Lezen in bed is geen
optie. Ik mag het licht niet aandoen. Dat stoort, zegt mijn vrouw. Andersom mag
het wel. Soms kan zij niet slapen en klikt zij het licht aan. Als ik dan
zeg dat het stoort, zegt ze dat ik dat maar voor haar over moet hebben.
Dus zit ik op zondagnacht in de kamer. Alles in ruste, geen geren en gevlieg, geen gezanik van doe
dit en doe dat. Ik kijk naar buiten. Dat er een wereld buiten ons huis is, zie
ik alleen door het licht van de straatlantaarns. In Slochteren is ’s nachts
niemand bij de weg.
Het enige geluid komt
van de kat, die op het raam krabt. Hij wil naar binnen, maar katten moet ’s
nachts het veld in, vind ik.
Onze kat vindt duidelijk
van niet. Ik vraag me af of ie ’s nachts wel van het erf af komt. Als een van
ons ’s ochtends naar de wc loopt, hoe vroeg ook, zit hij al bij de voordeur.
Ik snap de kat wel, want
hij snapt niet dat hij buiten moet zijn als wij binnen zijn, maar als ik het
beest binnenlaat, gaat ie onophoudelijk tegen mijn benen duwen omdat ie nog een
keer dat ritueel wil dat ik met een schoteltje met blikvoer achter hem aan naar
de schuurdeur loop, alvorens ik hem buitensluit. Maar dan blijf ik aan de gang.
Dan raak ik geïrriteerd en dan kan ik nog minder slapen.
Ik probeer het lawaai te
negeren en kijk televisie. Seinfeld,
seizoen 8, dvd 1. Die zie ik helemaal uit, net als dvd 2. Ik vermaak me
prima met Jerry, George, Elaine, Kramer en Newman, maar liever zou ik in bed
liggen. Pas bij de eerste aflevering van dvd 3 (er staan geloof ik vijf
afleveringen van een half uur op elke dvd), voel ik iets wat lijkt op
vermoeidheid en kan ik naar de slaapkamer.
Hoewel ik de ochtend
vrees haal ik een zeker genoegen uit een slapeloze nacht. Het is leuk om wakker
te zijn als andere mensen slapen en het doet mij denken aan de momenten dat ik
als kind ziek was.
Dan kroop je ook op de
bank, met een deken over en ging je liggen lezen, tenminste als je niet te veel
moest kotsen en de hoofdpijn niet te erg was.
Ik had altijd zin aan
drop, schijfjes sinaasappel en ijskoude sinas.
Dat heb ik met veel, dat
ik aan vroeger denk. Komt dat omdat ik kinderen heb, dat ik bij alles wat zij
doen denk: dat deed ik zelf ook? Of komt het omdat ik ouder word, of gewoon
omdat ik terugverlang naar de jaren des onschulds, toen alles voor je gedaan
werd?
Ik zit op de bank, ik
heb een deken over mijn benen en ik drink. Een borrel. Dat doe ik niet omdat ik
dat een goed idee vind, maar omdat ik denk dat ik dan sneller vermoeid raak en
weer naar bed kan. Als ik geluk heb lukt dat na twee glazen en loop ik tegen
half twee half dronken, langs de voordeur (‘Tot straks poes’), via het toilet
(‘Tot straks lul’), naar de slaapkamer en plof op bed. Als ik pech heb, zoals
deze keer, dan blijft de slaap weg en duurt het wel drie gintonics. En een
droge metworst.
Wij hebben in Slochteren paarse
ochtenden en oranje avonden. Een in de grondbeginselen van de
fotografie onderlegde dorpsgenoot (hij maakt trouwens ook mooie foto’s) leerde
me dat hij en zijn vakbroeders dat het Golden Hour
noemen. Het gouden uur is ook een term uit de medische sector en vooral bij
ernstige ongelukken, maar wat hij bedoelde zijn de momenten, bij het krieken
van de dag of het vallen van de avond, waarop de hemel wonderschone kleuren
heeft.
Dat zie ik soms en dat
is prachtig mooi en dan denk ik: goh, wat is de wereld toch bijzonder, ook al
snappen we er niks van, maar dan beginnen de eerste tractors te rijden, hoor ik
even later de wekker en heb ik vanaf dat moment een knallende koppijn.
(uit de Groninger Gezinsbode, 18 juli 2012)
(uit de Groninger Gezinsbode, 18 juli 2012)