Ook dit is wederom niet van mij, maar wel weer erg grappig: De Chili Jury
Texas Chili
If you can read the whole story without tears of laughter running down your cheeks then there's no hope for you.
NOTE: Please take time to read this slowly. If you pay attention to the first two judges, the reaction of the third is even better.
For those of you who have lived in Texas, you know how true this is. They actually have a Chili cook-off about the time the rodeo comes to town. It takes up a major portion of the parking lot at the Astrodome. The notes are from an inexperienced chili taster named Frank, who was visiting Texas from the East Coast:
"Recently, I was honored to be selected as a judge at a chili cook-off. The original person called in sick at the last moment and I happened to be standing there at the judge's table asking directions to the Budweiser truck, when the call came in. I was assured by the other two judges (Native Texa! ns) that the chili wouldn't be all that spicy and, besides, they told me I could have free beer during the tasting, so I accepted."
Chili # 1 Mike's Maniac Mobster Monster Chili
Judge # 1 -- A little too heavy on the tomato. Amusing kick.
Judge # 2 -- Nice, smooth, tomato flavor. Very mild
Judge # 3 (Frank) -- Holy shit, what the hell is this stuff? You could remove dried paint from your driveway. Took me two beers to put the flames out. I hope that's the worst one. These Texans are crazy.
Chili # 2 Arthur's Afterburner Chili
Judge # 1 -- Smoky, with a hint of pork. Slight jalapeno tang.
Judge # 2 -- Exciting BBQ flavor, needs more peppers to be taken seriously.
Judge # 3 -- Keep this out of the reach of children. I'm not sure what I'm supposed to taste besides pain. I had to wave off two people who wanted to give me the Heimlich maneuver. They had to rush in more beer when they saw the look on my face.
Chili # 3! Fred's Famous Burn Down the Barn Chili
Judge # 1 -- Excellent firehouse chili. Great kick. Needs more beans.
Judge # 2 -- A beanless chili, a bit salty, good use of peppers
Judge # 3 -- Call the EPA. I've located a uranium spill. My nose feels like I have been snorting Drano. Everyone knows the routine by now. Get me more beer before I ignite. Barmaid pounded me on the back, now my backbone is in the front part of my chest. I'm getting shit-faced from all of the beer.
Chili # 4 Bubba's Black Magic
Judge # 1 -- Black bean chili with almost no spice. Disappointing.
Judge # 2 -- Hint of lime in the black beans. Good side dish for fish or other mild foods, not much of a chili.
Judge # 3 -- I felt something scraping across my tongue, but was unable to taste it. Is it possible to burn out taste buds? Sally, the barmaid, was standing behind me with fresh refills. That 350-lb. bitch is starting to look HOT-just like this nuclear waste I'm eating. Is chili an aphrodisiac?
Chili # 5 Linda's Legal Lip Remover
Judge # 1 -- Meaty, strong chili. Cayenne peppers freshly ground, adding considerable kick. Very impressive.
Judge # 2 -- Chili using shredded beef, could use more tomato. Must admit the cayenne peppers make a strong statement.
Judge # 3 -- My ears are ringing, sweat is pouring off my forehead and I can no longer focus my eyes. I farted and four people behind me needed paramedics. The contestant seemed offended when I told her that her chili had given me brain damage. Sally saved my tongue from bleeding by pouring beer directly on it from the pitcher. I wonder if I'm burning my lips off.
It really pisses me off that the other judges asked me to stop screaming.
Screw those rednecks.
Chili # 6 Vera's Very Vegetarian Variety
Judge # 1 -- Thin yet bold vegetarian variety chili. Good balance of spices and peppers.
Judge # 2 -- The best yet! . Aggressive use of peppers, onions, and garlic. Superb.
Judge # 3 -- My intestines are now a straight pipe filled with gaseous, sulfuric flames. I shit myself when I farted and I'm worried it will eat through the chair. No one seems inclined to stand behind me except that slut Sally. She must be kinkier than I thought. Can't feel my lips anymore. I need to wipe my ass with a snow cone.
Chili # 7 Susan's screaming Sensation Chili
Judge # 1 -- A mediocre chili with too much reliance on canned peppers.
Judge # 2 -- Ho hum, tastes as if the chef literally threw in a can of chili peppers at the last moment. I should take note that I am worried about Judge # 3. He appears to be in a bit of distress as he is cursing uncontrollably.
Judge # 3 -- You could put a grenade in my mouth, pull the pin, and I wouldn't feel a thing. I've lost sight in one eye, and the world sounds like it is made of rushing water. My shirt is covered with chili, which slide unnoticed out of my mouth. My pants are full of the lava like shit to match my shirt. At least during the autopsy, they'll know what killed me. I've decided to stop breathing, its too painful. Screw it; I'm not getting any oxygen anyway. If I need air, I'll just suck it in through the 4-inch hole in my stomach.
Chili #8 Tommy's Toe-Nail Curling Chili
Judge # 1 -- The perfect ending, this is a nice blend chili. Not too bold but spicy enough to declare its existence.
Judge # 2 -- This final entry is a good, balance chili. Neither mild nor hot. Sorry to see that most of it was lost when Judge # 3 passed out, fell over and pulled the chili pot down on top of himself. Not sure if he's going to make it. Poor dude, wonder how he'd have reacted to really hot chili.
donderdag 31 december 2015
woensdag 30 december 2015
Eend met whisky
Een mooi recept voor oudejaarsdag. Het is niet van mij, ik ken de bron ook niet, maar het is al heel oud. Een klassieker dus. Omdat-ie zo leuk is nog een keer.
Benodigdheden:
- Een eend van 5 kg.
- 2 flessen Schotse Whisky.
- Spekreepjes.
- Olijfolie.
Benodigdheden:
- Een eend van 5 kg.
- 2 flessen Schotse Whisky.
- Spekreepjes.
- Olijfolie.
Bereidingswijze:
De eend larderen en de binnenkant inwrijven met peper en zout.
De oven 10 minuten voorverwarmen op 180 graden.
Een longdrinkglas voor de helft vullen met whisky.
De whisky opdrinken gedurende het voorverwarmen van de oven.
De eend op een vuurvaste schaal leggen en een tweede glas whisky inschenken.
Het tweede glas whisky opdrinken en de eend in de oven zetten.
Na 20 minuten de oven op 200 graden zetten en 2 glaven vubben met whisky.
De glaven opdiinken en de scherven van et eeiste glav oplaapen.
Nog en naiff glav insjenke en opdlinke.
Na en naiff uui de hoven opedoen om deend te sjekkn.
Blantwondezalf in de padkamer ganaale en op de povenkand van de linkerand toen.
Denove nen sgop geve.
Twee glave wiskiinsjenke en tmiddeste glaf leegdwinke.
De nove opedoen naadattet eerste glaf leeggis en de sjotel vastpakke.
De blantwondezalf op de binnekand van de regtehantoen en deent oprape.
Deent noggis oprape em met nen nantdoek de bwantwondesaiv van deent vege.
Ze hande ontvette met viskey en de tupe ssalf veeroprape.
Tkapotte glazzopvege endeent terug in de hove toen.
Deheent oprape en dove eers opedoen.
De twwwiede fles biski pedoen en overeindzette.
Opstaan van de vjoer ent vetssspek ondrde kas vege.
Noggis opstaan van de vjoer en tochma blijve zitte.
De bles op de grondzette.
Uide bles drinke wande glave sijn opof kabot.
Den'ove aftette, deooge sluite en omvalle.
De eend larderen en de binnenkant inwrijven met peper en zout.
De oven 10 minuten voorverwarmen op 180 graden.
Een longdrinkglas voor de helft vullen met whisky.
De whisky opdrinken gedurende het voorverwarmen van de oven.
De eend op een vuurvaste schaal leggen en een tweede glas whisky inschenken.
Het tweede glas whisky opdrinken en de eend in de oven zetten.
Na 20 minuten de oven op 200 graden zetten en 2 glaven vubben met whisky.
De glaven opdiinken en de scherven van et eeiste glav oplaapen.
Nog en naiff glav insjenke en opdlinke.
Na en naiff uui de hoven opedoen om deend te sjekkn.
Blantwondezalf in de padkamer ganaale en op de povenkand van de linkerand toen.
Denove nen sgop geve.
Twee glave wiskiinsjenke en tmiddeste glaf leegdwinke.
De nove opedoen naadattet eerste glaf leeggis en de sjotel vastpakke.
De blantwondezalf op de binnekand van de regtehantoen en deent oprape.
Deent noggis oprape em met nen nantdoek de bwantwondesaiv van deent vege.
Ze hande ontvette met viskey en de tupe ssalf veeroprape.
Tkapotte glazzopvege endeent terug in de hove toen.
Deheent oprape en dove eers opedoen.
De twwwiede fles biski pedoen en overeindzette.
Opstaan van de vjoer ent vetssspek ondrde kas vege.
Noggis opstaan van de vjoer en tochma blijve zitte.
De bles op de grondzette.
Uide bles drinke wande glave sijn opof kabot.
Den'ove aftette, deooge sluite en omvalle.
De volgende late voormiddag de eend aansnijden met het zilveren feestbestek en degusteren met citroen en mayonaise.
De hele rest van de middag en de vroege avond de rotzooi in de keuken opruimen en de wanden en plafond schoonmaken.
Glasscherven en lege flessen naar de glasbak brengen en op de terugweg Paracetamol en maagzout kopen!
De hele rest van de middag en de vroege avond de rotzooi in de keuken opruimen en de wanden en plafond schoonmaken.
Glasscherven en lege flessen naar de glasbak brengen en op de terugweg Paracetamol en maagzout kopen!
donderdag 24 december 2015
Noordwaarts
Dag 1
Met een bus(je) mag je een hoop. Zoals over de Vismarkt rijden. De Schipholtaxi steekt zelfs Tussen beide markten over. Wat iedereen hoopt, een haakse bocht en dan vol gas de Herestraat over richting Ringweg, mag echter weer niet. Een pistool tegen zijn slaap had de chauffeur kunnen inspireren om het wel te doen, maar zoals meestal heb je geen vuurwapen op zak als het nodig is. Ook zonder had-ie het gewoon moeten proberen, want om half vier op maandagochtend is het stadscentrum uitgestorven.
Het bekende nadeel van wonen in Groningen: je zit zover van
de bewoonde wereld dat je allejezus vroeg je nest uit moet als je om acht uur
op Schiphol wordt verwacht. Dus word ik zondagavond om half acht gebeld met de
mededeling dat de chauffeur mij om tien voor half vier oppikt. De marge is een
half uur. Wat betekent dat het dus ook tien voor drie kan zijn. Dus moet de wekker
op half drie en de zenuwenlijer die ik ben is vanaf zo’n moment met één
gedachte bezig: als ik me maar niet verslaap. Dus doe ik geen oog dicht.
Terwijl zoiets helemaal niet hoeft. We arriveren om half zes
bij de luchthaven, zijn binnen tien minuten ingecheckt en kunnen daarna twee
uur gaan zitten wachten op boarding time.
Al is dichtbij Schiphol wonen geen garantie dat het dan goed
gaat. De piloot wekt de indruk dat ie bij de landing in Kopenhagen aan het
gamen is, zo zwaait de voorkant van het vliegtuig van links naar rechts en de
stewardess sommeert ons bij het uitstappen goed te letten op het lampje ‘gordel
vast’. Waarna een gehakkel volgde in de trant van ‘oeps, ik heb de verkeerde
procedure voor me, wat dom van mij, neem me niet kwalijk mensen, nu ja, toch
bedankt dat u met de KLM hebt gevlogen enzovoort enzovoort.’
Waarschijnlijk is het dezelfde stewardess die halverwege de
vlucht bij een meneer gaat staan met de vraag: ‘U bent die en die?’
Ja, dat is hij.
Nou ja, ze hadden begrepen dat hij vaak met hun vloog en
daarom wilden ze een beetje weten wat hij zo van hunnie vond, de KLM dan. Dat
ging vrij dwingend. Ik dacht: je zult vliegangst hebben en dan vraagt zo’n miep
of je de veiligheidsinstructies voldoende vond, of je echt goed had begrepen
wat te doen bij een crash. Bij het inchecken was er niemand te bekennen, dat
doet de reiziger tegenwoordig helemaal alleen en ineens moest er dan feedback
komen?
Gelukkig wachtte op Deense bodem het werk.
Het Groninger Museum wil met Nordic Art een ode brengen aan
de volken en culturen van Scandinavië middels een overzicht van negentiende- en
twintigste-eeuwse Noord-Europese schilderkunst. De presentatie omvat
landschappen, portretten en taferelen van ‘the real life. Gastconservator David
J., Hoogleraar Russische en Scandinavische Kunstgeschiedenis aan de
Universiteit van Leeds, benadrukte dat het deze keer niet om grote namen ging.
Wel om de periode en de stijlen: realisme, naturalisme, symbolisme, modernisme.
Het aanbod komt uit vijf landen (Denemarken, Noorwegen, Finland, Zweden en nog
een ander Scandinavisch land) en omdat een museum dat een expositie organiseert
graag publiek wil en publiek vooral is te verkrijgen met publiciteit is er een
persreis georganiseerd en ben ik in als redacteur kunst en cultuur van de
Groninger Gezinsbode in gezelschap van collega’s van RTV Noord, De Telegraaf,
Trouw, Universiteitskrant en Villa d’Arte en dus doen we in een week
Kopenhagen, Stockholm, Helsinki.
Ondanks dat we niet op namen moesten letten kwam die van
Vilhelm Hammershøi veel voorbij. Een vrij onbekende naam dachten wij, maar dat
dachten wij verkeerd. Michael Palin blijkt een enorme fan en maakte zelfs een
documentaire over de man. Daar zaten ze bij de BBC niet echt op te wachten en
toen heeft het voormalige Monty Python-lid zijn in twintig jaar tijd opgebouwde
goodwill in een keer opgebruikt om de vertoning er door te drukken.
De eerste dag begon met een wandeling door Kopenhagen.
Jackson wilde de belangrijkste plekken laten zien, zoals natuurlijk The Little
Mermaid. Je kon immers niet in Kopenhagen zijn en het beroemde beeldje missen.
Bij het zien van al die gebouwen dacht ik: typisch Deense architectuur,
geen idee waarom, maar typisch Deens. Totdat collega M. van het Dagblad van het
Noorden opmerkte: ik vind het net Groningen. Daarna togen we onder meer langs
het Thorvaldsen-museum, geheel gewijd aan Thorvaldsen (de schilderingen op de
buitenmuren gaan over de inrichting van het Thorvaldsen-museum) en The Opera
House (een geschenk van containerboer Maersk) en het was zo veel dat we niet
alles konden zien en we toch The Little Mermaid hebben gemist.
De (werk)dag werd besloten met een bezoek aan het buiten
Ordrupgaard, voormalig eigendom van Wilhelm en Henny Hansen. De man werd
schathemeltjerijk met verzekeringen voor de gewone mens en investeerde zijn
fortuin in een schitterende kunstcollectie , dat in het zomerhuis was te
bezichtigen. Bij de Deense bankcrisis van omstreeks 1922 of 1923 raakte hij
alles kwijt, edoch: de man krabbelde weer op, vergaarde een nieuw fortuin en
kocht veel weer terug. Niet alles, wel veel.
Het zomerhuis wordt anno nu beheerd door de Deense staat,
met aan de muren negentiende en twintigste-eeuwse kunst van impressionisten en
post-impressionisten als Degas, Renoir, Monet, Cézanne, Gauguin en Matisse. Die
zijn niet in het Groninger Museum te zien, maar Ordrupgaard levert drie werken.
Het bezoek was er volgens Jackson om voeling met de tijd te krijgen. Hammershøi
hing er ook; landschappen en interieurs met een bijna magisch-realistische
sfeer. Ook opvallend: vrouwen schilderde hij met de rug naar de kijker toe. Een
verbeelding van ‘the poetry of silence’.
Het beheren van een zomerhuis vol kunst is blijkbaar geen
aangenomen werk, want als we aankomen is er niemand en duurt het even voor er
iemand aan komt wandelen om de deur voor ons te openen.
Jackson bekende in de tuin van het landgoed dat hij geen vat
kreeg op de uitspraak vande Denen. Hij vergeleek het met een vis waar je alle
botten uithaalt. Zelfs de komst van Hannah Heilmann, zijn Deense assistent,
bracht weinig duidelijkheid. Ordrupgaard wordt uitgesproken als Rdordropgord.
Het beste, aldus de Brit, was om hier en daar klinkers en medeklinkers weg te
laten, de overgebleven letters in een andere volgorde zetten en praten alsof er
een schroevendraaier door je tong zat.
Dag 2
Gastconservator J. vertelde bij het ontbijt dat hij niet verbaasd was over de situatie gisteren bij Ordrupgaard, waar geen van de beheerders op het afgesproken tijdstip voor ons klaar stond. Na een telefoontje kwam er een jongedame aan met ‘oh, was dat vandaag?’ Zo ging het vaak met Denen, wist hij. Oh, hadden we een afspraak? Sorry, wat laat. Die laidback-mentaliteit konden ze zich veroorloven omdat uiteindelijk alles toch weer goed kwam.
Dat zullen collega J. van Trouw, collega M. van het Dagblad van het Noorden en collega M. van De Telegraaf ook gedacht hebben. Zij kwamen niet om kwart over negen, maar pas om half tien (!) in de lobby om uit te checken. Ook dat bleef zonder gevolgen, want we waren op tijd in het Statens Museum for Kunst, dat 25 of 26 werken levert. De conservator keek wel streng naar de camera van collega R. van RTV Noord en stak een rappellement af over copyright en wat hij allemaal niet mocht filmen. Alleen de muren en de brandblussers bleven over.
Collega M. van het Dagblad corrigeerde schrijver dezes
overigens over het stukje van gisteren, want ‘ook jij vond Kopenhagen net Groningen’.
Bij deze dus. In het staatsmuseum werden we iets wijzer over de Nordic
Art-expositie. Moderne kunst, want kunst over het dagelijks leven, kunst die
verhalen vertelde, maar ook kunst die getuigde van doorbraken in Scandinavië,
eind negentiende, begin twintigste eeuw. Zoals de ‘liberation’ van vrouwen,
vrije seks, ‘kick-out’ van religie’ en nog zo wat.
De werken van mensen als Juel, Eckersberg, Strindberg,
Krøyer en Skovgaard toonden een en al daily
life, al bleek het ook weer niet alleen een en al daily life. Het was vergeven van de symboliek. Jackson
verduidelijkte dat met een schilderij van een vrouw die ziek op bed lag en een
boek las. Een vrouw die een boek las op bed, dacht ik, maar dat bleek een
statement. Aangetoond werd dat vrouwen zich best wilden ontwikkelen, maar dat ze
dat alleen konden als ze ziek waren. Als ze dat niet waren moesten ze het
huishouden doen, de kinderen verzorgen en de gele onderbroeken van manlief met
reuzel wassen, zoiets.
Daarmee sneed de gastconservator het punt aan van labels. Je
kon iets realistisch noemen, maar als je koos voor het vastleggen van een
arbeider in povere omstandigheden of mensen die uit hun huis werden gezet, dan
was dat bijna automatisch al een politiek werk. We knikten allemaal ja toen de
gastconservator dat zei, maar schudden nee bij het icoon van de expo: At the
French Windows. The Artists Wife van L.A. (Lauritz) Ring. Ring is naast Munch
en Strindberg een van de bekendste namen. In de discussie gaven we Jackson geen
gelijk. De kwestie: was de vrouw van Ring zwanger of niet. Ja, vonden wij. Nee,
zei Jackson. Wel, zeiden we nog een keer. Zie die buik. Nee, zei hij, jurken
uit die tijd maakten je dik. Dat zou bovendien controversieel zijn. Niemand
schilderde zijn vrouw op die manier. We kwamen er niet uit.
Er was ook kunst van vrouwen zelf. Ze mochten niet studeren
aan de Royal Academy, maar kregen les van de gevestigde namen. Daaruit
ontstonden blijkbaar allerlei relaties, want het was Jackson opgevallen dat er
meer vrouwelijke kunstenaars en artiestenkoppels in Scandinavië waren dan
elders. Wat de kunstenaars ook deden was rekening houden met de markt. Er werden
‘feelgood’-werken gemaakt, inspelend op het nationalisme dat in die dagen de
sfeer bepaalde. Van landschappen, zonnige dagen aan het strand, tot het gezellige
gezinsleven. Op mijn vraag dat de geportretteerden geen geld hadden om die
doeken te kopen riposteerde Jackson dat de gegoede burgerij ook ‘warme
gevoelens’ had voor de lagere klassen.
Daarna mochten we een uurtje of twee wat voor ons zelf doen.
Rondkijken bij Matisse, bij Franse kunst of lunchen. Het werd lunchen en met
een sandwich kip en een flesje water was ik na koud anderhalve dag alweer door
mijn kronen heen, want Denemarken is een duur land. Waarna er zonder Deens geld
weinig anders overbleef dan in de tuin wandelen, maar het regende dus ging ik
in de moderne uitbouw tussen delen van het Statue of Liberty zitten gamen.
Omdat ook bij de Hirschsprung Collection niemand open deed
merkte ik op dat dit ‘de reis van de gesloten deuren’ was. Een poëtisch
statement dat meteen in de prullenbak kon omdat iemand aan de zijkant op zijn
Deens riep dat we ‘hiero’ moesten zijn. Het klonk als hjurro. Wij daaro heen,
dwars door het natte gras, behalve collega M. van De Telegraaf die haar
schoenen wilde sparen. Zij liep een stuk om. Mannen kijken daar van op. Die
banjeren rustig in hun Armani door kniehoog slijk als het moet.
Heinrich en Pauline Hirschsprung waren collectioneurs die de
kunstenaars soms financieel bijstonden. Artistieke stimulatie kwam van iemand
als Eckersberg, docent aan de Royal Academy. Hij duwde andere kunstenaars de
moderniteit in. Onder meer met de opmerking dat je niet moest kijken of een
schilderij goed was, maar of het eerlijk was. Blijf bij jezelf. Probeer niet
mee te gaan met stromingen of mode, maar doe wat je denkt dat je moet doen.
Zoiets had Manet ook gezegd.
Als rechtgeaarde Groninger, opgegroeid met slaag en regen,
heb ik een fascinatie voor ellende, desolate landschappen en ‘grote tragedies’
en ik werd geïntrigeerd door ‘The murder of a child’ van Erik Henningsen. Over
een vrouw die haar maatschappelijk ongewenst kind vermoordde. Het doek zou niet
in het Groninger Museum te zien zijn. Volgens Jackson was het te depri en er
zou genoeg gloomy stuff uit Zweden te zien zijn.
Daarna volgde een borrel bij de ambassade, moesten we naar
het hotel om alle gekregen kunstboeken in de bagage te doen, gingen we eten en
togen naar het station voor de nachttrein naar Stockholm. Op die trein bleek
geen Wi-Fi, zodat mijn verslag van Dag 2 pas op Dag 3 op de Gezinsbode-site
verscheen.
Dag 3
De nachttrein was een drama. Een eerste klas coupé met eigen
douche en wc klonk spectaculair, de praktijk bleek minder romantisch, want
beide bevonden zich op dezelfde vierkante meter. Er hing ook nog een föhn. Bijna
niemand deed een oog dicht, behalve collega J.. Ook collega P. niet, maar hij,
met zijn 1,97 meter
de langste man in het gezelschap, slaagde er wel in zich te douchen. Hij vond
het zelf minder bijzonder, gezegend als hij in zijn eigen woning in hartje stad
was met ‘het kleinste badkamertje van Groningen’. We noemen hem nu Houdini.
Met bloeddoorlopen ogen en knallende hoofdpijn lopen we naar
Hotel Scandic, tegenover het hoofdstation. Van de verwachte Zweedse Gründlichkeit bij de spoorwegen is
weinig te merken. Niemand controleert tickets, niemand komt ons wekken en
niemand doet een poging ontbijt te brengen. Dus doen we dat, met de
treinvouchers, in dat hotel. Daar blijkt een wc te zijn met een codeslot! Nooit
eerder gezien. Daar word ik zenuwachtig van. Stel dat je een aanval kreeg van
buikgriep. Stond je met dichtgeknepen billen te zoeken naar het papiertje met
de vier cijfers. Het is trouwens 4363, voor wie toevallig in de buurt is en
zich niet helemaal lekker voelt. In het eigen hotel, eveneens van Scandic,
kwamen we bij door even te gaan werken, te Facebooken of verkiezingsnieuwtjes
te googelen, in Nederland was het immers Election Day.
De eerste activiteit om elf uur: Nationalmuseum, Stockholm.
Dat levert zo’n twintig werken. Nordic Art omvat in totaal 160 stukken en
volgens researcher Hannah is dat een zeer krappe selectie. Jackson had liever
220 gehad. Het Nederlandse gezelschap werd rondgeleid door conservator Per. Per
schrok van het aantal van elf mensen dat plots voor zijn neus stond, maar deed
niet moeilijk over de camera van collega R.. Hij kon filmen wat hij wou en het
had niet veel gescheeld of Per had mee helpen tillen.
De entree van het museum is opgesierd met immense
muurschilderingen en daarna hoefde ik eigenlijk niks meer te zien. Vooral indruk
maakte het befaamde Midvinterblot (‘Midwinteroffer’) van Carl
Larsson. Het werk uit 1915 is gebaseerd op verhalen uit Noordse saga’s, zoals
de Ynglingatal,
waarin de Zweedse koning Dómaldr werd
geofferd na een aantal jaren van slechte oogsten. Een kunstwerk ook met een
verhaal (Midvinterblot).
Aan de muren in Stockholm tevens een Rembrandt, volgens Per
de enige mural die de heer Van Rijn
ooit heeft geschilderd. De
titel: ‘The Conspiracy of the Barbarians under Claudius Civilus’. Als
vanzelf werden we daar naar toegetrokken, maar daar kwamen we niet voor. Wel
voor ‘Midsummerdans’ van Anders Zorn en ‘Getting ready for a Game’ van Bruno
Liljefors. Iconen in de Scandinavische kunst. Jackson merkte op dat het
normaliter vrij moeilijk is iconen los te weken. Iedereen begint te huilen bij
het idee alleen al. Voor Nordic Art doet niemand moeilijk. Per had een
sluitende verklaring: ‘Wij hebben eigenlijk geen iconen en wij zien de mensen
graag huilen.’
Zorn en Liljefors zijn twee van de drie ABC-kunstenaars, zeg
de top drie van Scandinavië. De derde plek is voor Larsson, wiens voornaam met
een C begint. En ook vandaag benadrukte Jackson het nut van een klassieke
scholing. Wij hadden hem al ingewijd in de mores in Groningen, waar de
klassieke academie is opgericht omdat op Academie Minerva vooral het
concept-denken wordt onderricht en aankomende kunstenaars geen ambacht meer
leren. De gastconservator vond: je moest eerst de ‘grammar’ kennen en daarna
kon je er mee doen wat je wou. Hij wees op een vijfluik van Liljefors met een
Rien Poortvliet-achtige thematiek. Een vogeltje, een kat en een kat die een vogeltje
dood wil maken. Met geen mogelijkheid een spectaculair onderwerp te noemen, maar
enorm populair, dankzij de sheer quality.
Sheer quality zou een te enthousiaste kwalificatie te zijn
voor het voedsel in het restaurant, maar het gehaktbrood met aardappelpuree en
zure besjes was wel typisch Zweeds en op zijn Gronings gezegd ‘goed binnen te
houden’. De twee vrij uurtjes daarna waren een vreemde gewaarwording na de hektiek
van gisteren toen we met tassen met dikke boeken (sommige collega’s hadden zelf
ook nog dikke boeken gekocht) van hot
naar her liepen. Toen Jackson vroeg wat ik ging doen, antwoordde ik: ‘I am
going to walk around in mijn dooie akkertje’. Het voortdurend omschakelen van Nederlands
naar Engels en van Engels naar Nederlands is soms verwarrend. Het komt
regelmatig voor dat we als Nederlanders in het Engels tegen elkaar staan te
wauwelen.
Ik liep wat door het museum. Dat gaf een beetje
vakantiegevoel, want dan deed je dat soort dingen. Daarna zat ik een uurtje op een
bankje naar het water te kijken, want daar is in het dagelijks leven helemaal
geen tijd voor. Ik had er best langer willen zitten, maar we moesten naar
de Nederlandse ambassade, alwaar Filip (Flip) de Heer net twee weken
geïnstalleerd was. Wij waren zijn eerste groep en het ontvangst was
allerhartelijkst. Collega P. spotte een Willem Hussem bij de entree en dat
bleek het lievelingswerk van de ambassadeur. We mochten overal rondkijken, ook
in zijn privévertrekken en het gesprek kwam op onze eigen kunstminnende
koningin. Wij hoorden dat haar paleis volhing met eigentijdse kunst en wat hij
verder vertelde was staatsgeheim. Omdat ik daaraan niet gehouden ben kon ik
meedelen dat Beatrix van bitterballen houdt. Dat had ze een keer gegeten in het
restaurant van de Fraeylemaborg in Slochteren. De waard, die ik goed ken, was
van plan om zijn beste beentje voor te zetten bij de Koninklijke lunch, maar
dat hoefde niet: Bea wilde bitterballen. Het boekje van de ambassade liet ik
aan me voorbijgaan: ‘Mén, we are already stikking in de boeken’.
Hannah bekende dat ze ons een grappige groep vond: eenderde
Indiana Jones, eenderde Dogma en eenderde Jacques Tati. Zo ging dat dus: wij
denken dat we ons perfect normaal gedragen en zij denkt: het circus is in de
stad.
Dat kwam onder meer door onze uitspraak van Wi-Fi, het
toverwoord van deze persreis. In om het even welk gebouw, instelling, station,
kroeg; de eerste vraag is steevast: ‘Heb jij Wi-Fi?’ Zij dacht aan een running
gag, aangezien alleen senioren in Denemarken Wi-Fi uitspreken als Wie-Fie. Je
moet zeggen: Wai-Fai. Zoals Hi-Fi. Bij het uitzwaaien gaf de ambassadeur nog
een leestip aan ondergetekende: Paul de Wispelaere en de anderen moesten er op
toezien dat ik dat ook echt ging lezen. ’s Avonds bleek dat een biertje hier
inderdaad duur is, omgerekend zo’n acht euro en daarna concentreerden we ons op
de verkiezingen, want dankzij Wai-Fai is de verkiezingsuitslag ook hier
trending topic.
Dag 4
Zoals wij Bea hebben, zo hadden de Zweden Prins Eugéne. Lid van de koninklijke familie en kunstminnend. Over de kwaliteiten van onze vorstin als beeldhouwer heb ik geen mening, maar Eugéne kon echt goed schilderen. Daarnaast verzamelde hij en steunde kunstenaars. Om al die activiteiten op een plek te brengen wilde hij een buiten en als je geld hebt laat je dat bouwen. Het landgoed Waldemarsudde, gelegen op een van de eilandjes die Stockholm rijk is, begon in 1900 en was vijf jaar later klaar. Het is tegenwoordig een museum en er komen jaarlijks 200.000 bezoekers. Evenveel als het Groninger Museum gemiddeld boekt. Waldemarsudde leek mij een mooie plek om te werken, maar volgens collega P. zou ik hier niet gelukkig worden: ‘Nee man. Je zou je hier te pletter vervelen.’
Misschien, maar ik woon met plezier in Slochteren, ook niet
bepaald het centrum van de wereld. Eugéne hing zijn residentie vol kunst en
nodigde de intelligentsia uit voor diners
en intellectual meetings. De
schoonheid van ex- en interieur, omgeven door een tuin met de afmetingen van
het Wiener Wald, was dermate dat de prins zichzelf af en toe bij de kladden
moest grijpen om decent werk te
maken. Anders bleef het bij sitting and
staring as an idiot.
Tijdens de wandeling van hotel naar tramstation dacht ik:
met de sfeer in de groep zit het wel goed. Het woord ‘reünie’ viel al. Aan de
oevers bij Waldemarsudde dacht ik echter: dit zit helemaal niet goed. Collega
R. van Villa d’Arte en collega J. van Trouw hadden het over de vogels bij het
water. Merkwaardig, dacht ik, de een weet alles over klassieke muziek en opera
in het bijzonder, de ander promoveert binnenkort op een mij onbekende Franse
fotograaf en leest ’s ochtends in de lobby de Herald Tribune, maar of die
beesten, op nog geen vijf meter afstand, zwanen of ganzen zijn, daar kunnen ze
het niet over eens worden.
De directie van Waldemarsudde is genereus in de uitlenerij
voor Nordic Art. Uit de collectie van meer dan zevenduizend stukken worden
bijvoorbeeld twee werken van Carl Larsson uitgeleend, alsmede Gaslisa van Ernst
Josephson. Collega P. van RTV Noord had meegekregen dat de kunstenaar had
gezegd: ‘Of ik word de Rembrandt van Zweden of ik sterf.’ Zoiets moet je nooit
roepen en het is hem ook niet goed gegaan. Van Eugéne zelf komt een topstuk
naar Groningen: Det gamla slottet.
Oftewel: het oude huis. Een schilderij dat de eenzaamheid verbeeldt. Het is een
van zijn twee bekendste schilderijen en ook op Waldemarsudde doen ze niet
moeilijk over het uitlenen van iconen.
Daarna was er koffie, met iets erbij, zoetigheid en gebak. Ik
ben meer van de hartigheid, maar omdat je nooit weet wanneer je weer te eten
krijgt nam ik twee dingen. Daarna hadden we weer een uurtje vrij voor een
wandeling in de tuin, langs een van de 44 denkers die Rodin heeft gemaakt en
langs de bloementuinen waar de bloemen werden gekweekt voor de bloemenkamer en
dat waren weer de bloemen die Eugéne in zijn tijd mooi vond. Ik weet niet wat
voor bloemen. Je kunt niet overal verstand van hebben en ik weet niks van
bloemen.
Tijdens de wandeling naar de rozentuin voor de lunch
passeerden we een juffrouw van de gemeentewerken met een handmaaier. Die stopte
toen we langsliepen. Logisch, dacht ik, het gras wordt met gloeiend geweld in
het rond gezwiept en het zou best kunnen dat er net iemand zijn hond heeft uitgelaten.
Het park was groot en de bewegwijzering in het Zweeds, dus bleef voor de lunch
slechts tien minuten over. Om twee uur werden we immers in het Strindburgmuseum
verwacht en Denen mogen dan zelf graag te laten komen, als anderen het doen, is
dat een belediging. De schade bleef beperkt tot tien minuten, toen stonden we
bezweet in het Strindberg Museum.
De voormalige woning van een van Zwedens beroemdste zonen is
helemaal gewijd aan August Strindberg. Er was een overzichtsexpositie, want het
is precies honderd jaar geleden dat hij overleed. Strindberg is iemand die
nauwelijks introductie behoeft: toneelschrijver, schilder, fotograaf,
schrijver, vrouwenhater, gek, socialist, revolutionist, essayist en
internationalist. En o ja, hij heeft geprobeerd goud te maken en was drie keer
getrouwd: twee keer met een actrice en een keer met een journaliste. Een
gedurfde score voor een ‘vrouwenhater’. Strindberg heeft over tal van kwesties
‘scherpe dingen’ gezegd, maar vanuit het museum werd dat niet ontkend of goedgepraat.
Gids Erik: ‘We zijn geen Strindberg-fanclub.’
Ondanks dat zijn opvattingen tot op de dag van vandaag
verdeeldheid veroorzaken, waren er vijftienduizend mensen die hem toezwaaiden
op zijn vijftigste verjaardag en bij zijn begrafenis, hij overleed op 63-jarige
leeftijd, stonden er vijftigduizend man langs de weg, in 1912 eenvijfde van de
totale bevolking van Stockholm.
Op een persreis als dit ontmoet je als Groninger, wonend aan
het einde van de wereld en verstoken van alle trends, eindelijk mensen die wel
weten hoe het moet. Zoals met twee duimen typen op je iPhone in plaats van een.
Zoals ik het deed, meenden enkele collega’s, leek dat een beetje vreemd. Ik
deed mijn best, maar keek wat raar op toen er ‘Beetjoven’ stond en ‘…ze was
tien toen hij dood gong’. Het driekamerappartement van Strindberg was overigens
modern voor die tijd. Er zat van alles in: cv, lift en wc. Alleen een ding
miste. Wi-Fi dacht ik, maar het bleek een keuken.
Waarna een snelle blik volgde op een beeld van Strindberg
vijftig meter verderop in een park. Beautiful, zei ik. Onvervalste
homo-erotiek, zei collega R. Ik heb ze mooier gezien, zei collega P.. Waarna
alweer de bus wachtte naar de veerboot, voor de oversteek van Stockholm naar
Helsinki. Een geheel nieuwe ervaring. Die dingen had ik tot vandaag alleen
gezien in series als Love Boat en ARD-documentaires over het Nord-Ostsee-Kanal.
Twaalf verdiepingen, een winkelpromenade, een casino, meerdere bars uiteraard,
liften, alles zat er op en eraan. Ik liep er rond als Sjakie in de Chocoladefabriek.
Ook al hebben we veel moois gezien en is het nog afwachten wat morgen het
nationaal museum Ateneum en het huis van Akseli Gallen-Kallela brengt (de tijd
om een blog te schrijven ontbreekt dan), de twee uurtjes op het zonnedek,
onderwijl de boot bij ondergaande zon door het eilandrijke kustgebied voer,
vormden het hoogtepunt van de reis.
Epiloog
We schrijven het jaar 2022. Het cultuurlandschap in
Nederland is voorgoed veranderd. De mores worden bepaald door een select
groepje mensen; figuren die de een na de andere internationale prijs in de
wacht slepen met hun werk en die dicteren wat wel of niet kan. Zelfs in het
Calvinistische Holland worden ze Godenmensen genoemd.
Zoals scenarioschrijfster Maaike S., voorheen kunstredacteur van De Telegraaf. Ze
verzette de bakens in Nederland Toneelland met de vijfakter ‘Wachten op Wi-Fi’,
een fenomenaal geschreven abstract-minimalistische play over een groep mensen
die ergens op een trap van een museum zit te wachten. Het is niet duidelijk waarop
ze wachten, maar de dialogen gelden inmiddels als een standaard in de
internationale toneelwereld. Er is Staffhorst vaak gevraagd of de groep
misschien wacht op God. Haar antwoord is dan steevast: ‘Nee, dan had ik het wel
Wachten op God genoemd.
Een van de beroemdste aanslagen uit de wereldgeschiedenis
bleek uiteindelijk toch op een misverstand te berusten. Lee Harvey Oswald was
aan het jagen in Dallas, spotte een fazant op het gras en juist op het moment
dat hij vuurde, reed plotseling de wagen met Kennedy voorbij.
Roy Z. won
drie Oscars voor zijn trilogie De Reis, De Nacht, De Verdwijning. Een
beklemmende reeks, die wereldwijd in de bioscopen 1 miljard dollar opbracht.
Een verhaal over een filmmaker die tijdens een bootreis verdwijnt. Op de ochtend van aankomst
ligt in zijn cabine alleen een pakje shag, een portemonnee en onder het
opklapbed een paar flesjes vodka. De man wordt nooit teruggevonden. Op de vraag
naar het autobiografische element in de drieluik verzucht Zwier doorgaans: ‘Hoe
kan een film over een verdwijning nu autobiografisch zijn?’
Rene S.,
autoriteit op eenzame hoogte op het gebied van klassieke muziek en opera, voltooide na tien jaar de Unvollendete van
Beethoven. Daar ging een uitputtende speurtocht door alle archieven van
Duitsland en Oostenrijk aan vooraf. Het werk, dat inmiddels in elk land is
uitgevoerd, heet sindsdien ook geen Unvollendete meer, maar ‘Witte zwanen,
zwarte ganzen’. Naar later bleek bepaalde hij ook de mode in de straten van Denemarken,
Zweden en Finland, waar op zeker moment in 2012 mannen hun hoedje omgekeerd
gingen dragen.
Anne Carlijn K.
wordt de Oriana Fallaci van Nederland genoemd. Een keiharde journaliste. Ze
doorbrak de hegemonie
van persvoorlichters door de spindoctor van Mark
Rutte (die halverwege het kabinet Rutte 6 was) af te kappen met: ‘IK stel hier
de vragen’. Sindsdien is de
verhouding van een journalist op vijf voorlichters verleden
tijd. Het vaderlandse journaille kan dankzij Kok weer normaal haar werk doen.
De in Groningen opgeleide vrouw had al indruk gemaakt door cum laude haar
studie Nederlandse Letterkunde af te ronden met een proefschrift over het woord
‘Hertje’.
Wat deze mensen kenmerkt is dat als gevraagd wordt naar een
beslissend moment in hun leven, zij alle verwijzen naar een persreis naar
Kopenhagen, Stockholm en Helsinki, die ergens in 2012 plaatsvond. Daar deden
zij de kennis en ervaring op die hun aan de top op hun vakgebied bracht.
De trip kende overigens nog een deelnemer, Herman
S. , verslaggever van een bokkeblaadje. Bij terugkomst kreeg hij meteen op zijn
donder van zijn chef die hem toeblafte dat de lezers niet zaten te wachten op
een journalist die lyrisch is over een bootreisje: ‘Kom eens een keer met een
goed verhaal man.’ Hij raakte zijn baan
kwijt en in een poging de gebeurtenissen tijdens de reis te duiden ook zijn
verstand. De man raakte aan de drank en drugs en schijnt ergens in het
Noorderplantsoen te wonen. Op zonnige dagen kan men hem daar op een bankje zien
zitten. Het enige verstaanbare geluid dat hij nog voortbrengt is ‘Ik heb Wi-Fi,
ik heb Wi-Fi…’
maandag 21 december 2015
vrijdag 18 december 2015
Er klinken knallen uit het bos. Mijn zoons
liggen al op bed; de een vrijwillig, de ander onvrijwillig. De hamster in de
roze kooi hangt met zijn twee voorpootjes aan het traliewerk. Waar de tweede is
met zijn blauwe kooi weet ik niet. Op de salontafel ligt een plastic takje met
hulst. Aan de woonkamermuur hangt een papier met een tekst: ‘Life is better
when you’r laughing’. Ik denk aan de recensie van de biografie van Hans
Fallada. Mijn vrouw legt haar kussen recht en kijkt vanaf de bank verder naar The Big Bang Theory. Het is 18 december
2015 en buiten is het 11 graden Celsius. Ik wil sneeuw, maar het sneeuwt niet. Ik
neem morgen een kijkje bij loopgraven en tankgrachten uit WOII. In Westerbroek.
Op Twitter is iedereen ineens into handbal. Tot aan vandaag heb ik op Twitter
nog nooit iemand over handbal gehoord. Een stuk gewei ligt op het gele kastje voor het grote raam. Het ruikt nog naar Chinees in de kamer. In het bos is het stil nu.
donderdag 17 december 2015
woensdag 16 december 2015
Ik ben begonnen in Infinite Jest, het magnum opus van David Foster Wallace. Als alles
klopt wat ik daarover heb gehoord, dan moet dit het meest bijzondere boek zijn dat
ik ooit zal lezen. Een werk dat in ieder geval, net als Moby Dick, Ulysses, De oude man en de zee en Don Quichot een mijlpaal is in de geschiedenis
van de wereldliteratuur.
Ik hoop dat ik de grootsheid ervan kan
bevatten en het zal me niet verbazen als ik het een keer of twee, drie moet
herlezen om alles tot me door te laten dringen. Ik lees ook net even wat
langzamer dan anders, maar een frase maakt me nu al blij. Dat is wat de
hoofdpersoon in de ietwat verwarrende openingscene opmerkt: ‘I do things like
get in a taxi and say: ‘’The library, and step on it.’’’
dinsdag 15 december 2015
Een klotenweek wordt dit. Onontkoombaar. Dat
heeft niks te maken met het al dagen durende gevoel dat ik door watten kijk, hersenen
die als schuurpapier langs mijn schedel schrapen en het handvol grind dat zich
ergens in mijn maag moet bevinden, maar wel met: ik heb piket.
Eens in de zoveel tijd ben je bij de krant
de lul. Dan is het van maandag tot en met vrijdag van zes uur ’s avonds tot ’s
ochtends zeven uur stand-by staan voor rampen en rellen en daarna
weekenddienst.
Werken op zaterdag en zondag is het
probleem niet. Je doet twee of drie reportages die meestal niet in je eigen
gebied zijn, dus je komt nog eens ergens. De piket is wat vervelend is. Ik
check doorlopende de vijf mailboxen, wat er op Twitter gebeurt en controleer alle OOV-Alert berichten
op rampen en rellen die er aan zitten te komen. Mijn vrouw vindt me daar nogal krampachtig mee om gaan en dat
zei ik ook tegen collega L. ,,Je bent niet de enige’’, zei hij, ,,het is gewoon een klotenweek. Je
kunt geen biertje drinken, je kunt nergens heen en je slaapt inderdaad onrustig. Der is gewoon niks aan.’’
Sinds dat gesprek beschouw ik piket
helemaal als een verloren week. Dat werd er niet beter op toen hij er aan toevoegde dat collega
M. nog minder dan ons een oog dicht deed, pas om middernacht slapen en om vijf, zes uur
weer wakker: ,,Doodsbenauwd dat er brand op het chemiepark uitbreekt.’’
Ook al verdeel ik de piket met
twee andere collega’s, daar denk ik sinds gisteren tot en met komende zondag aan elke minuut
aan: als er maar geen brand op het chemiepark uitbreekt.
maandag 14 december 2015
Als een soort van klein saluut aan de
overledene pak ik bij het verlaten van de zaal een stukje cheesecake. O, dit is
lekker, denk ik bij de eerste hap. Ondanks dat er op dat moment andere dingen
zijn om te overdenken. Mijn zus maakt ook cheesecake, maar deze is besmeerd met
jam en dat, zo weet ik sinds vandaag, maakt het net even af. Van de overige lekkernijen
van de mini High Tea blijf ik af. Wij gaan.
Wij, dat zijn een collega en ik en de
reden dat we bij de uitvaart zijn is onze stagiaire. Het afscheid is van haar
vader. Een man die ik niet ken, maar nu wel, omdat zijn leven met dia’s en verhalen
aan ons is verteld.
In het kort: een Brit van voor in de twintig
die een advertentie ziet voor een lasser in Groningen en zijn familie zegt
dat-ie voor zes maanden naar Nederland gaat. Dat loopt wat anders. Hij vindt hier
vast werk, ontmoet de vrouw van zijn leven, ze krijgen drie kinderen en gaan
elk jaar op vakantie naar Frankrijk.
Zijn verhaal werd verteld door vrienden,
een zus en een broer. Dat kon ik nog redelijk aanhoren, maar toen zijn
dochters, waaronder onze stagiaire, het woord namen zag ik er uit alsof ik een
familiepak Fisherman’s Friend ineens
had doorgeslikt en vanuit mijn ooghoeken leek de collega er niet veel beter aan
toe.
Wat me meteen deed beseffen: dit is waar het
om draait. Dat wat over je verteld wordt op je uitvaart. Door je kinderen.
Wij stonden vandaag, dat was duidelijk,
bij het afscheid van de liefste man ter wereld.
Misschien, nam ik me op de terugweg voor,
moest ik nog meer proberen dat ook te zijn en misschien, besloot ik, zou het
goed zijn eens minder te mopperen. Ja, dat zou ik doen, al wist ik op dat
moment ook, dat als morgen weer de wekker gaat en de heren weer treuzelen met
broodje eten en aankleden, ik ze weer op oudtestamentische wijze zal aansporen.
vrijdag 11 december 2015
Het is niet mijn gewoonte een blogje op
zaterdag te posten, maar ik redde vrijdag niet meer. Ik had correctiedienst en
die was ongeveer om elf uur ’s avonds klaar en na de laatste krant van de week
komt er bier op tafel. En Shanghai-nootjes, Dorito-chips van het type Roulette
en volgens digitale redacteur Teo zelfgebakken Bulgaarse metworst, die
opvallend veel leek op Groningse metworst.
Het biertje is niet de enige reden dat ik
geen hekel heb aan de correctiedienst. Goed, het is vermoeiend om vier uur lang
intensief alle teksten in de krant te checken op spelfouten, grammaticale
acrobatiek en al te grote bokken, maar dat hoort erbij en bovendien: als je de
krant echt goed leest kom je de meest gekke dingen tegen.
Eindredacteur Kitty verzon het woord ‘Kniepertjesbakmarathon’,
ik las over een Chinees ondernemersechtpaar, genaamd Guanghui Su en Amy Chen
die hun zoon Hendrik hebben genoemd, er is altijd wel iemand die Poepjes heet, een
Friese gedeputeerde dit keer, de kop van een column werd ‘Maya de bijrijder’,
ik zag vondsten als ‘laatste-moment-invaller’ en ‘dediabolisering’ en de mooiste
frase was van mijn favoriete muziekrecensent Minke. Zij schreef over een orkest
dat veel te gehaast was, ‘waardoor er geen muziek tussen de noten kwam’.
Wat me nog meer vreugde schonk was het
moment, toen de eindredactie allang aan bier, metworst en chips zat, Jacques J.
d’Ancona binnenkwam om alvast een recensie voor de maandagkrant te tikken. Even
voor uw beeld: het was even voor twaalf en de man is 76.
donderdag 10 december 2015
19.05u: Ik ga zitten aan de perstafel in de
raadszaal van Bedum.
19.07u: Ik probeer verbinding met internet
te maken.
19.30u: Burgemeester Henk Bakker (CDA) opent
de vergadering met gebed.
19.32u: Ik spreek in gedachten de hoop uit
dat er door de rest van de aanwezigen hard is mee gebeden, want ik heb in
gedachten alle duivels uit de hel bij elkaar gevloekt.
19.45: Ik heb nog steeds geen
internetverbinding.
19.48: Ik denk: ,,En nu?’’
19.50: Ik pak mijn laptop in, de enorme
fles bier die ik ‘zomaar’ van CDA-raadslid Rolf van Bruggen heb gekregen, knik
met een verwilderd hoofd wat mensen toe, incluis de niet-begrijpend kijkende
griffier Henk Reijsoo, van wie ik de inlogcode had gekregen en stort met
donderend geraas de trap af en ren het gebouw uit, naar mijn auto.
19.52: Onderwijl ik via de iPhone verder
naar de vergadering luister en hoop op veel vragen over de andere onderwerpen, alvorens
de raad bij de scholenaanpak komt, sjees ik met een noodgang van Bedum naar
Groningen, naar het DvhN-kantoor aan de Lübeckweg.
20.20u: Ik ren het gebouw binnen, de trap
op, plof achter mijn bureau en wacht ongeduldig tot laptop opstart. Ik negeer
digitale collega Matthijs Sorgdrager die zegt dat internet het niet doet.
20.25u: Ik heb me voor niks de kop gek
laten maken door Sorgdrager.
22.22u: Ik geef copy editing op het stuk over
de scholenaanpak voor de krant van morgen en bid dat ik alles een beetje goed
heb meegekregen.
22.23u: de klem op mijn borst is nog niet weg
en ik denk: dit niet nog een keer.
22.30u: ik overweeg serieus te
solliciteren op de vacature van beheerder van begraafplaatsen en monumenten in
de gemeente Bedum.
woensdag 9 december 2015
We vinden een plekje dichtbij de deur. Normaal
gesproken zijn die parkeerplaatsen bezet, nu niet. Waarom dat zo is, weet ik
niet. Ik draai de contactsleutel om en de motor stopt. Als ik mijn gordel wil
losdoen en de deur openen bedenk ik me.
,,Jij mag ook wel even heen’’, zeg ik
tegen mijn oudste zoon.
,,Is goed. Maar ik heb geen geld.’’
Ik geef hem twintig euro.
,,Wat moet ik ook weer halen?’’
,,Vlees voor vanavond. Kies maar wat. En
afwasspul, had mama gezegd.’’
Hij neemt het biljet aan, doet zijn gordel
los en stapt uit. Het is de eerste keer dat-ie alleen boodschappen doet,
realiseer ik me. Al voelt het niet als ‘een moment’. Er gebeuren meer dingen
waardoor ze ineens ouder en groter lijken. Hij vindt het leuk, zoiets, weet ik.
Een klein avontuur op een doordeweekse middag en ik ben benieuwd waar hij mee
terugkomt. Ik bedoel: welk merk afwasmiddel zal hij kiezen en welk type? Citroen,
lavendel, of de groene? Hij gaat een keuze maken en ik heb geen aanwijzingen
gegeven.
,,Ik hoop dat Hunter opschiet’’, zegt
Reyer vanaf de achterbank.
,,Hoezo?’’
,,Volgens mij moet ik poepen. Misschien
staat Daan ook al voor de deur.’’
,,Sneller dan snel kan niet’’, stel ik hem
gerust.
Als Hunter de winkel uitloopt komt hij
niet meteen naar de auto. Ik zie hem ineens recht op de straatkantverkoper
afstappen, kijkt naar de man, glimlacht, geeft hem papiergeld, knikt en loopt
dan onze kant op.
,,Wat heb je gekocht?’’
Hij laat me de drumsticks zien en de fles
Dreft. Citroen.
,,Niet wat weinig?’’
,,Ik twijfelde ook of ik twee pakken mee
zou nemen.’’’
,,We hebben nog wel frikadellen in de
diepvries. Als we vlees te kort komen. Trouwens, meneertje, wat gaf jij die
Riepeverkoper?’’
,,Vijf euro.’’
,,Vijf euro? Heb je geen wisselgeld
teruggevraagd?’’
,,Neuh. Een extraatje voor die meneer. Het
is koud weer. Leek me wel een goed idee.’’
,,Lekker, zo’n goed idee. Je realiseert je
dat je uitdeelt van andermans centen? Van ons huishoudgeld.’’
,,Ik betaal je wel terug hoor. Als je dat
wilt.’’
dinsdag 8 december 2015
Ja nou ja drukdrukdruk nee ik zit net ja
weekooknie soms is dat zo had niet zo door begon rustig nou ja wat is rustig tegenwoordig
niet want ook dat liep al direct tegen en die kwam niet en die weer wel en die
had dit en die had dat en in middag opeens hierheen en daarheen en weer hierheen
kreeg dat ook laat door ja zoals dat altijd gaat en o ja moest die nog halen en
toen die en die en toen die daar weer heen en toen stukje tikken bellen en nee
eten koken geen tijd voor volgende keer beter en weer in auto weer weg en regende
ook nog zul je altijd zien wat is het ook kutweer hier en ik wil sneeuw een
dikke pak liefst paar dagen voor kerst en toen weer terug en eindelijk achter
bureau want af en toe moeje ook werken niewaar en mailen en klopt dit klopt dat
en ja ik zit net nu en dan ist nog niet rustig want moet dit weer ja precies
dit stukje en nou ja zo heb je al wat en mensen zeggen ook altijd wat hest al
drok en denk om diezulf en klopt ook wel maar ja wie heeft t niet druk tegenwoordig
we rennen ook wat af met mekaar en merk nu ook dat k wat op hobbel raak en dat
moet niet want ik voel ook direct als ik het zo druk heb spannings in t hoofd
al kan t ook komen van te weinig drinken van water dan want overdag geen
alcohol dat zou wat wezen en k voel af en toe ook klem op de borst maar goed we
lopen niet meteen bij dokter nee zie me al zitten bij die man of nee die vrouw die
heeft vast ook meer te doen dus gaat wel weer over is meestal zo en straks gewoon
lekker slapen beetje vroeg naar bed nog even lezen en nou ja misschien toch nog
even blacklist zien mooie serie die kerel lijkt op favoriete schrijver en ik
wil wel eens weten hoe t zit met die vent van dai poedie en we zitten der helemaal
in en ja ik rond toch maar af nu anders wordt t weer zo laat vandaag en ga nou
eerst happie eten want had nog snert opstaan en morgen ja morgen wordt nog drokker
drukker dus.
maandag 7 december 2015
Op de agenda van de commissie in Loppersum vanavond onder
meer de presentatie van het Integraal Veiligheidsbeleid
jaarplan 2016. Een onderwerp waarbij mijn gedachten aan de wandel gaan. De
verleiding van Facebook en Twitter is ook sterker dan ik. Maar als ik tijdens
een antwoord van een kwartier van een brandweerman wat aan het scrollen ben, zie
ik dat de politiechef van Basisteam Ommelanden-Noord mij streng zit aan te
kijken. Ik leg de telefoon gauw weer weg.
vrijdag 4 december 2015
Het is vrijdagavond. Ik zit naast mijn jongste zoon op de
bank. Hij heeft een laptop op schoot. Een headphone op zijn hoofd. Zijn vingers
vliegen over het toetsenbord. Minecraft. De oudste zit rechts van mij, op de andere
bank. Hij zit op zijn rug, de blote voeten op de rand van de bank, met zijn
knieën omhoog. Die ondersteunen zijn iPad. Zijn hoofd licht op door het
beeldscherm. Naast hem mijn vrouw. Die is, net als ik, al in pyama. Zij tikt
met haar rechtervinger op haar iPhone. De televisie staat aan, maar niemand kijkt.
Er is ook niemand die iets zegt.
donderdag 3 december 2015
Als ik in de auto stap weet ik, ik heb hoofdpijn. Geen knallende,
een lichte, maar het is er wel. Ik zet de TomTom aan en druk op ‘naar huis’,
omdat ik het gedeelte van Haren niet heel goed ken en ik even naar een bekend
stuk moet. Dat lukt min of meer op de Stationsweg, daarna red ik mij. Mijn
vrouw appt me wat we eten. Ik zit achter het stuur en weet het niet. Ik kan
terugappen, wat ik soms doe, maar het is donker en ik lees net even te vaak
over veroordelingen of doden door mobiel gebruik achter het stuur. Dus ik bel,
met de phone op schoot. Of ik ‘Fred en Karin’ ga doen, vraagt ze.
Die term staat bij ons voor hapjes met een glaasje wijn
erbij. Ooit geleerd van Fred Emmer en diens vrouw Karin. Ze werden geïnterviewd
voor, ik meen Volkskrant Magazine en de twee zeiden dat ze soms geen zin hadden
aan koken. Dan namen ze tapas mee. Olijfje, worstje, kaasje, nootjes, meloen, taco,
toastje met smeerseltje, dat werk. Daar zat alles in en dat was dan hun
avondeten. Dat doen wij ook als we geen zin hebben aan koken.
Ik reed over de oude weg van Waterhuizen naar Hoogezand, sloeg
rechtsaf de Rengersbrug op, nam de rotonde daarna driekwart en draaide weer een
paar minuten later de parkeerplaats op van de Jumbo in Martenshoek. Terwijl ik
mijn jas dichtritste stapte ik de winkel binnen en pakte een mandje. De eerste
stop was de sinaasappelsapmachine. Dat drinken wij de laatste tijd graag. Zo
krijgen wij onze vitamines. Ook al beweren onderzoekers dat een zo’n glas net
zo slecht is als cola, dat gaat er bij mij niet in. Je ziet de sinaasappels
uitgeperst worden en aangezien dat een natuurproduct is, kan het nooit slecht
zijn.
Ik stop twee knoflookworstjes in het mandje, een bakje
krabsalade, kip met saté, drie bakjes fruitsalade, een stukje camembert met
calvadossmaak en, daar had de rest van de familie zin aan: nacho’s,
tomatenblokjes, geraspte kaas. Simpel, maar lekker. Gooi de chips in een kom,
het blikje tomatenblokjes erover, dan de kaas en dan een minuut of vijf in de
magnetron. Smaakt bijna net zo als in de betere lunchcafés in de stad.
Ik zie ook iets nieuws: kleine bakjes met spareribs met
honingmosterdsaus en kipspiesjes. Neem ik ook mee. Evenals twee flessen rode
wijn. Los Gansos merlot. Rode wijn smaakt me de laatste tijd niet meer. Wat ik
ook koop, ik vind het allemaal niks. Maar die van Los Gansos is wel goed.
Ik bel mijn vrouw omdat bij de kaas een display staat met
boeken. Zij houdt van thrillers en ik zie er een van Harlan Coben. Voor maar
5,95 euro. Of ze die al heeft. Nee, die heeft ze nog niet. Dus ook maar in het
mandje. Ik heb zoveel spullen dat ik een Jumbotas moet kopen. We hebben best
wel veel van die tassen, maar ik zie me nog niet met alles naar de auto lopen.
Onderwijl de kassajuffrouw alles scant en ik tot mijn schrik zie dat ik voor
meer dan vijftig euro aan hapjederij
heb gekocht, denk ik aan wat ik gisteren tijdens de Sinterklaasinkopen dacht en
dat ik gisteren al had willen opschrijven, maar het om de een of andere reden
niet deed:
,,Er zijn drie periodes in het leven van een man waarin het
geoorloofd is om met Lego te spelen. Ik heb er nu twee gehad.’’
woensdag 2 december 2015
Waarom luisteren kinderen eigenlijk niet? Is evolutionair gezien veel logischer.
Voorbeeld: Hunter heeft nu muziek aan bij het huiswerk maken. Ik zeg: ,,Kun je zo wel leren?''
Hij: ,,Zo kan ik juist beter leren.''
Aargh; alle ouders weten dat dat niet zo is. t Is ook nog muziek waarbij mijn aars zich gedraagt als een naar adem happende vis. Maar dat terzijde.
Voorbeeld: Hunter heeft nu muziek aan bij het huiswerk maken. Ik zeg: ,,Kun je zo wel leren?''
Hij: ,,Zo kan ik juist beter leren.''
Aargh; alle ouders weten dat dat niet zo is. t Is ook nog muziek waarbij mijn aars zich gedraagt als een naar adem happende vis. Maar dat terzijde.
dinsdag 1 december 2015
Het regende. Niet een beetje, stevig. In een vlaag van helderheid
had ik een paraplu uit de auto gepakt, maar het damesmodel met tijgermotief
bood nauwelijks bescherming. Ik voelde mijn broek langzaam nat worden. In de
vallende schemer, kijkend naar de lange rij van aula richting geopend graf,
waande ik me in een film.
De collega’s dachten dat ik een nieuwe hobby had, toen ik gisteren
om twee uur zei dat ik wegging, maar van mij hoeft het geen gewoonte worden, elke
twee weken een uitvaart. Het ging dit keer om J. een broer van twee vrienden
van mij: M. en G.. Die twee zijn dus ook broers, ja.
Het was bepaald niet de eerste keer dat ik daar was, op die
begraafplaats. Het is de stad waar mijn moeder vandaan komt en waar ik
gelukkige jaren beleefde, voor het eerst op mezelf. De ouders van mijn moeder liggen
er, een broer van haar, een zus en ook de vader van een vriend. In de rij,
wachtend voor de laatste groet, keek ik sluiks opzij, naar waar ik vermoedde dat
mijn opa en oma lagen. Ze zijn er meer dan dertig jaar geleden begraven. Er is
sindsdien veel veranderd. Ik durfde niet aan mijn ouders te appen waar ik moest
zoeken.
Toen ik na de laatste groet met F. terug naar de aula liep
zei hij dat hij nog even bij zijn broer had gekeken. Ook alweer lang geleden.
Herinneringen kwamen boven en het besef dat we een verleden deelden. Dat we dus
voor altijd bij elkaar hoorden.
In de rij voor het condoleren ging ik, alvorens bij
M. aan te komen, andere familieleden langs. Andere broers, die ik ook kende, en
aangetrouwden. Een van hen vroeg wie ik was: ‘Ik ben de ex-vriend van M.’,
grapte ik, wetende dat M. me kon horen. Hij schoot in de lach.
Ik ben daar goed in, verkeerde grappen op foute momenten
maken. De vrouw van M. ging er even in mee en zei tegen haar dochter: ,,Ja,
kind, we hebben één keer een uitnodiging van die mensen gehad en daarna nooit
meer.’’
,,Maar we zijn wél Facebook-vrienden,’’, probeerde ik het
meisje gerust te stellen.
Achter mij hoorde ik die ene mevrouw tegen anderen zeggen:
,,Dat is een ex-vriend van M.’’
Eenmaal aangekomen bij M. omhelsden we elkaar. We hadden
elkaar lang niet gezien, maar ook hij zou altijd een vriend blijven. Of we
wilden of niet.
Zijn broer J. was overleden, na jaren van vechten tegen die
slopende ziekte. Die er ineens was, weer ging en, zoals zo vaak, weer
terugkwam. Het verhaal van zijn leven werd verteld door G., de andere vriend
van mij. Dat deed hij mooi en ik vroeg me af of ik dat zou kunnen, zo rustig
vertellen over een dierbare die naast je in een kist lag.
Een blik op zijn vrouw, die haar man kwijt was en zijn
zoontje, die zijn vader nooit meer zou kunnen vasthouden, gaf het antwoord.
Ik condoleerde tot slot ook G. en, in gezelschap van andere vrienden,
vroegen we hem of hij het slotgedicht zelf had geschreven. Dat klopte. Dat
dachten wij al, grapten wij. Mooi, maar stijlvast was anders. Postmodernistische
passages afwisselen met romantische strofen en eindigend in visuele abstractie.
Wij zijn daar allemaal goed in, verkeerde grappen op foute
momenten maken. Maar hij grijnsde, blij met een kort moment van ontspanning.
Humor is ook een vorm van omdenken, van liefde.
Ik kende J. niet alleen als broer van M. en G., ook als
tegenstander. In mijn hoogtijjaren als voetballer kwamen we elkaar regelmatig
tegen. Ik aanvaller, hij keeper. Ik heb volgens mij nooit tegen hem gescoord. Een
keer, een keer was ik er heel dichtbij, lang geleden op dat fraaie oude
voetbalpark in de rozenstad. Ik kopte de bal richting bovenhoek en wachtte op
het moment dat ik juichend weg zou kunnen rennen. Het moment kwam niet, omdat
J. er met een uiterste krachtinspanning nog een vingertop achter kreeg. Dat heb
ik vaak moeten aanhoren: ,,Ik kon der nog net bie.’’
Abonneren op:
Posts (Atom)