De dag was begonnen zoals dat wel vaker gaat hier. Om half
elf wist ik nog niet wat die dag zou brengen en om vijf over half elf kreeg ik
een smsje van Zora, die aan het hardlopen was, dat Bosko mij om half twaalf
wilde zien bij café La Martina, voor een afspraak met Nenad Bjekovic, de
trainer van Partizan Belgrado in het eerste jaar dat Milko daar speelde. Ik had
me gelukkig al gedoucht, kleedde me aan, pakte een schone blouse en schone
broek, controleerde mijn laptoptas, een soort draagbaar kantoor met alle
opladers, extra smartphone, usb-sticks en headphones en opschrijfboekjes, liep
naar de balie van het hotel en vroeg de man een taxi voor te laten komen.
‘Three minutes.’
‘Gwala’, zei ik. Dat betekent ‘bedankt’ in het Servisch, na
pivo het tweede woord dat ik in vijf dagen leerde, oh nee, er is ook nog een
derde, ‘svezde’, wat ster betekent. Als het over Rode Ster Belgrado gaat hoor
ik dat ook steeds.
Om tien voor half twaalf was ik bij La Martina dat in god
weet welke wijk van de witte stad ligt, om vijf voor half twaalf keek ik
geamuseerd toe hoe Bosko zijn enorme Mercedes tussen de andere auto’s langs de
kant van de weg wurmde. Waarna hij ‘one moment’ zei, via zijn smartphone
parkeergeld betaalde en we weer een moment later de eerste rakija voor de
kiezen hadden.
In gezelschap van Nenad Bjekovic. Een gedistingeerde man en
– wat me opvalt – al die oud-voetballers zien er nog zo goed uit. Ze zijn niet
vies van een borrel om het even op welk tijdstip, maar ze zijn in betere
conditie dan ik.
Onder het genot van een rakija of twee, Bjekovic aan de
whisky, volgens mij Jack Daniel’s, haalden we herinneringen op aan Milko’s tijd
bij Partizan en uit dat verhaal bleek dat de toenmalige coach hem precies
genoeg vrijheid gaf. Vrijheid die de jongste Djurovski vervolgens betaalde met
verantwoordelijkheid en beslissende doelpunten.
Het gesprek vond overigens niet plaats in La Martina, maar
in een piepklein aanpalend café dat een Partizan-café bleek. Bosko zei na een
dik uur ‘enough’, wat ik zelf ook wel vond en toen ik vroeg ‘en nu?’ zei hij
dat we zo een afspraak hadden met Dusan Savic, een andere crack uit de
glorietijd van het Servische voetbal.
Ter vergelijk: deze dagen in Belgrado voelen alsof ik met Willem
van Hanegem, Frank Rijkaard en Ruud Krol over Rob Rensenbrink zit te praten.
Bosko nam een foto van Bjekovic en mij en met de inmiddels
ook gearriveerde Zora liepen we naar een verderop gelegen restaurant, alwaar Savic
aanschoof. Ik gaf Zora mijn oortjes, sloot die aan op mijn iPhone, waarna de
voormalige spits zijn verhaal deed.
Inmiddels gewend aan de Servische gastvrijheid keek ik niet
gek op dat de volgende rakija voor mijn neus stond (elke ochtend in de spiegel
zie ik mezelf met bloeddoorlopen ogen) en dat tijdens het gesprek een lunch
werd voorgezet, met wederom veel vlees, waar hier en daar een bot uitstak en
toen bleek dat de ober voor Partizan brak de hel weer los.
Bosko zei dat Milko had gezegd dat hij ook iets slechts over
hem moest vertellen en dat deed hij ook. Een ervan is dat, in hun eerste jaren
bij Rode Ster, Bosko zijn jongere broer op pad stuurde om in Italië van het
zuurverdiende geld van Bosko kleren voor hun beiden te kopen. Jeans hadden ze
niet in Servië, dat kocht iedereen in Italië. Maar Milko zette met een vriend
de bloemetjes buiten in Rijeka en kwam voor de vorm met één spijkerbroek en één
T-shirt terug.
Van hetzelfde laken een pak toen Bosko twee weken op
trainingskamp was en Milko opdroeg de huur te betalen. Ook dat geld werd er
doorgejaagd. Hij ontkende dat eerst, maar toen de huurbazin bleef aandringen
moest hij kleur bekennen en huilde tranen met tuiten. Bosko: ,,Milko kon goed
huilen, oh, hij was dan zo zielig. Iedereen vergaf hem dan altijd alles, maar
ik kon wel mooi betalen. De hond.’’
Een kans om de lunch te betalen kregen we uiteraard niet en nadat
Bosko Savic en mij op de foto zetten, bracht laatstgenoemde, me in de auto van
zijn vrouw keurig naar mijn hotel. Waarna ik de volgende drie uur bezig was met
bijkomen van de lunch en het uitwerken van de interviews en ik om half zeven voor
Hotel Square Nine stond.
Daar pikte Bosko ons op voor een bezoek aan Ana Bekuta. Zeg de
Servische Barbara Streisand, een grootheid in de Joegoslavische folk en tussen
de opnamen van de volgende aflevering van de Servische Voice, of The Voice of
Servië, maar het programma heet ‘Svezde Grande’ wilde ze wel even met ons praten.
Dat hadden we gedacht.
Het liep – uiteraard – uit en Bekuta liet weten dat we nog
een uur moesten wachten. Er waren nog drie rondes, met een barrage en weet ik
wat al niet. Omdat we in gezelschap van Bosko waren zette een van de
productieassistenten drie stoelen aan de zijkant van het podium, vroeg wat we
wilden drinken – ik knikte voor rakija en kreeg oude witte wijn – en bezagen we
de wereld van de showbizz in Servië. Daarbij zat ik tussen twee uitersten, want
Zora, met haar undergroundattitude, vond het helemaal niks en Bosko vond het
geweldig. Ook voor hem was dit verblijf in de coulissen nieuw. Ik moest naast
hem zitten en hij wees me op allerlei mensen die hij goed kende en die een
‘friend’ waren.
In de jury zaten vogels van diverse pluimage. Vonden wij
Jacques J. d’Ancona al bijzonder, dit was alsof je een blik songfestivaldeelnemers
opentrok. Sterker, een van de juryleden hád ooit het songfestival gewonnen. Een
lesbienne met zigeunerbloed, werd me verteld. Daarnaast zag ik de Servische
Lady Gaga. Met borsten als ballonnen, haar dat leek op bijeengebonden
inktvisarmen en een zonnebril als twee aan elkaar gemonteerde zwarte
pleedeksels.
Uiteindelijk zat Bekuta naast me, spraken we zeven minuten,
waarbij ze pasklare oneliners debiteerde en stapten we, nadat ik de hand
schudde van alle Servische Martijn Krabbé’s en Wendy van Dijken, in de auto
richting centrum.
Waarmee een einde is gekomen aan vijf dagen Belgrado. Milko bleef
in geen velden of wegen te bekennen, maar zijn broer nam de honneurs meer dan
waar. Los van dat: nu ik in Belgrado ben geweest, de mensen heb gezien, vooral
zijn broer, begrijp ik ook dat mensen in Nederland, meer precies Groningen, nooit
hebben begrepen wat en wie hij was.
Alsof dat trouwens mogelijk is. Meer nog dan Gods wegen, zijn
die van de Rookmagiër ondoorgrondelijk. Of, zoals Bosko het verwoordde: ,,Hij
komt gewoon niet en wij knappen het allemaal weer voor hem op.’’
Milko kon niet naar Belgrado komen omdat hij moest werken.
Maar niemand, zelfs zijn broer niet, wist niet wat voor werk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten