Als die voor hun verjaardag een Jabulani, Brazuca of Nike Total90 Strike vragen begint ie te roepen: “In hun sloot liggen er zes, in het bos drie, onder de hortensia twee en een in het kippenhok. Allemaal hartstikke goed. Waarom moeten ze een nieuwe? Als ze daar eens gingen kijken. Het zijn net zigeuners. Waar ze staan daar schijten ze ook.”
De
neefjes voetballen soms in zijn tuintje. Daar is weinig ruimte. Misschien drie
bij vier meter. Balletje hooghouden, pannaatje hier, elasticootje daar, dat
werk. Bij het snoeien van de klimop kwam vorige zomer een ingegroeid exemplaar
tevoorschijn. Die had mijn schoonvader drie jaar geleden voor die neefjes gekocht.
Meteen kwijt. Overal gezocht, nergens gevonden. Hij schudde zijn hoofd: “Niet
te geloven.”
De
ballen in onze tuin vind ik niet erg. Bij het inspecteren van de hortensia loop
ik er automatisch naar toe. Even terughalen, steekpassje richting kat en verder
met de rozen.
De
bal voelt als een vriend. Een verloren vriend.
Er
zijn jaren voorbijgegaan dat ik een, twee, balcontacten had. Op de camping
misschien, als een bal voor de tent langsrolt en de meisjes bij het volleybalnet
je vragend aankijken. Maar toen mijn zoons mij op een dag meesleurden de tuin
in of naar het grasveldje in de wijk achter ons, voelde het als natuurlijk om een
bal aan de voet te hebben.
Hello
again
We
doen meestal afpakkertje, dan probeer ik zonder hard te lopen het veldje over
te steken. Kappen en draaien, lichaam tussen man en bal. Als je je breed maakt
komt er geen mens aan. Het zijn plastic ballen en de meeste zijn half lek. Die
kleven aan je voet. Hoewel ik nooit een fijbesnaard technicus ben geweest,
blijf ik tegenover Hunter en Reyer in balbezit. Soms maak ik een schaar, haal de
bal achter het standbeen langs of ga er voor de grap op staan. Knappe kerel die
hem loskrijgt. Tot ze me sans gene een schop verkopen en ik krimpend van de
pijn ter aarde stort, in een reflex om een kaart vragend.
‘Gaat
het buurman?’, klinkt het vanachter de schutting.
Hunter
en Reyer zijn tien en zeven en ons tuintje wordt te klein. De bal ligt meer wel
dan niet bij de buren en in de border gaan ze gewoon door. Dat is niet goed
voor schoonkruid, hosta, lavendel en rhododendron. De plantjes zien er uit
alsof een olifant er zijn reet mee afgeveegd heeft. Daarom neem ik ze liever
mee naar de speeltuin. Daar is een veld met twee ijzeren doeltjes. Goed voor
hun sociale ontwikkeling. Leren ze ook eens hoe andere kinderen er in het echt
uit zien.
Je
bent er vijf minuten en uit een straat komt een jongetje. Uit een andere straat
nog een. Ze liggen gewoon op de loer. Dat zijn wat oudere kinderen. Die zijn fanatiek
en die willen partijtje, of kampioentje. Als ze een leren bal bij zich hebben
knal ik een paar keer op doel. Schieten is leuker dan dribbelen.
Dat
de bal vertrouwd voelt is niet verwonderlijk. Als je meer dan dertig jaar lang
twee keer per week traint en een wedstrijd hebt, maak je duizenden,
honderdduizenden, misschien wel miljoenen balcontacten. Ook al doe je jaren
niks, dat blijft hangen. Zelfs liggend in een tuinstoel heb ik graag een bal
aan de voet. Beetje lui heen en weer rollen, dan kijken of je de boom kunt
raken. In gedachten hoor ik het Weser-Stadion ‘ooooeeeeiiii’ roepen. Ik sla de
handen voor de ogen.
‘Wat
is er?’
‘Wat?’
Mijn
vriendin kijkt bezorgd: ‘Waarom sla je de handen voor de ogen?’
‘Oh
zomaar.’
‘Ik
schrik me lam. Ben je geprikt?’
‘Nee,
ik miste een kans.’
‘Dat
is geen nieuws.’
Als
ik aan John Irving denk, schrijver en op en top Amerikaan, zie ik hem op een
foto met een honkbal in zijn hand. Ook al is hij een worstelfanaat. In Amerika
heet een stadion een ballpark. Zo’n honkbal kun je op je bureau leggen, over je
vingers laten rollen als je moedeloos naar buiten kijkt, bij weer een writer’s
block.
Met een voetbal is dat lastig. Je kunt moeilijk voor het raam staan met
een voet op de bal. Dan ga ik net als Cruijff staan te wijzen. Jij bij het
koffiezetapparaat en jij, breed maken en jij diep, zoek de ruimte achter de
eindredactie. Onder het bureau leggen kan wel en er dan een beetje met je
voeten op wiebelen. Daar word je rustig van. Maar ik ken ons bedrijf. Allemaal
ex-voetballers. Dat is een dag, dan ligt ie op het dak van de expeditie.
Ik
maai, verticuteer en bestrooi het gras met kalk. De ballen tik ik een voor een
het terras op. Reyer komt het huis uit rennen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten