Dat hij er zelf uitzag als een kruising tussen Wally Tax en
Djenghiz Khan lag volgens hem anders. Dat was mode. Johnny Rep en The Cats liepen
er ook zo bij.
Ik kom uit een arbeidersgezin en in de jaren zeventig
bestond in die kringen weinig waardering voor werkschuw tuig dat in communes
woonde en naakt rondliep op popfestivals, onderwijl luisterend naar wat in de
volksmond ‘kedellappermuziek’ werd genoemd. Met cultuur was in die dagen echt niemand
bezig. De mensheid in Oost-Groningen werkte in de fabriek en ging op zaterdags naar
het voetballen en zondags naar de kerk. Het enige uitje dat we kenden was een
wandeling in de Sellinger Beetse of naar de speeltuin van Drouwenerzand.
Dolly Parton
De verschijning van een film, die een even belangrijk icoon
voor de westerse cultuurbeleving zou worden als de Taj Mahal, Mona Lisa en
Dolly Parton, liet de Kanaalsters volledig onberoerd. Het was in de
Veenkoloniën wel doorgedrongen dat er iets als de jaren zestig aan de gang was,
maar iedereen bleef het liefst zo ver mogelijk uit de buurt van mensen die
glazig uit hun ogen keken en elke zin besloten met ‘weet je wel’.
De enige geestverruimende middelen waar de working class
zich aan waagde waren Skol-bier, Mateus-rosé en Caballero zonder filter.
Dat ‘Sex Machine’ van James Brown bijzonder populair was op personeelsavonden
van de machinefabriek waar mijn vader werkte, had een andere reden. Dat was omdat
het leek alsof Brown in het refrein een vies woord zei (luister zelf). Iedereen kende het als
‘dat nummer van Piethoane’.
Mijn ouders luisterden thuis naar Demis Roussos, André Moss
en The George Baker Selection. George Baker wordt nu gezien als heel cool, toen
wilde je dood nog niet naast zijn muziek worden gevonden, zelfs als vierjarige
niet.
De jongeren van toen zullen meer cultuurbesef hebben gehad,
maar ook zij kwamen niet veel verder dan ‘brommers kieken’ in de
fietsenstalling van het Ubbo Emmius lyceum en van brommers kieken naar een met
drank en drugs doorspekte roadtrip door zonnig Californië was een lange weg. Ik
ken slechts een iemand uit de Veenkoloniën die met ‘On the Road’ in de hand
naar Amerika is gegaan en dat was ex-wethouder Jaap Dijkstra. Hij is het
levende bewijs dat daar geen goeds van komt.
Los van dat mijn ouders de interesse niet hadden, het was in
het Oost-Groningen van eind jaren zestig, begin jaren zeventig allesbehalve
eenvoudig iets mee te krijgen van wat er in de rest van de wereld gebeurde.
Catweazle
Ik heb nog meegemaakt dat er een telefoon werd geïnstalleerd
en de zwart/wit televisie bood naast Nederland 1 en 2 alleen Duitsland 1 en 2. We
keken naar Kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen meneer?, Catweazle en Het
kleine huis op de prairie. De radio bood meer vertier, maar volgens mijn vader waren
David Bowie en Captain Beefheart ‘haalfmalen’ en als het met muziek al zo ging,
hoefde je je geen illusies te maken over films.
Dat ik toch weet kreeg van het bestaan van Easy Rider kwam
omdat de filmposter zeven jaar later nog steeds bij de oudere zus van een
vriendje op de kamer hing. Het moest dus wel over iets bijzonders gaan, maar
toen ik er een keer naar vroeg kreeg ik te horen dat dat niks voor kleine
jongetjes was. Uit wraak gingen we, toen die zus er een keer niet was, in haar
kast snuffelen en hadden dolle pret met die witte raket die onder een stapel
handdoeken lag, vooral bij de gedachte dat ding in te smeren met Midalgan.
Als zestienjarige, op zoek naar rolmodellen, was ik
uiteraard geïnteresseerd in denken en doen van werkschuwe drugsgebruikende hippies,
maar toen was het 1981 en Easy Rider iets van lang geleden. De gesprekken gingen
in dat jaar over aids, de aanslag op de paus, de aanslag op Reagan, de eerste
vlucht van de Spaceshuttle en krakersrellen in godbetert Nijmegen. Bovendien
was Johan Cruijff terug bij Ajax en voetbal begon steeds meer mijn leven te
beheersen.
In het weekeinde ging je naar discotheek Frascati, waar we
in een hoek naar de meisjes keken, terwijl we luisterden naar Spandau Ballet,
Anita Meyer en Rubberen Robbie. Die discotheek lag naast bioscoop Luxor, maar
dat was verboden terrein. Daar kwamen vieze mannen naar seksfilms kijken, eufemistisch
aangeduid als Zweedse natuurfilms. Ik heb heel lang gedacht dat Knut &
Helga de Zweedse Tom en Jerry waren. Zelfs al had ik naar Luxor gemogen,
Easyrider stond er al lang niet meer op de rol.
Punk
Op achttienjarige leeftijd wilde ik punker zijn en een
belangrijke eigenschap van een punker is dat hij hippies haat en alles wat daar
mee te maken heeft. In dienst kwam ik bij zinnen en begon onder invloed van
westerse kamergenoten meer om mij heen te kijken en meer precies naar films, al
was het jammer dat in de bataljonskantine louter porno werd vertoond. Daar werd
niet eufemistisch over gedaan. Een weekendje wachtlopen was een verschrikking,
omdat je twee keer 24 uur onophoudelijk naar seks keek.
In de jaren daarna verdween het fenomeen film naar de
achtergrond. Ik werkte in de drukkerij in ploegen, voetbalde op zaterdagmiddag en de rest van mijn vrije tijd
zat ik in café ’t Pleintje. Films waren niet interessant omdat je in de
bioscoop niet achter de meisjes aan kon en toen ik eenmaal het meisje had gevonden
met wie ik verder door het leven wilde hoefde ik niet meer uit. Films kon je op
televisie zien en er was niks leukers dan zaterdagsavond op de bank liggen.
Hoewel ik inmiddels geïnteresseerd ben in kunst en cultuur
en meer dan veertig jaar de tijd heb gehad een inhaalslag te maken, helemaal na
de introductie van de dvd, heb ik Easy Rider nog niet zo lang geleden voor het
eerst gezien. Ik ben de eerste om toe te geven dat we het hier hebben over een
even belangrijk icoon voor de westerse cultuurbeleving als de Taj Mahal, Mona
Lisa en Dolly Parton, maar ik vond het een enorme kutfilm.
Peter Fonda is vandaag, 23 februari 2015, 75 jaar geworden. Hiep Hiep Hoera.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten