Schlachtenbummler
Zijnde een mens wiens voorkeur naar de Angelsaksische
letteren uitgaat ben ik ietwat bevooroordeeld, maar Engels is natuurlijk dé
taal voor literatuur. Het is bijna zonde om de werken van William Faulkner,
John Updike, Henry Miller, Ernest Hemingway, Philip Roth, Don DeLillo, John
Cheever en Raymond Carver te vertalen.
Inzake eten en drinken moeten we ons
bedienen van het Frans. Foie gras klinkt aanmerkelijk beter dan berehap en bij
gedachten aan chateaubriand, bouillabaisse, coq au vin en moules et frites
loopt het water mij in de mond. Aangaande de liefde is Spaans de aangewezen
taal. Er is geen mooier woord voor vrouw dan ‘mujer’, net als er in de muziek geen
passender kreten zijn dan het Italiaanse ‘allegro’, ‘fortissimo’ en ‘adagio’.
Toen ik in Winschoten woonde was het woord ‘piano’ een tijd
lang in de mode: ‘Hé mienjong, dou even piano piano.’
Dit gezegd hebbende komen we automatisch uit bij de
conclusie dat Duits dé voetbaltaal is. Voor diegene die dit willen afdoen als
gelul: wat is de bekendste uitslag in de geschiedenis van het Nederlandse
voetbal? Precies: Zwei zu eins.
In het voorjaar van 1988 werkte ik in de drukkerij van de Winschoter Courant en niet alleen stond het Europees Kampioenschap
voetbal op punt van beginnen, de drukpers bleek toe aan een onderhoudsbeurt.
Omdat het een machine van Duits fabricaat betrof, stonden er op een goede dag
Duitse monteurs in de bedieningskamer. In contact met Duitse medeburgers is het
buitengewoon verstandig het over twee onderwerpen niet te hebben, maar op de een of andere manier kwam het gesprek toch
op voetbal. Dat ging best goed, totdat een van de monteurs vroeg: ‘Wer wird Europameister?’ Als
vanzelfsprekend riepen we in koor: ‘Holland’. Een antwoord waarin een grandioos
gebrek aan historisch besef doorklonk. Het Nederlands Elftal had tot dan immers
nog nooit iets gewonnen. Bij de Duitser verscheen dan ook een spottend lachje
op zijn lippen. Een beetje zoals je tegen kleine jongetjes lacht die zeggen dat
ze net zo hoog als de dakgoot kunnen plassen. Een van mijn collega’s, laten we
hem Jan D. noemen, raakte daar zo geïrriteerd over dat hij riep: ‘Der Matthäus muss Carbid lusten.’ Dat
had hij in geen enkele andere taal zó kunnen zeggen.
Als een Engelse commentator moet vertellen dat er een
strafschop is spreekt hij de ‘P’ van penalty uit alsof hij op hetzelfde moment een
beuk op zijn rug krijgt van Bud Spencer. Met ‘Elfmeter’ weet iedereen onmiddellijk waar ie aan toe is. Zelfde met
‘Ecke’. Hoekschop is een onzinnig
woord. Wat moet je schoppen? Een hoek? Om de hoek? Doelpunt, goal? Allemaal
onzin. Goed, het Braziliaanse ‘góóóóóóóóóóóóóóóóóóóóóóóóóóóóóóóóóóóól’ heeft wel
wat, maar ik geef de voorkeur aan ‘Tór’.
Bij een ‘elftal’ zie ik de hulpjes van Paulus de Boskabouter paddenstoelen
afstoffen, maar een ‘Mannschaft’ is pas
een team. Zowat elke verdediger
scheet in de broek als Horst Hrubesch aan kwam denderen. Zijn bijnaam was ‘Das Ungeheuer’. Vergelijk het met ‘Us
Abe’. Dat is de naam van een vuurtoren aan het Tjeukemeer.
Edoch… het Duits is niet voor niets ook de taal van Goethe,
Schiller en Hölderlin en tegenover die krachtige termen klinkt poëzie in kreten
als Dreh- und Angelpunkt, Auftakt nach
mass, Abseitsverdächtig, Bananenflanke, Fallrückzieher en Torschützenkönig en ik had graag Maximilian
Heidenreich geheten. En het Duits kent natuurlijk het mooiste woord voor supporters.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten