De wegen slingeren
door het platteland in Midden-Groningen en elke keer als ik vanaf Slochteren
naar een dorp of streekje in mijn werkgebied rij, zit ik minimaal één keer
bijna in de sloot. Zelfs als je groot licht voert blijft het voortdurend
oppassen vanwege de bijna haakse bochten. Waarom ik hard rijd weet ik niet. De
TomTom zegt dat ik keurig op tijd ben, ik kom zelfs steeds vroeger aan als ik
de timer mag geloven en toch doe ik niet rustig. Het is mijn ingebakken streven
om nooit te laat te komen.
Ik luister
naar J.J. Cale, die zingt van ‘Carry On’, maar mompel tegelijkertijd ‘Wer
reitet so spät durch Nacht und Wind’. Die regel ken ik niet omdat ik de werken
van Goethe heb bestudeerd, het is sinds ik voor de eerste keer ‘Lotgevallen
rond een locomotief’ las, een van de avonturen van Arie Roos, Bob Evers en Jan
Prins.
Prins zingt het als hij midden in de nacht met een rangeerloc door Mexicaans mijnbouwgebied rijdt.
Ik stop om
tien voor vijf in een Onderdendam, bij het opgegeven adres. De huisnummers zijn
niet goed te onderscheiden, dus ik kijk naar waar licht brandt, maar de man met
wie ik heb afgesproken komt uit het huis ernaast.
Dat zie ik
overigens als ik zijn hond ontwaar. Of meer precies haar lichtgevende halsband.
Het regent
dat het giet en gedurende onze wandeling blijft het regenen als een gieter.
De afstand
die we lopen is niet heel groot, zeg 500 meter , maar het gesprek omvat een
universum. Van de positie van de aarde in het heelal, via het waarom van de
namen van de drie Middeleeuwse kerken die we deze keer niet kunnen zien, tot nut
en noodzaak van Fluitekruid.
Het
opschrijfboekje kan ik na drie zinnen opbergen, kleddernat en er zit weinig anders
op dan het interview met de iPhone op te nemen. Onderweg krijgt de hond een
schop. Niet heel hard. Ik denk eerst dat het is om hem bij weidevogelnesten weg
te houden, maar het is om te voorkomen dat hij in het grasland poept. Boeren
willen dat niet. Die vrezen voor de bacteriën in die poep, al is dat volgens de
man onzin.
Toch houdt hij
er rekening mee. Met een papieren zakdoekje pakt hij de drol op, om hem, met
papieren zakdoekje en al, aan de andere kant van het pad in de sloot te gooien.
We staan nog
even stil voor het hoogholtje over het diep en nemen afscheid. Ik ben drijfnat,
rijd dezelfde weg terug en stap om zes uur mijn eigen huis weer binnen. Ik kan
nog één uur slapen tot de wekker gaat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten