddag bakte ik voor hem twee eitjes en maakte voor mezelf een blikje soep warm. Hij nestelde zich vervolgens achter de Playstation, ik kroop nog even achter de computer, belde een vriend terug wiens oproep ik had gemist, oefende een half uurtje op gitaar en ging eten koken. Ze moesten beide sporten vanavond dus ik wilde om vier uur het eten klaar. Na het sporten krijgt niemand er een hap door, dus dan maar van te voren. Mits op tijd is dat beter. Terwijl ik de spullen voor het eten pakte, noteerde ik de naam van R.L. Burnside als diegene waarvan ik op korte termijn een cd wil kopen.

Ik schilde aardappels, zette sperziebonen en spruitjes zachtjes op en verwelkomde de oudste die thuiskwam. Even later liet ik boter warm worden, deed de schnitzels in de pan, roerde het zakje jachtsauspoeder met 250 milliliter water en zette ook dat zachtjes op het vuur. Na twintig minuten zei ik dat alle apparatuur uit moest omdat we gingen eten. De jachtsaus, een probeersel, vonden ze vies, maar de heren aten toch hun bord leeg.

Ik ging naar het washok en legde voor ieder een stapeltje sportkleren klaar. De jongste werd om vijf uur opgehaald en een kwartier later stapte ik met de oudste in de Audi, haalde zijn teamgenoot op en reed de twee naar de sporthal in Hoogezand. Ik liep via de zijkanten van het speelveld naar de tribune, keek een minuutje of twintig en liep toen weer naar buiten, naar het nabijgelegen voetbalveld waar de jongste in de regen aan het trainen was. Dat was om half zeven afgelopen.

Ik nam hem en zijn teamgenootje en beste vriend, die in ons dorp aan de Hoofdweg woont, mee, zette de jongen af en reed door naar huis. Daar liep mijn vrouw door de gang te telefoneren en na een knikje ging ik naar de slaapkamer en deed mijn pyama aan. Ik sommeerde de jongste dat ook te doen. Hij had nog honger, dus maakte ik hem een kommetje chocopops. We keken naar According to Jim, Two and a half men, the Big Bang Theory, onderwijl de oudste weer van hockey terugkwam en na nog een broodje met kaas was het voor de jongste tijd om te gaan slapen. Ik bracht hem naar zijn kamer, zei dat hij nog even mocht lezen, keerde terug naar de bank, waar de oudste zich naast mij nestelde met zijn werkboek Nederlands. Ik zette de laptop aan en schreef dit stukje.

dinsdag 26 januari 2016

Een man en vrouw lopen op straat, hand in hand. Ik zie ze als ik op weg ben om mijn zoon van school te halen. Het is dinsdagmiddag half drie. Ik kijk nog eens naar het stel. Overdreven, is mijn eerste gedachte. Dat is mijn probleem. Ik kan het zelf niet. Mijn vrouw probeert het soms, die enkele keer dat we samen winkelen. Dan pakt ze mijn hand en zegt ‘gezellig, hé’ en dat meent ze ook. Maar dan kijk ik onmiddellijk of andere mensen het zien. Ik schaam me, terwijl het doodnormaal is. Dat is mijn probleem. Ik heb moeite emoties te tonen. Althans, liefde. Boos zijn gaat me goed af. Maar laten zien dat je van iemand houdt, dat ik van mijn vrouw hou, of gewoon, dat we bij elkaar horen, dat je blij met iemand bent, daarvan heb ik zoiets: dat hoef ik niet te laten zien, want dat is zo. Dan hoef ik dat niet te benadrukken. De man en vrouw doen het wel. Die hebben daar geen problemen mee. Die lopen hand in hand, omdat ze dat willen. Even voordat ik afsla, richting de school van mijn zoon, zie ik dat ze even naar links kijken, naar rechts, weer naar links, de weg oversteken en het ziekenhuis binnengaan.

maandag 25 januari 2016

Een haas rent naast me. Ik rij met een gangetje van 80 over een B-weg, vanaf het Afwateringskanaal richting Slochteren, door ’t Roegwold, het gebied dat de mens zogenaamd terug heeft gegeven aan de natuur. Wat natuurlijk niet zo is, want als je maar lang genoeg niks aan een gebied doet, wordt alles vanzelf weer natuur.

Ik ben op de weg terug naar huis na een raadsvergadering in Loppersum. Die duurde tot één minuut voor tien. Dat had in mijn beleving een uur sneller gekund, dus ik zet het gas erop. Zo werkt dat. Als je denkt dat iets te veel tijd heeft gekost, dan wil je dat goed maken.

Alsof dat kan.

Maar we doen wel vaker alsof iets kan.

De haas rent zigzaggend door de berm en duikt even later, tot mijn opluchting, het donker in. Het duurt niet heel lang als ik verderop een nieuwe haas zie. Ook die begint te rennen, kruist voor me de weg over, sprint een tijdje aan de andere kant mee en zoeft opnieuw voor me langs. Ik ga langzamer rijden en ook dit exemplaar verdwijnt in het donker en als ik weer voor me kijk staat haas nummer drie al in de startblokken. Ik word er een beetje zenuwachtig van.

Rustig aan mensen, denk ik, als ook dit diertje het op een lopen zet en van links naar rechts door de berm snort, even dicht bij mijn wielen komt en, verrassend, opeens stil zit, met de rug naar de weg toe, op de rand van de sloot en net doet alsof er helemaal geen auto is,  nooit geweest ook.

Ik vraag me af wat de hazen van mijn wagen vinden. Ik bedoel, ik weet dat zij hazen zijn, maar weten zij wat ik ben, dat ik in een Volvo rijd? Is onze ontmoeting voor hen een soort Close Encounters of the Third Kind?

Je kunt niet zeggen dat ik ze ongemoeid laat, anders zouden ze niet als gekken beginnen te rennen. Dan vraag ik me af wat ze na het sprintje doen, hoe het ze deze nacht verder zal vergaan, of het een spelletje voor het slapen was, of ze dat bij elk voertuig doen en hoeveel hazen er eigenlijk wel niet zijn in ’t Roegwold en of het wel hazen zijn en geen konijnen en wat voor andere dieren er allemaal huishouden en ik realiseer me dat ik toch bar weinig weet van het gebied waar ik woon en werk.

donderdag 21 januari 2016

Terwijl ik luister naar de gemeenteraad van Bedum die drie moties aanneemt in aanloop naar het debat in de Tweede Kamer van volgende week over het MJP van de NGC, zie ik op mijn laptop op de DvhN-site dat een collega een bericht heeft gemaakt over het gitzwarte beeld van de woningmarkt in aardbevingsgebied.
Terwijl iedereen de mond vol heeft van terugkeer van vertrouwen in de NAM en de politiek, neemt de wanorde in Noord-Groningen eigenlijk alleen maar toe. We mogen zo langzamerhand wel concluderen dat een heel landsdeel aan zijn lot overgelaten wordt.
Terwijl de lokale politici pogingen doen de landelijke collega's zoveel mogelijk van munitie te voorzien denk ik: hou maar op, het wordt gewoon niks. Buiten Groningen interesseert het niemand een bal.

woensdag 20 januari 2016

Etentje gehad met redactie Groningen van DvhN. Op een schip. Om daar te komen moest je over een ander schip. Daarvan was het dek glad. Je zal op dat ene schip wonen, dacht ik. Steeds volk over je dek, dat naar het etentjeschip loopt. Maar we vielen niet in het water. En het eten was lekker. Quiche, met gehaktballetjes in tomatensaus, couscous, veldsalade en een toetje na. Mooi schip ook van binnen. Oude klipper waar ze nog steeds mee varen en af en toe zelfs wedstrijden en dan moeten ze heen vijf zakken mest meenemen en terug bloemen. Iets met vroeger. Want het schip was heel oud. Het was eerst kort, toen is het verlengd en daarna weer ingekort, weer verlengd en dat nog een paar keer zodat ik niet meer wist of we nu op de korte versie zaten of de lange. Kort, zei iemand, ik weet niet wie. Ik nam bij het eten een Berenburg, toen een wijntje en toen een Fanta en tot slot koffie. Ik was immers met de auto. Mijn vrouw zou vroeg thuis zijn, maar dat was ze niet, dus kon ik niet met de bus. Achteraf goed, denk ik. Want het was glad, ook toen we weer van de boot afgingen. De doorgaande wegen waren verder droog. Toen ik thuis kwam ging mijn vrouw net naar bed. Ik zette me voor de buis en keek verder naar de docu over Keith Richards. Daarbij dronk ik een pilsje en een whisky. Dat heet bij mij een Greek Head Bunk en er is nog één iemand op de wereld die dat snapt.

dinsdag 19 januari 2016

Is het verstandig om je schrijvende voorbeelden te ontmoeten? De meeste waaraan ik mij spiegel zijn dood; zonder uitzondering zelfmoord. Ernest Hemingway, Hunter Thompson, David Foster Wallace, Nanne Tepper. Andere grootheden wier werk ik met enige regelmaat herlees, zoals Joseph Roth, Tip Marugg en Charles Bukowksi, hebben zich min of meer dood gezopen.

Ik sta steeds meer in de stand dat boeken gewoon gelezen moeten worden. Wat de schrijver daarnaast doet, in zijn privéleven, of wat hij hier of daarvan vindt, is minder interessant. Het werk, daar gaat het om. Al zijn de oeuvre’s van voornoemde auteurs dermate met hun wezen verbonden dat een grens daartussen moeilijk is aan te geven. Maar had ik ze willen spreken?

Alleen bij Tepper is dat twee keer gebeurd. Die ontmoetingen had ik niet willen missen, al heb ik uit zijn boeken meer over hem gehaald dan in die korte gesprekken en stond hij bij de laatste keer al met een been in het graf.

Knausgård leeft nog, al twijfelde ik enorm of ik hem wilde zien. Ik wist dat hij naar Groningen kwam, kaarten reserveren deed ik niet. Als de chef kunst mij niet had gevraagd of ik er heen zou willen, voor de krant, was ik ook niet gegaan. Maar hij vroeg me wel. Dus ging ik.

Dat was zondag.

In een uitverkochte Der Aa-kerk in stad.

Omdat de man een zesdelige cyclus over zijn leven had voltooid, 3800 pagina’s, had ik geen idee wat ik nog van hem zou willen weten. Het belangrijkste, zijn geschriften en meer nog zijn verhouding tot de literatuur en de mentaliteit – zoals ook Tepper die had – dat eigenlijk alles in het leven ondergeschikt zou moeten zijn aan het schrijven, waren een feest der herkenning. Behalve wat kleine dingetjes, die me niet verbaasden, leverde het interview weinig verrassende zaken op. Daarbij bleek hij in de anderhalf uur, exclusief pauze, ongeveer de gewoonste mens ooit.

En toch.

Toen ik een half uur voor aanvang de kerk binnenkwam sleurde de organisatrice me direct mee: ,,Ik leid je meteen naar je plek.’’

Die bleek op de eerste rij: ,,Daar zit jij’’, zei ze gedecideerd, ,,daar Kester en naast jou Knausgård.’’

Dat leek me onwaarschijnlijk omdat hij immers moest optreden, maar inderdaad: bij binnenkomst ging hij naast mij zitten. Hij knikte me toe en ik zei ‘Hello’ en terwijl de organisatrice de avond inleidde zaten we even naast elkaar en raakten onze bovenarmen elkaar. Dichterbij een schrijvend voorbeeld ben ik nooit gekomen.

Dat deed me wel iets.

Al bleef het daar natuurlijk bij, want verder dan luisteren kom je op zo’n manifestatie niet. Zo’n man wordt geleefd tijdens zo’n avond en je moet nooit de illusie hebben dat je bij zoiets een vriendschap voor het leven begint.

Er is nog een reden waarom je nooit naar lezingen van succesvolle auteurs moet gaan. Terwijl Knausgård in de rust signeerde en rijen fans stonden te wachten op een krabbel in een van de zes delen van Mijn Strijd, kwam een mij bekende vrouw naast me staan. Ze glimlachte: ,,Zover ben jij nog niet hé?’’

Dat beaamde ik.

,,Of schrijf jij ook’’, vroeg de niet onknappe jongedame die rechts van mij stond.

Ook dat beaamde ik.

,,Hoe heet jij dan?’’

,,Herman Sandman. Waarschijnlijk nog nooit van gehoord.’’

,,Nee. Hoe spel je dat? Ga ik thuis wel even googelen.’’

vrijdag 15 januari 2016

De kleine autohandel blijft me verbazen. Een wonder van efficiëntie bij het ophalen van de Ford. Even over 5 weer twee mensen bij de deur. De drie delen van het kenteken op de motorkap, via een soort iPhone werd de overschrijving geregeld en na het overhandigen van het vrijwaringsbewijs kreeg ik 7 briefjes van 50 overhandigd. Het verschil: er was een vrouw bij. Terwijl zij de administratieve handelingen verrichtte keek ik met open mond naar haar lange paarse nagels, die als een razende over het schermpje vlogen. Zij beheerde ook het geld en betaalde uit.
De transactie hebben we met ons gezin en opa en oma op zijn Oost-Gronings gevierd: ik heb voor 50 euro Chinees gehaald.

donderdag 14 januari 2016

Alles wat er kwam vanochtend om tien uur, geen koper. Terwijl ik het de meneer duidelijk hoorde herhalen: Tienoer. Om vijf voor half elf smste ik ‘Kom je nog?’

Geen reactie.

Vijf minuten later: ‘Je zou toch voor de Ford komen, hadden we afgesproken.’

Geen reactie.

Vijf minuten later: ‘Als ik over tien minuten niks hoor ben ik weg.’

Geen reactie.

Tien minuten later: ‘Ik zit hier driekwartier te wachten. Je reageert niet, geen telefoontje, niks, de auto gaat naar de volgende.’

Vijf minuten later berichtje terug: ‘Ik kom om twaalf uur, goed?’

Ik: ‘Nee, ik moet aan het werk.’

Telefoon. Iets met net wakker en mijn telefoon bij mijn zoon, maar wil auto nog steeds hebben, prijs geen probleem, is akkoord en ,,Kan ik om vijf uur komen? Tussen vijf en zes? Kunnen vrijwaring direct regelen, hebben zelf garage, alles oké.’’

Ik twijfelen, nu ja, goed, doe maar, terwijl ik ondertussen andere kopers in de wacht zette, alsof ik leeuwen bij een net gedode buffel probeerde weg te houden.

Om vijf uur was ik er klaar voor en om kwart voor zes een telefoontje: ,,Kunnen we nu komen?’’

,,Eh ja, ik zit eigenlijk al drie kwartier te wachten, dus ja, kom maar.’’

De twee mannen keken even naar de auto en waren eigenlijk alleen geïnteresseerd in hoe de motor draaide. Daar zat toch een tikje in. Wist ik niet, achter het stuur hoorde je dat minder en dat tikje, ja, dat leverde in het donker bedenkelijke gezichten op. Terwijl ik dacht dat de vraagprijs akkoord was, begon toch het afdingen. Ik ging er in mee, want ik hoorde dat tikje ook en ik had geen zin aan nog meer volk bij huis.

,,Driehonderd, morgen ophalen?’’

,,Nee, 350. Minimum.’’

,,Tikje in de motor? Is probleem. Auto nu alleen voor onderdelen.’’

,,Dat zal, maar als jij hem niet neemt bel ik direct de volgende. Ik heb zestien man die de vraagprijs bieden.’’

We hadden een deal. Die naar ik dacht meteen kon worden afgerond, maar nee, want vrijwaring moest op de zaak. Of ik daar heen kon rijden morgen? Brachten zij me terug. Nou nee, heb ik geen zin aan. Dus komen ze morgen weer. Met vrijwaringsbewijs en geld. Om vijf uur.

woensdag 13 januari 2016

Marktplaats ontploft en ik begrijp er niks van. Het zit zo: we hebben twee auto’s. De een, een Volvo, is na de zomer gekocht, de ander, een Ford, hebben we al een aantal jaren. Van de laatste doen de remmen raar. Weet niet wat er mee aan de hand is. Iets, denk ik. Als je remt voelt het soms of je met je voet op een zak houtsnippers drukt. Dat is een paar seconden zo, daarna gaat het weer goed. Misschien lucht in de leidingen, weet ik veel, ik heb er geen verstand van. Kunnen we laten maken, doen we niet. Soms voel je dat de tijd is gekomen afscheid te nemen van een auto en dat hebben we met de Ford.

Dus heb ik vandaag een andere gekocht, een Audi, heel blij mee, leuke auto, niet spectaculair, maar Duitse degelijkheid, zo van: alles zit er op en eraan en ding ziet er erg netjes uit, te mooi om te laten lopen en dus dacht ik: ik zet de Ford meteen te koop op internet. Zit nog APK op tot juni en auto is verder prima, tot aan vandaag gewoon gebruikt, edoch: meeneemprijs vanwege die remmen. Doen we niet moeilijk over, weg is weg.

De advertentie stond er nog geen vijf minuten op, of telefoon. Van iemand uit Uithoorn. Waar Slochteren lag. Is ver weg, ja. De meneer bleek niet de enige. Nog meer telefoontjes, appjes, sms-jes.

Het waren geen mannen die luisterden naar de naam Jan, Piet of Klaas, het Groot Dictee der Nederlandse Taal zullen ze nooit winnen, maar ze klonken dolenthousiast. Alsof ik goud in de aanbieding had.

Het is dat ik eind van de middag weg moest, anders had ik zo zes, zeven man bij de deur gehad. Iedereen wilde meteen langskomen. Of ik hem vast wilde houden voor die en die. Ik bied dit en ik bied dat en terwijl ik vanavond elders was, om te praten over de volgende stap richting het boek over Milko Djurovski, zag ik via de Phone de een na de ander een bod doen op de Ford.

De situatie is nu zo dat er morgen om tien uur iemand langskomt, er staat iemand in de wacht en ik kreeg net een sms-je van iemand die zei dat hij ook op het vinkentouw blijft en niet eerder dan zaterdag kan en gewoon de vraagprijs biedt, mochten de anderen willen afdingen. Dat ik dat even wist. Onderwijl heb ik de meneer uit Uithoorn al moeten teleurstellen en een stuk of wat andere. Er stond zelfs een smeekbede op de sms. Met de kreet: gun mij die auto.

Nog niet zo lang geleden had ik een Land-Rover, 109 serie III in de aanbieding. Weet niet hoe lang die te koop heeft gestaan. Maanden. Twee keer in prijs gezakt. Geen hond in geïnteresseerd, terwijl dat een heel wat interessantere auto is dan zo’n Ford. Voor die laatste heb ik binnen een paar uur echter meer reacties gekregen dan op de open brief aan Henk Kamp op deze blog en ik durf nauwelijks nog naar mijn telefoon te kijken, bang voor weer een gretige en wanhopige koper.

Ik zeg net tegen mijn vrouw: ik mis iets.

dinsdag 12 januari 2016

Hoe we het ook wenden of keerden, mijn vrouw en ik ontkwamen er vanavond niet aan dat de zonen een paar uurtjes alleen thuis moesten zijn. Zij had een mr-vergadering en nog iets en ik had de Nieuwjaarsreceptie van de gemeente Bedum. Die van Loppersum moest ik al laten lopen vanwege de verjaardag van de jongste en ik kon deze niet ook nog aan me voorbij laten gaan.

Het probleem is dat je dan niet echt lekker op zo’n receptie staat. Ik was om vijf uur weggegaan, arriveerde er om half zes en je kletst wat, je grapt wat en je pakt een biertje en een bitterbal. Je luistert naar de burgemeester en de voorzitter van de bedrijvenvereniging en normaliter zou je als een dolle gaan netwerken (‘verder nog nieuws’, maar wetende dat er thuis twee jongetjes zitten, een van 12 en een van 8, eigenlijk net te jong, ik bedoel: er zal wat gebeuren, was ik er met de gedachten niet of nauwelijks bij.

De eerste de beste gelegenheid –en dat was drie seconden nadat de beide speeches waren afgelopen – besloot ik om toch weer huiswaarts te gaan. Dat had niks te maken met de sfeer in het gemeentehuis Bedum. Het voelt gewoon waardeloos en ik ben dan ook wel zo iemand bij wie de meest zwarte doemscenario’s door het hoofd spoken.

Van: ik krijg autopech in het niemandsland tussen Ten Post en Stedum (ik nam ik weet ook niet waarom niet de meest logische route) en de mobiele telefoon is leeg, tot: er valt een vrachtwagen van een viaduct bovenop de ringweg waar ik net rij, ik morsdood dus en mijn vrouw overkomt eveneens iets gruwelijks en dan zitten onze zoons te wachten op hun papa en mama die nooit meer thuiskomen.

Je moet dan uitkijken dat je niet als een dolle gaat rijden, met de kans dat het doemscenario selffulfilling prophecy wordt, maar het gaf al rust om weer naar huis te rijden.

Bij wijze van geruststelling had ik eerder op de avond gebeld en gesmst met de oudste. Die had zijn mobieltje naar goed gebruik echter niet aanstaan en reageerde nergens op en ik reed alweer op het Slochterdiep toen mijn Phone ging. Die zei: Hunter, maar het was Reyer. Alles goed thuis, hij was net met de Playstation gestopt, verveelde zich en dacht: ik bel papa. Hij zei letterlijk: even op zoek naar een teken van leven. Ik kon hem op mijn beurt op zijn gemak stellen door te melden dat ik binnen een kwartier thuis was en dat was ook zo.

Waarna ik me voor heb genomen om dit niet meer te doen. Een van ons moet thuis zijn. Simpel. Omdat ik van alles ben: mens, verslaggever, schrijver, partner, vriend, maar eerst en vooral: vader.

donderdag 7 januari 2016

Inkopen gedaan voor de verjaardag van onze jongste zoon Reyer, die morgen negen jaar wordt. De familie en enkele goede vrienden komen na werktijd langs, rond de klok van vijf. Aldus stond op het lijstje: kilo karbonade, een prei, 500 gram droge bonen, pakje groentesoep, roggebrood, bacon, want ze hadden geen katenspek meer; drie blikken bonen, pakje Honig-mix voor chili con carne, een rode paprika, kilo rundergehakt; pond tomaten, twee pakjes Tomaten cremesoep, kilo half-om-half gehakt, uien; 300 gram boterhamworst, twee potten augurken, 10 eieren, 2 ons rookvlees, twee metworsten, één chorizo-worst; drie zakken Dorito chips nachocheese flavor, Guacamole- en cheesedip, pak koffie, koffiemelk, Milka chocoladerepen, pak wc-papier, schoonmaakdoekjes, twee blikken knakworsten, blok kaas, twee komkommers, cherry tomaten, een kilo Franse frietjes voor in de frituur, twee flessen cassis, twee sinas, twee cola, vier pakken dubbelfris, twee pakken jus, vier flessen witte wijn, vier flessen rode wijn, een krat bier, voor twintig euro krasloten en een speciale FC Groningen-taart, gemaakt door een dorpsgenoot in de wijk achter ons. We zijn er klaar voor. Goede kans overigens dat ik morgen qua bloggen verstek laat gaan.

woensdag 6 januari 2016

Na twee weken kerstvakantie en nog eens twee dagen ijzelvrij en met een derde dag ijzelvrij in het verschiet mogen ze wat mij betreft de bedenker van Skype afknallen, een uurtje of wat nadat hij (of zij) door de knieëen is geschoten.

dinsdag 5 januari 2016

Het is om en nabij vijf uur als ik wakker ben. De waarschuwende berichten op social media maken dat ik niet goed slaap, omdat er vandaag iets gaat gebeuren. De eerste tweets onderstrepen dat. Voor het eerst sinds jaren, eigenlijk sinds 1987, ligt het dagelijks leven plat door ijzel. De wegen zijn zo glad dat mensen wordt afgeraden de deur uit te gaan. Echt in slapen komen lukt niet meer. Om de haverklap check ik berichten en naarmate ik meer berichten check wordt het duidelijker: dat gaat hem niet worden vandaag.

Het wachten is eerst op de berichten van de scholen. Of ze ijsvrij zijn of niet. De bevestiging komt even voor zevenen. Ik weet dan al dat ik thuis moet blijven. Al had ik best willen proberen op het werk te komen.

Ik loop naar de kamer, zet het koffiezetapparaat aan en start de laptop op. De wetenschap dat we niet de deur uit hoeven haalt de druk van de ochtend. Gewerkt moet er wel, meer precies een omvangrijke reportage voor de zaterdagkrant die af moet, maar daar heb ik de hele dag de tijd voor.

Een voor een druppelt de rest van het gezin de kamer in. De zoons nestelen zich met laptop op de bank, vrouw is aan het bellen. Ik proef in haar stem dat zij nog niet in de stand staat dat ze thuisblijft. Ondanks code rood. ,,Kan zijn dat we het tegen tien uur proberen’’, klinkt het. Even voor uw beeld: ze werkt bij een onderwijsorganisatie. Zowat alle scholen houden de deuren gesloten, zij gaat aan het werk. Daar ben ik het niet mee eens. Maar ik weet dat mijn tegenwerpingen (‘Het is spekglad op de weg!’, ‘Zowat iedereen blijft huis!’) van tafel worden geveegd. Als zij denkt dat ze moet, dan gaat ze.

Ik meld de krant dat ik thuis blijf, werk me gestaag door de ochtend, maak door het keukenraam een foto voor de website van het DvhN, check af en toe Twitter en mail. Ik begrijp dat er meer mensen die keuze hebben gemaakt, bijna iedereen en serveer de mannen rond het middaguur gehaktballetjes in satésaus en knakworsten. Zelf neem ik een kopje tomatensoep en vier broodjes met kaas.

Nadat de verbinding twee keer is weggevallen sommeer ik mijn zoons van internet te gaan. Ik moet werken dus ik heb het harder nodig. Dat leidt tot protesten, maar ze kunnen me wat. De heren moeten dankbaar zijn dat ze vandaag thuis zijn. Ik hoef geen gezeur. Om het half uur vragen ze of ze weer op internet mogen. Nee, dat wordt niet eerder dan een uur of vier.

,,Ga maar even iets anders doen’’, opper ik.

,,Wat dan?’’

,,Ja, dat hoef ik toch niet te verzinnen?’’

,,Zullen we naar buiten gaan’’, zegt de oudste tegen de jongste.

Ze gaan naar buiten.

,,Wel eerst tanden poetsen’’, roep ik. Het duurt even voordat dat gebeurd is, maar uiteindelijk gaan de mannen de deur uit. Ik zie ze op het gras, heel even en ik zie de jongste een paar keer binnenkomen en weer met een flesje naar buiten gaan. Met warm water maken ze een paadje op de oprit. Tot drie keer toe roep ik dat-ie de deur achter zijn kont dicht moet doen. Daarna nog twee keer. Hij snapt het niet of wil het niet snappen.

De oudste komt weer binnen: ,,Het is fokking koud.’’

,,Waar is die kleine?’’

,,Blijft nog even buiten.’’

Ik zie hem bij de vijver staan. Beukt met een schep op het ijs. Zuchtend loop ik naar de deur en leg hem uit dat dat niet handig is. De vissen bevinden zich in een soort slaapstand. Met een hartslag van één per minuut of zo. Elke schokgolf door het water kan voor hen dodelijk zijn. Hij begrijpt het en zegt dat-ie de motorkap van de Volvo ijsvrij heeft gemaakt.

,,Met die schep’’, vraag ik.

,,Ja.’’

maandag 4 januari 2016

Met hangen en wurgen een ruitenkrabber vinden, die bij de eerste de beste halen kapot breken, schuur en garage overhoop halen voor een spuitbus met ramenontdooivloeistof, die niet kunnen vinden en twintig minuten later de weg opgaan met half ontdooide spiegels en zijramen en geen zicht naar achteren omdat de achterruitverwarming van de Volvo het niet doet. Achteraf had ik de Ford moeten pakken, maar de ABS van die auto heeft kuren.

De hele kerstvakantie, twee weken lang, hebben we naar buiten gekeken, in de hoop op sneeuw. Die kwam niet, maar op de eerste werkdag van het nieuwe jaar wel.

De wereld ziet er mooi uit alstie wit is, maar niet als je twintig minuten later dan gepland weg wilt rijden en nog niet kunt, omdat de jongste zoon net weer naar binnen is gerend om handschoenen te pakken en je bezweet en verhit zit te toeteren dat-ie moet opschieten en de oudste zoon ondertussen de verwarming in de auto op dertig graden zet om de ramen met warmte van binnenuit schoon te krijgen en omdat ‘ik ijskoud ben’.

Tijd voor het kopje koffie om half negen op de lagere school van de jongste, bij wijze van nieuwjaarsgroet, is er niet. Hij moet zich maar even alleen redden. Als ik hem afzet weet ik immers al dat de oudste te laat op zijn, middelbare, school komt. Dat, meld ik hem, is vandaag niet zo erg. Als er een keer een goede reden is voor een verlate entree, dan is het op deze maandag. Hij zal niet de enige zijn, voeg ik er aan toe.

Meneer zit er niet mee. Is meer geïnteresseerd of ik een beetje kan slippen. Ook wil hij weten of we eten genoeg in huis hebben. Die vraag verrast me: ,,Hoezo?’’

,,Nou, voor als we ingesneeuwd raken.’’

,,Nee, daar had ik wel op gehoopt in de vakantie. Toen hadden we genoeg in huis om het een week of wat te kunnen volhouden.’’

,,Maar toen lag er geen sneeuw.’’

,,Nee, toen lag er geen sneeuw.’’