vrijdag 21 maart 2014

De pier van Oterdum

Een bioscoop hebben we in Slochteren niet, op de Fraeylamborg wordt slechts af en toe muziek en theater geprogrammeerd en we doen het nog steeds zonder dorpscafé. Op een koude zondagmiddag, als je met het gezin de deur uit móet, omdat iedereen dreigt elkaar de hersens in te slaan, blijft alleen de pier bij Termunterzijl over, beter bekend als de Pier van Oterdum. Het bijzondere aan die plek is dat er niks te doen is. Je kunt er over de Eems kijken, er staat een frietkar en dat is het.

Het is niettemin een populaire uitspanning. Er zijn altijd mensen. Groningers, een enkele Duitser. Oudere echtparen, mannen alleen, gezinnen en verliefde stelletjes in gepimpte autootjes. Je ziet er nog wel eens een Opel Manta. Iedereen parkeert de auto aan de zijkant, of vooraan en gaat naar de horizon zitten turen. Waarom is niet duidelijk, want het uitzicht is dramatisch. Eigenlijk is er niets te zien. De lucht is even grijs als het water, aan de linkerzijde staat chemische industrie, daarachter doemt de Eemshaven op en alleen als de zon schijnt is aan de overkant Duitsland te herkennen. Soms vaart een binnenvaartschip voorbij, soms een coaster, meestal niks.

Ik weet dat rechts, achter de horizon, de Dollard is. Daar schijnen dorpen op de zeebodem te liggen. Iemand vertelde mij dat een jaar of tien geleden. Ik dacht dat het om inside informatie ging, maar even googelen leerde dat Torum in 1509 door een vloedgolf werd verzwolgen. Het lag op vijf kilometer ten zuiden van Emden en staat bekend als het Atlantis van het noorden. Er is in 2009 zelfs een Duits/Nederlandse manifestatie geweest, ter herinnering aan de 33 gehuchten die door het water zijn weggevaagd. Ik legde pas later de link met de voorstelling ‘De leste man van Torum’ die daar onderdeel van was. Nooit bij stil gestaan. Nu ja, ik hoef ook niet alles te weten.

De meeste mensen blijven in de auto zitten. Misschien denken ze na over het leven, de vergankelijkheid. Misschien zitten ze gewoon te wachten totdat Studio Sport begint. Frans Halsema zong erover in ‘Zondagmiddag Buitenveldert’. Hij had hier eens moeten lopen.

Uitstappen is vrij zinloos. Een wandeling over de pier is even sensationeel als over de parkeerplaats aan de Sontweg, op een maandagavond. De wind is zo sterk dat de tranen je binnen een minuut in de ogen springen. Mijn vriendin gaat er nooit uit. Ik wil nog wel eens een poging wagen. Een keer ging Hunter mee. We liepen tot aan het vuurtorentje en zagen een speedbootje. Toen vroeg hij klappertandend: ‘Waarom lopen we hier, papa?’

Reyer probeerde het ook eens. Dat verbaasde me, aangezien de heren alleen in de auto waren te krijgen door ze patat met frikadel en kroket te beloven. Mijn jongste zoon probeerde even om te rennen, maar merkte direct dat het daarvoor te hard waaide. Hij kwam er niet tegen in.

Ik kom regelmatig op die pier. De eerste keer zal met mijn ouders geweest zijn, lang geleden. Ik reed er vanuit Winschoten wel eens heen met een meisje, of een vriend. Twee dagen voordat Hunter werd geboren stonden we er. Ook op een zondagmiddag. Dat zeiden we tegen hem. ‘Dat wéé-héét ik allang. En ik wil straks een frikadel én een kroket. En AA-drink.’

Dolfijnen hadden er moeten zijn. Of orka’s, walvissen. De enige levende wezens naast de mens zijn echter de meeuwen, die krijsend om restjes patat vechten. Een geel strand had hier niet misstaan. Met schelpjes en zeesterretjes en een paviljoen. Maar wie daar aan het water wil vertoeven en die mensen zijn er, getuige de camping achter de dijk, die ligt met zijn handdoekje op beton, tussen stinkend zeewier.

Toch is die pier mij even vertrouwd en dierbaar als de uitgestrekte polders achter Winschoten en de omloop rond de Euroborg, op een voetballoze zondag. Ik hou van leegte en verlatenheid. Mijn fascinatie voor desolate plekken is dat ze zo fraai de machteloosheid van de mens illustreren. We proberen de aarde te beheersen, naar eigen inzicht te vervolmaken, maar het wordt nooit wat. Wij zijn slechts voorbijgangers. Wie zal over honderd jaar weten dat ons gezinnetje daar, op zomaar een zondag, gezellig friet zat te eten? Met een frikadel erbij voor Reyer, voor Hunter een frikadel én een kroket, voor mama kibbelingen met saus en voor papa een lekkerbekje.

We winnen land op water, we overbruggen ravijnen, we zetten gebouwen neer die aan de wolken krabben, maar een beschaving heeft altijd een achterkant en nergens glipt het bestaan ons meer door de vingers dan aan de oevers van de Eems.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten