,,Bedankt’’, zei ik.
Hij wees zonder iets te zeggen op een grote tafel. Daar lag
een stapel printjes van pagina’s. Ik kon meteen aan de slag. Omdat ik gehoord
had dat het pittig kon zijn pakte ik een pen uit mijn jas, ging zitten en begon
te lezen.
De Tegenlezer is een even simpele als mysterieuze functie.
Het is de man of vrouw die ’s avonds bij de eindredactie aanschuift en alle
pagina’s doorneemt op punten en komma’s, tik- en taalfouten, kromme zinnen, rare
koppen en onderschriften en niet-bestaande grammatica. Oftewel: de laatste
stofkam alvorens de krant ter perse gaat en ik vermoed vooral om te voorkomen dat
schuimbekkende ex-leraren Nederlands de volgende dag de hoofdredacteur wensen
te spreken en de tirades over zoveel domheid, of nee, nog erger, onkunde,
afsluiten met de verzuchting dat iedereen bij de krant terug in de schoolbanken
moet.
Alle journalisten zijn eens in de zoveel tijd aan de beurt.
Tot en met de hoofdredacteur en algemeen directeur. De compensatie in tijd is om
te huilen, maar je doet het zonder morren.
Eerste keer
Het was mijn eerste keer. Ik stond nog niet ingeroosterd en
op het mailtje van de redactiesecretaresse van: jongens er is een vacature voor
vrijdag, had ik gereageerd. Ik wilde het wel eens meemaken en had gehoord dat
er op vrijdag na afloop een biertje klaarstond.
Hoe het De Tegenlezer is vergaan is voor mij een hoogtepunt
van de nachtbrief. Als de laatste pagina door is mailt de nachtchef een
schrijven rond met de bevindingen van de avond en daarin is steevast een kleine
edoch intrigerende rol weggelegd voor De Tegenlezer: ‘Collega A. las voor ons
de pagina’s. Hij noemde het een avond van dood katoen. Morgen verwelkomen wij
collega K.’
Een andere keer ‘behoedde collega L. ons voor een pijnlijke
fout op de vp’, weer een andere keer schaterlachte collega J. zich door de
kopij’ en het allermooiste was toen ‘collega M. tussen de bedrijven door tijd
had om een boek in een buitenlandse taal te lezen’.
Ik wilde ook een keer De Tegenlezer zijn.
Dat heeft te maken met de manier waarop ik het werk beleef.
Het zou een gotspé zijn om te beweren dat ik de journalistieke hoop in bange
dagen ben, maar ik hou van kranten maken. De Tegenlezer is een typisch
krantenfenomeen. Een uiting van liefde. Zoals de bloemist een boeketje nog even
schikt, de slager een plakje leverworst in de tas doet en de autoverkoper een
mugje van de voorruit veegt.
In een hoekje
Spectaculair is het niet. De redactievloer is zo goed als
verlaten. In een hoekje werkt rechtbankverslaggever R. nog aan een stukje, theaterrecensent
en man zonder leeftijd J. d’A. schuift ongemerkt achter zijn bureau en is even
plotseling weer verdwenen en collega P. van de sport maakt zijn pagina’s op en
ziet ondertussen op de tv hoe Cambuur met 2-0 het schip in gaat.
Als ik koffie haal praat ik even bij met P. Hij leerde me ooit
dat je een stuk nooit begint met ‘Afgelopen weekend’ en hij diende een trainer
eens van repliek met de de mededeling dat hij langer verslaggever bij de krant
zou zijn dan de aangesprokene coach van SC Veendam.
De eindredactie doet grotendeels zwijgend haar werk. Een
aantal mannen en vrouwen aan een bureaublok, achter enorme schermen. Meer is er
niet te zien. Als iemand had gezegd: hier worden overlijdensberichten ingetikt
had ik het ook geloofd. Op momenten dat ik even niks te doen heb kijk ik rond,
observeer de mannen en vrouwen. Soms kijkt er een terug.
Collega G. schudt zijn hoofd. Een schampere lach doorbreekt
de stilte. Op de regioredacties schelden we iedere ochtend op die oenen die
onze teksten weer eens hebben verkloot, maar elke avond proberen de eindredacteuren,
het huilen nader dan het lachen, nog iets leesbaars te brouwen van de Bagger
met hoofdletter B die wij aanleveren. Ik hoorde van G. zelfs een bijnaam voor
een naar ik dacht gewaardeerde collega.
Alledag
Maar toch, toch voelde ik een verbondenheid. Dat wat je soms
kunt voelen in de sleur van alledag. Kranten maken is wat wij doen, dit zijn
wij. Ook al foeteren we op elkaar, wat we elke dag willen is een mooie krant. Je
kunt er van alles van vinden, bijvoorbeeld dat ie op het punt staat te
verdwijnen (wat ik niet geloof, maar dat terzijde) en al die ex-leraren
Nederlands vinden altijd wat, de insteek is: dat wat er in staat moet ergens
over gaan, moet kloppen. Gecheckt, getoetst, gecontroleerd.
Als collega K. halverwege de avond een duik in de koelkast
neemt veer ik op. Ze tovert drie, vier, vijf, uiteindelijk zeven biertjes
tevoorschijn. Dat wordt tikkerij straks, denk ik, met mij erbij zijn we twaalf
man.
Dat biertje haal ik echter niet. Om half elf zegt de
nachtchef dat ik mag gaan.
,,Nu al? Komt er niks meer?’’
,,Kan nooit veel zijn. Die paar doen we zelf wel. Het is
toch rustig. Bedankt dat je er was.’’
Het was een avond van dood katoen. Hoeveel pagina’s ik onder
ogen heb gehad, geen idee, wat ik allemaal gelezen heb, al sla je me dood, maar
ik ging naar huis met het gevoel dat ik iets belangrijks had gedaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten