Ik
begroette ze met een ‘Tag, Jungs.’
,,Hallo’’,
zeiden ze.
Of ze Hunger
hadden.
Ja.
Of ze
knakwurst kenden.
Dat kenden
ze.
Ietwat
Trinken daarbij?
Gern, ja.
Ik had
chocomelk, Capri-Sun, eieren, Kaiserbrötchen, puntbroodjes (punktbrötchen?) en
ook nog gewone witte bolletjes gehaald, maar geen rekening gehouden met het
feit dat kindermagen na twee broodjes knakworst tjokvol zitten, dus de
hagelslag, pindakaas, ham en käse, evenals het plan voor een Salade Niçoise kon
ik in de (koel)kast laten, alsmede de Orangensaft.
Op de een
of andere manier had ik me een soort kringgesprek voorgesteld, waarbij wij
alles zouden komen te weten over hoe zij woonden en leefden in Weener (‘Bayern?
Ach nee…’) en wij honderduit vertelden over het leven in het rurale Slochteren.
Dat was dom gedacht.
Ze wilden
spelen.
Met Nerf-geweren.
Daarvan
hebben wij er heel veel. In een grote kist in de schuur. Zoals er op zolder een
kapitaal aan Lego in opbergboxen ligt, net als spellen, puzzels, een drumstel,
drie dozen Donald Ducks, Duplo, twee rugzakken, een kinderwiegje, een wasbak, een
stuk of zes staande lampen en een paar dozen met tegeltjes die, als we maar
lang genoeg wachten, weer ‘retro’ worden. Voor de zekerheid zette ik de verwarming
op de slaapkamers aan, maar een groot deel van de 2,5 uur die de Duitsers hier
waren brachten ze in de schuur door.
Omdat ook
kinderen aan de andere kant van de grens nooit de deur achter zicht dicht
trekken vond ik het nu en dan fris en af en toe vloog er een pijltje voorbij,
maar ik kon toch gewoon doorwerken. Al legde ik af en toe een oor te luister en
verbaasde me weer eens dat kinderen gewoon met elkaar spelen. Ook al hebben ze
elkaar nooit gezien, is het de vraag of ze elkaar ooit weer zullen zien, spelen
gaat altijd goed. Het waren ook keurig opgevoede kinderen, leek het.
Het was
bovendien bijzonder om mijn negenjarige zoon op zijn Engels de boel een beetje
te horen regelen. Want Duits wordt op de basisscholen van Slochteren nog niet
gegeven. Engels wel en Spaans zelfs, maar de taal van het dichtstbijzijnde land,
nee, dat niet.
Uiteraard
zat de hele club na verloop van tijd achter de Playstation, want ook die manier
van spelen is internationaal, maar de tijd vloog voorbij en op zeker moment zei
ik een woord dat ik graag uitspreek als er geen Duitsers in huis zijn en zei
van ‘Leute’, we gaan. Dat vonden ze allemaal prima. Met de medeneming van twee
taarten - de uitwisseling werd afgesloten met een high tea op school - bracht
ik de mannen weer weg, reed naar huis en karde dik twintig minuten later
opnieuw naar school. De high tea duurde immers maar een half uur. Om half vier
stond de bus voor om die Leute terug naar de Heimat te brengen.
Die bus was
de straat nog niet uit, of er kwam, dat zou je altijd zien, een Slochter meisje
de school uitrennen met de mededeling dat een van de Duitse kindjes zijn
rucksackje vergeten was. Het leek me hét moment om alle opgekropte
scheldwoorden er in een keer uit te gooien, maar ik beheerste me. In de auto
terug deden we dat wel, inclusief een minidemonstratie van een bepaalde
aflevering van Fawlty Towers, afgeblust met alle foute grappen die je over onze
Oosterburen kunt maken en op de Hoofdweg zag ik dat de Duitse bus ons alweer
tegemoet kwam. Die was dus omgekeerd voor de vergeten tas. Glimlachend stelde
ik me voor wat die chauffeur in gedachten allemaal zei.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten