woensdag 6 augustus 2014

Voorbij de Watertoren (21) - Weer aan de afwas

De rand van het kopje is beschadigd, zie ik ineens. Scheelt weer, is de eerste gedachte en ik mieter het in de vuilnisemmer. We hebben servies genoeg, aangezien mijn vrouw regelmatig nieuwe dingetjes koopt terwijl dat wat er al was gewoon blijft. Maar als je aan het afwassen bent telt elk kopje en ik ben aan het afwassen.

Dat is een bijna vergeten bezigheid in 2014, althans in de huizen van tweeverdieners met kinderen die elke avond op een sportveld staan, maar als de vaatwasser kapot is moet je wat.

Ik kijk naar buiten en ik denk aan ‘tijd’. Afwassen heeft alles met tijd te maken. De belangrijkste reden dat de mens het machinaal laat doen is dat je er nauwelijks omkijken naar hebt. De vaat er vuil in, een uur later schoon er weer uit. Nog geen tien minuten werk.

Een vlucht ganzen vliegt over ons huis. In een keurige V-vorm. ,,Kijk,’’ zegt mijn vrouw, ,,mooi gezicht.’’

Ik kijk: ,,Vliegen ze nu al naar het zuiden?’’

,,Hoop ik niet,’’ is het antwoord, ,,anders ben ik direct weer depressief.’’

De vogels lijken richting Eelde te koersen, maar dat zal wel niet.

Tijd is, ga ik verder met denken als ik weer met mijn handen in het sop zit, ons grootste goed. Niet energie, water of voedsel. Dat is op de een of andere manier te regelen. Maar de tijd tussen je geboorte en je dood is alles wat je hebt. Wat geweest is heb je van horen zeggen en dat wat komt, is toekomstmuziek. Ook belangrijk, daar ben je alleen niet zelf bij.

In de vakantie dacht ik veel aan tijd. Op de eerste dag, toen we richting Duitse grens reden, was ik opgetogen, maar dacht meteen al aan het gegeven dat ik over drie weken de andere kant zou oprijden, weer richting huis, richting werk.

We hadden het leuk, we sliepen uit, deden alles op ons dooie akkertje en op dagen dat het stortregende keken we in de caravan naar oude dvd’s van Bert Visscher, chips, cola en wijn binnen handbereik, maar in mijn achterhoofd telde ik af.

Wat ik me er nu vooral van herinner is de dag van aankomst, toen de caravan geïnstalleerd was en ik met een biertje voor me en mijn zoons naast me naar Nederland – Costa Rica keek, in de gelukzalige wetenschap dat ik drie weken niks doen voor me had. Daarna begon het rekenen, want elke dag die begon eindigde ook en deed de dag van vertrek dichterbij komen.

Dat de vaatwasser kapot is komt ook door de tijd. Het ding is twintig, misschien wel dertig jaar oud. We wilden het niet weten, dachten dat het euvel wellicht over zou gaan. Maar apparaten zijn niet tijdelijk kapot. Ik heb nog nooit meegemaakt dat een ding het eerst niet deed en ineens weer wel.

Een nieuwe kopen is geen optie. De onze is op maat gemaakt voor de inbouwkeuken. Die keuken staat ook op instorten dus dan ga je geen afwasmachine kopen die in de keuken past als je weet dat die keuken binnen afzienbare tijd gesloopt wordt.

Dus sta ik op dinsdagavond af te wassen en kijk naar buiten.

Ik ben alleen, vrouw en kinderen zijn elders, ik weet niet waar en ik bemerk, ietwat geamuseerd, dat mijn armen en handen doen wat ze moeten doen, zonder dat ik er echt bij na hoef te denken.

Tijd is kostbaar. Ook op het platteland. Juist op het platteland. De idee dat het leven in rurale streken langzamer gaat is onzin. Misschien hebben we het wel drukker dan in de stad. Op weg naar huis, langs het Slochterdiep, kijk ik graag over de velden, waar het leven, gelijk een tractor over het land, traag voortkruipt, maar ondertusen rij ik tachtig waar je zestig mag.

Het gekke is: ook wij jakkeren door het bestaan en toch lukt het om elke dag de afwas te doen. Dat voelt zelfs, ik zou willen zeggen, ‘gewoon’. Ik hoef er niet eens muziek bij. Ik rommel wat aan, denk aan de dingen van de dag en veeg tot slot met een vaatdoek het aanrecht schoon. In twintig minuten ben ik klaar.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten