woensdag 12 november 2014

Voorbij de Watertoren (35) – Soms zie ik op tegen de dagen

Soms zie ik op tegen de dagen. De dag die voor me ligt, de volgende dag, de rest van de week. Alle dagen.

Dat ligt niet aan de dagen. Die zijn al jaren hetzelfde. Het ligt ook niet aan de dingen van de dag. Het ligt aan mij. Hoe ik me voel. Al kan ik niet uitleggen wat er is.

Mijn lichaam voelt vermoeid, brak. De griep gaat rond, de oudste zoon hoest en de jongste ligt met ‘bonkjes in mijn hoofd’ op de bank, niemand is fit, dus daar zal het mee te maken hebben, maar misschien is het andersom. Dat ik tegen de dagen opzie en daardoor alle pijntjes en kuchjes voel. Zou kunnen. Je weet het niet.

Ik denk aan de dag die voor me ligt, aan de rest van de week, aan wat er niet klopt, niks doet het, dit gaat niet goed, dat niet, hoe krijgen we het in godsnaam allemaal weer rond en dan denk ik: tja.

Soms haal ik die gedachte niet eens. Dan denk ik niks. Dan laat ik gebeuren wat gebeuren moet en merk dat de dingen voorbijgaan, zonder dat het me lukt er iets van te vinden. Blijheid, tevredenheid, genoegdoening? Mwoah. Zelfs boos worden lijkt zinloos. Gaat het goed, gaat het goed. Gaat het niet goed, ook dat komt voor. Betekenis is een rekbaar begrip. Hebben we ook maar verzonnen. Ik ben nergens meer bij.

Zelfs de koffie smaakt niet.

Een vriend van mij zegt te pas en te onpas: n mins is gain eerappel. Een mens is geen aardappel. Geen idee wat het betekent, maar soms voel ik me een aardappel.

Misschien past het bij het jaargetij. Zou kunnen. Er zijn meer mensen die in de hersft inzakken. Dat is één op één te verklaren. Minder licht, minder zin.

Een kunstenaar heeft een vroege periode, een blauwe periode, een mens heeft soms een mindere periode.

Maar ik hou van de herfst, de donkere dagen, het langzaam afscheid van de zomer, het opmaken voor de winter. Als ik door het land rij, langs de akkers van Groningen en de bomen van Drenthe en ik zie de kleuren, het licht en de lucht, dan verbaas ik me oprecht over de wonderlijke wereld van het leven. Zoiets verzin je niet.

Soms, als ik langs de wereld rij, ga ik terug in de tijd. Dan denk ik aan vroeger, aan de jaren van mijn jeugd. Daar denk ik vaak aan. Aan wat ik deed, wat ik droomde, hoe ik me voelde. En of dat wat ik nu voel, hetzelfde is als toen. Maar als kind keek ik nooit tegen de dagen aan.

Er was wel eens wat, maar ik heb niks gemist. Ben nooit iets tekort gekomen. Behalve een keer met Sinterklaas. Toen wilde ik een radiografisch bestuurbare auto. Ik kreeg er een met een snoer. De voorwielen konden niet draaiden. Dat was een minder moment. Al is me dat altijd bijgebleven, de laatste die mag zeuren ben ik. Toch zeur ik.

Als ik de bomen voorbij ben, zie ik weer op tegen de dag die voor me ligt, de volgende dag, de rest van de week. Alle dagen.

Soms denk ik daarom dat ik mezelf voor de gek hou. Dat ik helemaal geen herfstmens ben. Dat ik wel kan denken dat dat zo is, maar daarmee voorbij ga aan mezelf. Aan wie ik werkelijk ben. Dat ik allesbehalve een opgewekte man ben. Dat ironie en scherts een masker zijn. En dat daarachter, als ik eerlijk ben, een sombere man schuilgaat. Een chagrijn. Een negatieveling. Een bange man. Logisch dat je dan tegen de dagen opziet.

Hoe ik mezelf zie: ik ben niks, ik kan niks. Geen grap, dat denk ik echt. Een rare man. Onnozel. Naïef. Een enkele keer maak ik iets waarvan ik denk: mwoah. Het meeste is niks. Ook dit stukje niet, laten we eerlijk zijn. Waarom ik het dan schrijf, op de blog zet?

Geen idee. Je moet wat.

Of beter: wat moet je anders?

Mezelf aan de haren uit het moeras trekken, ja. Maar dat lukt niet altijd. Het enige wat troost geeft als ik opzie tegen de dagen is dat alle dagen ook weer voorbij gaan.

1 opmerking:

  1. Lichttherapie kan een hoop uitmaken, Herman. Laat je eens voorlichten in het UMCG. Ik ken mensen die er erg veel baat bij hebben.

    BeantwoordenVerwijderen