Een van de redenen waarom ik de biografie van Milko wilde
schrijven is dat ik nieuwsgierig was naar zijn (voetbal)leven voor zijn
aankomst in het Oosterpark. Het had wat voeten in de aarde om het in bezit te
krijgen, maar een schat aan informatie staat in het boekje Braća Durovski van Mladen Gvero en Slobodan Reljic uit 1986. Braća
betekent broers en in het ruim 120 pagina’s tellende werkje, gelardeerd met
korrelige zwartwitfoto’s wordt de jeugd van Milko en zijn twee jaar oudere broer
Bosko beschreven. Van de hele jonge jaren in Zilce tot en met het debuut in het
eerste van Rode Ster Belgrado.
Servisch
Nu is mijn Servisch niet meer wat het geweest is, dus zit ik
om de week op maandagavond bij Zora thuis. Zora komt uit Belgrado, is de vrouw
van een collega. Zij leest voor uit het boekje, vertaalt dat in het Nederlands,
ik tik dat op en tussendoor praat ze me bij over zeden en gebruiken in haar
moederland. Dat zijn gezellige, zij het inspannende uurtjes, die we afsluiten
met een biertje en wijntje en dan ga ik weer op huis aan.
Braća is zowel ontroerend als informatief. Tot dusver maakte
ik uit artikelen op dat het talent van beide voetballers wat uit de
lucht was komen vallen. De foto’s van Cvetko en Stojna, hun ouders, lieten
boerenmensen zien, gehard door het leven op het platteland. Geen voetbalmensen.
Uit het boek van Gvero en Reljic blijkt echter dat vaderlief
een behoorlijke stempel op hun jeugd drukte. Zijn eigen profcarrière kwam niet
van de grond en dus droomde hij dat zijn zoons ooit voor 100.000 toeschouwers
zouden spelen in het Maracanã en dus drilde – een ander woord heb ik er niet
voor – hij zijn zoons. Vergelijk het met hoe Joop van Basten alles opzij zette
voor de carrière van Marco.
Rode Ster
Cvetko wilde zijn zoons in het shirt van Rode Ster krijgen.
Dat is gelukt, maar het ging niet vanzelf. Ze moesten al vrij jong oefeningen
te doen. Als beloning kregen Bosko en Milko chocolaatjes, bonbons. Als
vaderlief er niet was hield moeder Stojna een oogje in het zeil. Alles werd
genoteerd. Hoe laat opstaan, wat te eten en daaronder hoorden bijvoorbeeld 200
eieren per jaar. Ze kregen een liter melk per dag en fruit was verplicht,
evenals het middagdutje. Spelen na schooltijd was er nauwelijks bij. Orde en
regelmaat. Trainen.
Zoals het moeders betaamt was Stojna niet altijd zo streng
en vinkte ze wel eens iets af terwijl het niet uitgevoerd was. Dat gebeurde,
het zal geen verrassing zijn, iets vaker bij Milko dan bij Bosko.
Pa Djurovski maakte gewichten van blikjes en beton en één
oefening was al springend proberen een tak van een boom te raken. Slaagden ze
daarin dan ging Cvetko ’s avonds de tuin in om de tak een beetje bij te knippen,
zodat ze er de volgende dag net niet bij konden. Als het inderdaad niet lukte
zei vader quasiboos: ‘Jullie willen niet.’
Paplepel
Het werd hun met de paplepel ingegoten, maar voetballen was
ook alles wat de jongens wilden. Ze gingen graag met de koeien van opa Nicolaj
naar de weilanden omdat ze wisten dat daar veel andere kinderen waren waarmee
ze konden spelen.
Het resultaat was er naar. Al toen Bosko vijf was, zagen de
mensen in het dorp dat het een grote zou worden. Milko volgde. Op school
mochten ze nooit bij elkaar in het team. Dan waren de anderen kansloos.
De droom van Cvetko kwam uit toen in 1976 een telegram uit
Belgrado kwam dat Bosko op proef mocht komen bij Rode Ster. Een jaar later
volgde Milko. Ze slaagden beide zoals bekend, al hebben de jongens als ‘boertjes
van buuten in de grote stad’ moeilijke momenten gekend. Cvetko ook trouwens. Geen
vader blijft onberoerd als hij zijn twaalfjarige zoon op de trein zet voor een
treinreis van achthonderd kilometer van Macedonië naar Belgrado, waar de jongen
zich maar moet redden. Een moment dat beiden zich altijd herinneren.
‘Wees niet bang, speel vrij’, drukte Cvetko zijn zoon bij het afscheid nog wel op het hart.
‘Wees niet bang, speel vrij’, drukte Cvetko zijn zoon bij het afscheid nog wel op het hart.