zondag 26 april 2015

Een negatief stukje


De dag na de uitreiking van de Groninger Persprijs 2013, toen ik een 'spraakmakende' column had voorgelezen, getiteld Een positief stukje, werd ik gebeld door de hoofdredacteur van het Dagblad van het Noorden. Hij begon met: ,,Geloof jij in toeval?’’

Eh.. Nee.

Waar ik vandaan kom, Oost-Groningen, is niks tussen hemel en aarde. Toeval, lotsbestemming, karma en zen, daar doen wij niet aan. We verwachten nooit iets. We nemen het leven zoals het komt en het komt zoals we het verwachten: drie keer niks.

Het enige waarmee de Sorghvliethal in Veendam volstroomt met iets wat ons boven de pet gaat is de Kamasutra-beurs.

Mijn verwachtingen van het gesprek waren dan ook niet hooggespannen, maar de hoofdredacteur meldde dat ik een kans kreeg bij het Dagblad van het Noorden.

Ik zat zeventien jaar bij de huis-aan-huisbladen. Stukjes schrijven voor titels als de Veendammer, HS-krant, Gezinsbode, Kanaalstreek/Ter Apeler Courant, Eemsbode, Westerkwartier, Noorderkrant.

Positieve stukjes.

Zeventien jaar

 
Zeventien jaar is een lange tijd en ik had ook wel wat anders gewild, maar op sollicitaties, bij eerst het Groninger Dagblad en later bij het Dagblad van het Noorden, kreeg ik brieven terug die eindigden met: ‘Bedankt voor de belangstelling in ons bedrijf’ en ‘We wensen u veel succes met uw carrière elders.’

Ik hoef denk ik niet uit te leggen dat als je dat drie keer leest, je bij de vierde vacature niet denkt: hé, een kans.

Dus ging ik door met wat ik deed: positieve stukjes schrijven. En als er eens geen Kamasutra-beurs was, zat ik thuis aan de keukentafel. Mijn ambities leefde ik vooral buiten het bedrijf uit en dat resulteerde in elf boeken, drie literairjournalistieke prijzen, twee viersterren recensies in de Volkskrant, het lidmaatschap van het Genootschap Groninger Pers Prijs en boeken nummer twaalf, dertien en veertien zijn in de maak.

Een beetje snakken

 
Dat was een beetje snakken, maar ik dacht: op zeker moment zal het wel opvallen dat ik best iets kan, maar dat gebeurde niet. Ik heb lang getwijfeld of ik voorgaande op zou schrijven omdat je dat niet doet, pochen over jezelf, maar ik krijg nu van Dagblad-mensen terug dat het idee bestond dat ik ‘daar wel lekker zat, bij de weekbladen’. Dat is bij deze dus rechtgezet.

Het telefoontje van de hoofdredacteur kwam ook nadat ik me al lang en breed had neergelegd bij het feit dat ik bij de NDC Mediagroep in ieder geval geen carrière zou maken. Ik was 48 jaar. Dat ging hem niet meer worden. Ik vond het ook goed. Als het zo moest zijn, dan moest het zo zijn. Sterker: het hoefde niet eens meer. Op mijn leeftijd moest je geen beginnend regioverslaggever willen zijn.

Dat alles zei ik echter niet. Omdat het alternatief, nog eens zeventien jaar bij de huis-aan-huisbladen, toch niet zo aanlokkelijk leek, hoorde ik mezelf antwoorden: ,,Ja, leuk. Mooie uitdaging. Bedankt.’’

Een andere wereld

 
Waarna ik belandde in een compleet andere wereld. Positieve stukjes kon ik bij het Dagblad vergeten. Dat wat binnenkwam via de mail, de basis voor alle huis-aan-huisbladen, werd zowat volledig genegeerd. Het was andersom: het werd pas interessant als er stront aan de knikker was. Daarover kreeg je meestal geen mail.

Het duurde even voordat ik dat door had. Op het voorstel voor een artikel over een schoenlapper die geld inzamelde voor een goed doel reageerde mijn chef met een vies gezicht.

Ik dacht aan wat ik fotograaf Hans Zuidema eens hoorde zeggen: ,,Tja, mevrouw. Als iedereen gewoon doet wat ie moet doen komt er nooit meer een krant uit.’’

Die quote gebruikte ik vorig jaar ook in de column, net als die van David Bernstein: ,,Nieuws is alles wat ongerijmd is.’’

Na twaalf maanden bij het Dagblad weet ik dat echt niemand doet wat ie zou moeten doen en dat ‘ongerijmd’ beter kan vertaald worden als ‘een puinhoop’.

Tynaarlo

 
Mijn werkgebied is de gemeente Tynaarlo en in het jaar dat ik er werk scheelde het niet veel of het geliefde Sprookjeshof had de deuren gesloten, ging de Prins Bernhardhoeve failliet, schreef ik dat er een nieuwe bestuurscrisis in de maak was en werden alle bijenvolken in de driehoek Stadskanaal, Hoogezand-Sappemeer en Haren preventief uitgemoord vanwege Amerikaans vuilbroed.

De plaatselijke bakker schuimbekte door de telefoon dat ik die vertrouwelijke brief onmiddellijk moest verscheuren en ik zat een half uur met de nieuwe burgemeester aan de telefoon omdat ik had geschreven dat de raadsvergaderingen wel wat compacter mochten.

Een komisch bedoeld stukje van mij over het behoud van de bitterbal tijdens raadsvergaderingen werd door SBS6 en GeenStijl opgeklopt tot krokettenoorlog en tot mijn schrik zag ik GroenLinks Tynaarlo en CDA Tynaarlo ’s avonds op de televisie. De een met een schaal humus voor zich, de ander met een schaal bitterballen.

Het ging maar door. Op mijn vrije dag had ik woedende voorzitters van belangen- en dorpsverenigingen aan de telefoon, met teksten als ‘We zijn er he-le-maal klaar mee’ en tijdens debatten zaten ondernemers hoofdschuddend op de publieke tribune.

Alles mis

 
Afgaand op bronnen die niet via de mail werkten ging alles wat mis kon gaan in Tynaarlo mis in de sectoren bouwen en wonen, verkeer en vervoer, welzijn, cultuur, economie, sport en onderwijs. Ik begreep niet hoe iemand daar nog kon wonen. Niks was geregeld.

Het ging te ver om te zeggen dat ik de positieve stukjes miste, maar als iemand mij vroeg hoe het bij het Dagblad ging zei ik: ,,Leuk. Wel even wennen.’’

Dat heeft ook met mijn afkomst te maken. Als je een hele jeugd lang hoort dat het niks wordt, dan is het desastreus voor je wereldbeeld als blijkt dat het inderdaad niks is geworden.

Ik, brenger van al dat slechte nieuws, begin me ook medeverantwoordelijk te voelen. Ik durf amper nog de afdeling voorlichting te bellen en omdat ik elke dag vanuit Slochteren naar Assen rij heb ik het gevoel dat zelfs de aardbevingen mij achterna zijn gekomen. Ook Noord-Drenthe is nu rampgebied.

Ik probeer het af en toe minder hard op te schrijven, zodat de mensen niet depressief van de krant worden, maar een collega adviseerde mij om het college juist naar huis te schrijven.

,,Waarom?’’

,,Omdat het een slecht college is’’, was het antwoord.

,,Hoezo? Het zou toch best kunnen dat het beter gaat nu?’’

,,Nee.’’

Leuke dingen

 
Goed, er zijn leuke dingen. Zoals dat alle overuren en onkosten gecompenseerd worden. Dat had ik nog nooit meegemaakt. Zoals een interviewtraining bij Frénk van der Linden.

Zoals dat ik als voetballer die niet verder kwam dan de vierde klasse KNVB voor de voorpagina een beschouwing mocht schrijven over Louis van Gaal.

Maar ik leverde mijn interview met klotsende oksels in en verwachtte half en half een telefoontje van een briesende bondscoach.

Twijfels of ik een echte journalist ben heb ik altijd gehad. Ik ben een naïeve man die nog steeds hoopt dat het een keer goed gaat met de wereld, terwijl je er bij het Dagblad van uit moet gaan dat elke burgemeester, wethouder, clubbestuurder en evenementenorganisator, zelfs de schoenlapper met zijn goed doel, er een potje van maakt en dat al liegend en bedriegend probeert te verdoezelen, ondertussen tonnen gemeenschapsgeld verdonkeremanend.

Het zal geen verrassing zijn dat mijn twijfels in dienst bij het Dagblad van het Noorden alleen maar groter zijn geworden. Al hoor ik soms lovende woorden, ik sluit niet uit dat de hoofdredacteur morgen, of op een andere dag na de uitreiking van de Groninger Persprijs 2014 belt en zijn verhaal dit keer begint met ‘Tja…’
 
(uitgesproken op 23 april 2015 in Lola, tijdens de uitreiking van de Groninger Persprijs 2014)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten