donderdag 27 februari 2014

Ik was Milko Djurovski


De man knikte. Of ik wilde proberen. In zijn ene hand had hij een leeg glas, in de andere een halfvolle fles. Over zijn bedoeling bestond geen twijfel. We waren in Frankrijk. Het land waar de mens nooit meer dan drie stappen verwijderd was van een alcoholische versnapering. Een van de vele redenen om er naartoe te gaan, zo niet de belangrijkste en bij het minste of geringste vermoeden van een proeverijtje stond ik vooraan, ook al wist ik dat ik een betoog in halfbakken Engels zou moeten aanhoren omdat de aanbieder mij een doos of wat van het een of ander wilde aansmeren. Ik schudde deze keer echter van nee. Dezelfde wijn werd in drieliterpakken bij de receptie verkocht. Ik had bovendien al drie glazen achter de kiezen, bij wijze van aperitief voor de moules et frites, die om zeven uur in het restaurant zouden worden geserveerd.

Een markt is in Frankrijk doorgaans een belevenis, maar dat wat er die maandagmiddag op de parkeerplaats van camping Castle Rose stond, mocht de naam nauwelijks hebben. Het was bijna een belediging. De worstjes lagen ook bij de SuperU in de schappen, de kaas bleek van het type Port Salut en hippiekettingen had je zelfs op de markt in Oude Pekela. Dat mijn vriendin en ik er rondliepen was vooral om even iets anders te doen dan bij de tent hangen en met Jan en alleman over het weer in Nederland zeveren. Daarbij hadden onze zoons ons gesmeekt ‘naar voren’ te gaan. Ze wilden eindelijk flipperen. Dat hadden we beloofd. En ze wilden een ijsje. En op het springkussen. En patat. Ik gaf ze een paar euro en wilde net richting terras lopen, toen mijn oog op een andersoortige kraam viel. Die stond er vorige week niet en nog opmerkelijker: het aanbod had niks met eten en drinken te maken. Slippers, sandalen, bootschoenen en sokken. Veel sokken. Witte sokken.

Witte sokken?

Sokken, witte sokken, waren een belachelijk artikel in de Languedoc. Niemand in Zuid-Frankrijk droeg sokken, laat staan witte. Je moest veel vertrouwen in de gewoontes van Nederlandse campinggasten hebben om te verwachten dat ze als warme broodjes over de toonbank zouden gaan. Wat waren dit voor lui? Zigeuners? Poolse vrachtwagenchauffeurs die een paar centen wilden bijverdienen tijdens het wachten op een lading terug? Ik begreep er niks van.

In Frankrijk verwachtte ik een typisch Franse markt met typisch Franse producten, zo van het land. Ik zat niet te wachten op typisch Oost-Europese producten, zo van een vrachtwagen gevallen. Net wilde ik tegen mijn gade zeggen dat dit echt de laatste keer was dat ik naar die kutmarkt ging, of ik merkte een man op die bezig was dozen uit te pakken. Dat halflange haar, dat ongeschoren hoofd, die haviksneus, die donkere ogen waarin het verdriet van de Balkan lag verzonken. Een unheimisch gevoel maakte zich van mij meester.

Was dat Milko Djurovski?

Ik keek nog eens goed en probeerde niet op te vallen. Daarbij maakte ik gebruik van het feit dat mijn vriendin geïnteresseerd in de sokken zat te rommelen, terwijl ze af en toe een paar aan mij liet zien: ‘Hoe vind je die? Ze zijn erg goedkoop. Kwaliteit zal wel niks zijn. Voor die prijs kun je je echter geen buil vallen. Moest jij nog teenslippers?’

‘Ja.’

Ik pakte een paar, keek op de onderkant en vervolgens met een schuin oog weer naar de man in wie ik Milko Djurovski vermoedde. Des te beter ik keek, des te overtuigder ik was van mijn vermoeden en des te meer realiseerde ik me het onwaarschijnlijke van de waarneming. Milko Djurovski kon hier niet zijn. Waarom zou Milko Djurovski hier zijn, op deze maandagmiddag op camping Castle Rose? Op een markt in Skopje misschien, in Kumanovo, Bitola, Prilep, Veles of een van de andere steden in Macedonië, zijn moederland. Had ik hem daar gespot, dan was het gemakkelijker geweest een logische verklaring te vinden, maar Zuid-Frankrijk? Was Milko een Poolse vrachtwagenchauffeur geworden? Verkoper van witte sokken? Maar als dit niet Milko Djurovski was, dan was dit iemand die een kapitaal aan plastische chirurgie had uitgegeven om zoveel mogelijk op Milko Djurovski te lijken.

Milko Djurovski.

Milko Djurovski.

Milko Djurovski.

In gedachten zei ik zijn naam een paar keer, half hopend dat ik daarmee onbewuste signalen uitzond zodat hij mij zou opmerken, misschien een praatje met mij aanknoopte, al wist ik niet zo gauw in welke taal, waaruit ik dan kon concluderen of het hem was. Als geboren en getogen Groninger was ik de grondbeginselen der telepathie echter niet machtig. Wij wisten niks van dingen tussen hemel en aarde. Wij voelden alleen aan ons water of het koud was. Ik begon zijn naam stilletjes te mompelen.

Mil-ko Dju-rov-ski.

Mil-ko Dju-rov-ski.

Mil-ko Dju-rov-ski.

Steraanvaller van Joegoslavië, later Macedonië. Geboren in 1963, in Tetovo. Speelde met broer Bosko acht jaar voor Rode Ster Belgrado. Werd met die club twee keer kampioen en won twee keer de beker. Maakte deel uit van het Joegoslavisch elftal dat de bronzen medaille won op de Olympische Spelen. Verkaste later naar Partizan. Met die club kampioen in 1987, de beker in 1989, supercup in 1989. Maar meer nog: de beste voetballer die ooit bij FC Groningen voetbalde. De enige vedette ook die FC Groningen heeft gekend. De man kon niet alleen waanzinnig goed voetballen, hij leerde de bewoners van het land van koolzaad en aardgas wat sterdom precies inhield.

Milko Djurovski was begin jaren negentig verantwoordelijk voor een merkwaardig verschijnsel op de voetbalvelden in Noord-Nederland. De maillot. Een kledingstuk dat ’s winters alleen werd gedragen door kleine meisjes, al kende het in de hoogtijdagen van Doe Maar een korte opleving in populariteit bij jonge vrouwen, bij voorkeur in combinatie met roze bodywarmers, gifgroene haarband, roze minirok en gele moonboots. Balletdansers droegen ze, maar in Stadskanaal waren weinig balletdansers.

Wij zouden nooit op het idee zijn gekomen maillots te dragen. De mannen van Groningen stapten, weer of geen weer, met opgestroopte mouwen uit de kleedkamer, een verkleurd broekje strak om de stevige billen. De looks werd gecompleteerd met afgezakte kousen en schoenen van een lokaal merk waarvan de neuzen omhoog wezen. Wij waren Hans-Peter Briegel.

Bij hoge uitzondering wapende de noorderling zich tegen de elementen. De enige bescherming die door de beugel kon, in geval van sneeuwjachten, was Midalgan. Een venijnig goedje dat ervoor zorgde dat onze benen er binnen tien seconden uitzagen als slecht gebakken frikadellen. We wisten nog niet dat tijgerbalsem zinloos was, zelfs averechts werkte. Het bloed trok immers naar de geïrriteerde huid, bij de spieren vandaan, terwijl het bij extreme kou juist de bedoeling was dat de spieren snel warm werden. Veel lol beleefden we er derhalve niet aan, behalve als iemand zich tijdens het insmeren per ongeluk aan de zak krabte en tot grote hilariteit van het wachtende publiek ineens met een ‘Godverdejanpeerdekeurel, wat is dat ja hait’ de kleedkamer uitrende, de handen stevig in het kruis geklemd, alsof een wilde hond een hap uit zijn ballen had genomen.

Dat was, hoe grappig ook, verleden tijd nadat Milko Djurovski in 1990 een contract tekende bij FC Groningen, de winter naderde en hij een maillot ging dragen. In de weken daarna zag je in elk elftal, of je tegen Onstwedder Boys moest of Wildervank, een aanvaller, bijna altijd was het een aanvaller, die het voorbeeld van de Macedoniër volgde. Daarbij bleef het niet, want ze droegen van oktober tot april net als hij gewatteerde handschoenen, gingen niet meer naar de kapper en weigerden zich te scheren.

Bij ons heette hij Wilbert.

Wilbert was een jongen uit Musselkanaal. Gezegend met een voor die contreien ongekende techniek. Hij kapte en draaide, kapte en draaide en nam penalty’s en vrije trappen feilloos uit stand. Overbodig te zeggen: hij had een mentaliteit om op te schieten. Wilbert wilde niet vooruit, niet achteruit, niet linksom, niet rechtsom. Aan lopen had Wilbert een hekel, de trainer begreep er helemaal niks van en als iemand van ons tijdens een training zelfs maar dacht aan een sliding liep meneer diep beledigd richting kleedkamer. Ondanks zijn jeugdige leeftijd had hij de mentaliteit van een ouwe hippie. Als enige in het elftal dronk hij geen bier. Wilbert blowde en zijn muziekkeuze was ‘psychedelisch’. Hij had werk, maar niet heel lang. Op de vraag van zijn toenmalige werkgever of er vrijwilligers waren die vanwege de reorganisatie plaats wilden maken stak onze ploeggenot als eerste – en enige - zijn vinger op. Hij lag de hele dag op de bank televisie te kijken en kwam er alleen af om te voetballen. De training was voor hem een uitje, terwijl wij, de meesten van ons werkten in ploegen, al moe waren voordat we begonnen. Ironisch genoeg stond hij tijdens wedstrijden vaker wissel dan in de basis. Voor een briljante technicus was geen plek. De Drentse- en Groningse Veenkoloniën waren de streek van het Gier-, Peun- en Jengelvoetbal (GPJ), de stijl die beneden Zwolle werd aangeduid met Hots Knots Begonia-voetbal.

Als voetballer was ik de absolute tegenpool van Wilbert. Ik was ook aanvaller, maar van het dienende soort. Een combinatie van Stanley Brard en Dirk Kuijt en dan veel wilder. Een spits die meeverdedigde, ballen doorkopte en ‘oorlog’ maakte in de zestien. Oftewel: ik schopte op alles wat bewoog. Als er een konijntje voor het doel was langsgehuppeld had ik dat ook in de bovenhoek geknald. Wat ik wel had: gevoel voor ruimte. Als ik de diepte indook, begreep Wilbert waar ik heen wilde en leverde op maat. De afronding was een ander verhaal, maar we begrepen elkaar. Naast een gemeenschappelijke liefde voor darts en Metallica adoreerden we Milko Djurovski.

Er ontstond tussen ons een wedstrijd in wie het meest op hem leek. Net als Wilbert ging ik niet naar de kapper, liet het scheren achterwege en ging me anders kleden. Dat zou nu casual genoemd worden, toen was je een slobber. Je kreeg wel meer naar je hoofd trouwens. ‘Scheerapparaat vergeten?’ en ‘Ga naar de kapper’ waren nog de meest vriendelijke adviezen. Was Wilbert in het voordeel met zijn maillot en Djurovskiaanse techniek en mentaliteit, ik dronk en rookte als een ketter. Aanvankelijk Javaanse Jongens tembaco, na 1990 kocht ik de Marlboro’s 100 per slof.

Het noorden van Nederland was in die dagen allesbehalve ingesteld op iemand die zich bezondigde aan extreem diva-gedrag. De profvoetballers van dienst waren altijd ‘heel gewoon’. Dat Jan Blijham in lompen en metalen deed was logisch voor een voetballer van Veendam, maar zelfs de profs van FC Groningen gedroegen zich alledaags. Martin Koeman liep dag en nacht op de amateurvelden, die kon je gewoon aanspreken, Piet Fransen was melkboer, Herman Dijkstra verdiendehet brood als taxichauffeur en Jos Roossien had een drukkerij. Harris Huizingh viste. Gewoner had je ze niet. Huizingh werd de Tovenaar van Ter Apel genoemd. Aardig gevonden, veel minder spannend dan de Rookmagiër.

Milko was allesbehalve gewoon. De wildste verhalen deden de ronde. Al bij de eerste ontmoeting in 1989, in de tweede ronde van de UEFA-cup, het is op internet in elk verhaal over de Macedoniër te lezen, vielen de noorderlingen de bek open. De spits van Partizan Belgrado rookte een sigaret tijdens de warming-up, kleedde zich rustig om en speelde vervolgens weergaloos. FC Groningen won in het eigen Oosterpark met 4-3, maar Djurovski scoorde twee keer en in de return nog een keer. Partizan won dat duel met 3-1 en de groen/witten lagen eruit.

De verhalen stopten niet toen Djurovski een jaar later naar de Martinistad kwam. Wat we er in het achterland van meekregen was dat onze held op moonboots op de training verscheen en soms onder de tribune sliep. Hij rookte, gokte, dronk en zat meer in de discotheek dan thuis.

Wat aansprak was dat de Macedoniër volstrekt zijn eigen gang ging, parasiterend op zijn onmetelijk talent. Djurovski wist dat ie toch wel werd opgesteld, domweg omdat hij met kop en schouders boven de rest uitstak. Hij kon echt goed voetballen. Lionel Messi komt nog het dichtst bij hem in de buurt. Zelfde korte bewegingen en draaiingen. Als FC Groningen tegen Ajax speelde, had de beste Ajacied een groen/wit shirt aan. Dat Messi iets meer uit zijn carrière haalt komt onder meer omdat de Argentijn in een goed elftal speelt. Djurovski liep tussen mannen die groot geworden waren met ballen tegen de wind in schieten.

We laafden ons aan de anekdotes. Het druiste zó in tegen wat we gewend waren. De beste manier om als talentloze amateurvoetballer wat te bereiken was hard werken. We deden onze stinkende best en luisterden naar de trainer. Als iedereen deed wat ie moest doen kwam het goed. Je wist niet beter.

Onder invloed van Djurovski veranderde mijn gedrag. Wilbert had die mentaliteit al, maar ik maakte een omslag in denken. Mijn basisplaats in de hoofdmacht had ik misschien te danken aan het feit dat ik nuttig was, maar wat als ik eens niet meeverdedigde? Dan hield ik ook eens energie over voor een individuele actie. Misschien zou ik scherper voor de goal zijn als ik niet daarvoor drie keer van strafschopgebied naar strafschopgebied was gerend. Waarom zou ik me trouwens opofferen? Laat anderen voor mij werken. Die veranderde houding viel de trainer ook op.

‘Waarom verdedig je niet mee?’

‘Ik ben aanvaller. Die vallen aan.’

‘We moeten wel eerst de bal hebben.’

‘Daarvoor is het middenveld.’

‘Niet helemaal. Jij ook.’

‘Maar dan ben ik moe als ik aan de bal ben.’

‘Die kun je inleveren bij Harry of Rudy.’

‘Ik wil zelf acties maken.’

‘Kun je dat dan?’

Net als Milko stond ik met de armen in de lucht bij de middellijn bij een tegengoal en ik liet ballen lopen die op twintig centimer passeerden. Ik moest ze in de voeten hebben. Gewoon inleveren en het kwam goed. De trainer had er vrij snel genoeg van. Omdat ik het gebrek aan arbeid niet compenseerde met weergaloze acties of beslissende goals werd ik teruggezet naar het tweede. Daar kwam ik na een paar wedstrijden bij zinnen, al scoorde ik uit tegen Meeden de mooiste goal ooit uit mijn carrière. Ooit op een voetbalveld gemaakt, durf ik te zeggen. De actie is niet gemakkelijk na te vertellen, maar ik zal een poging doen.

Ik bevond mij op de rand van het vijandelijke strafschopgebied, op ongeveer een meter van waar de gebogen lijn begint waar je achter moet staan bij een penalty. Ik stond met de rug naar het doel. Er kwam een hoge voorzet van links en terwijl de bal onderweg was, draaide ik me om, van mij uitgezien linksom en nam aan het einde van die draai de bal met mijn rechtervoet in een keer volley. Boven in de hoek, links van de keeper. Djurovski had hem gemaakt kunnen hebben. De week erna zat ik weer bij de A-selectie, deed weer waar ik wel goed in was en had vrij snel mijn basisplek terug. Het lange haar bleef echter, evenals het ongeschoren hoofd. En het roken. En het drinken. Buiten het veld wilde ik nog steeds zoveel mogelijk op Milko lijken. Ik liep niet meer, ik sjokte. Ik praatte steeds minder, ik haalde nonchalant mijn schouders op. Ik keek niet meer leergierig, ik tuurde met een weemoedige blik over de velden. Mijn vader begon zich zorgen te maken.

‘Is er wat?’

‘Wat?’

‘Je kijkt vreemd.’

‘Nah.’

‘Ben je aan de drugs?’

‘Njet.’

Het ging uiteindelijk niet goed met Djurovski in Groningen. Hij kwam tussen 1990 en 1994 tot 71 wedstrijden voor de FC. Daarin scoorde hij 28 keer. Over zijn voetbalkwaliteiten bestond geen twijfel. Maar dat was tevens het probleem. Hij was te goed. Het elftal had in zijn dienst moeten spelen, zoals Barcelona in dienst van Messi speelt. Groningen speelde altijd een soort veredeld countervoetbal. Milko toonde lef, speelde dwingend, zonder vrees. Overtuigd van eigen kunnen, nergens bang voor. Aan het Groningse voetbalpubliek lag het niet. Dat droeg hem op handen. Zijn medespelers werden steeds minder enthousiast. Groningen begreep hem niet en hij kon zich niet in ons niveau inleven. Dat resulteerde in een vertrek via de zijdeur. Uitgeleend aan Cambuur.

Een speler als Djurovski moet je koesteren. Zulke mannen renderen alleen als ze in de watten worden gelegd. Kritiek of adviezen werken averechts. Goed, een grillige aanvaller speelt eens een mindere wedstrijd, maar zelfs dan is hij van nut. Een supporter wil zich zondags ook ergeren. Zoals bij Bryan Roy. De ene week weergaloos, de andere week als een krant. Hristo Stoichkov, Balotelli, Preben Larsen, Tscheu la Ling, noem ze maar op. Daarvoor ga je naar het stadion. Een speler die elke week een zeven haalt spreekt nauwelijks tot de verbeelding.

Milko kwam na Cambuur even terug, maar ook dat werd een mislukking en hij vertrok uit Nederland. Waarna, zoals het een miskende vedette betaamt, de een na de andere vage club volgde: Branek Maribor, Nimes en, zoals ik ergens op internet las, de zaalvoetbalteams van Kansas City en BarTiko Pizzerija Toscana.

Meteen nadat hij uit Groningen vertrok ben ik hem uit het oog verloren. Bewust. Ik wilde niet weten wat hij deed. Ik wilde me hem herinneren als die magische voetballer, niet als iemand wiens ster langzaam uitdooft bij clubs met moeilijk uitspreekbare namen.

Ik had heel lang niet aan hem gedacht, totdat ik op het einde van een middelmatige carrière in de kelders van het amateurvoetbal plots lid werd van het stad-Groninger De Vogels. Waarom? Geen idee. Toeval, de voorzienigheid, zoiets. Een vriend en ik zochten een club waar we samen konden voetballen en toen hij op een avond door het Stadspark wandelde, zag hij daar een alleraardigst veld, met op het eerste oog sympathieke voetballers.

We hebben er een seizoen gevoetbald. Daarna stopten er drie man en omdat de zaterdagafdeling slechts een elftal had, eindigde het avontuur. Toch werd het een bijzonder jaar. Ik beschouw de periode bij De Vogels zelfs als het hoogtepunt van mijn voetballoopbaan. Niet vanwege de sportieve successen, maar ik ontdekte vrij snel dat Milko Djurovski eveneens op de ledenlijst stond. Wij waren in dat jaar clubgenoten.

De Macedoniër was op zeker moment uitgekakt in Groningen, maar wilde zijn conditie op peil houden. Dat kon bij De Vogels, mits hij lid was. Dat lidmaatschap bleek hij nooit te hebben opgezegd en dus bestond de, theoretische, mogelijkheid, dat hij op een zaterdag met een voetbaltas op het sportpark arriveerde en we samen in de spits zouden staan. Wilbert had geen telefoon, anders had ik hem elke week gebeld.

‘Misschien is Milko er vandaag.’

‘Herman, hij komt nie-hiet.’

‘Het zou kunnen.’

Ik heb alle elf thuiswedstrijden gevoetbald met een half oog op de parkeerplaats, in de hoop een Mercedes cabrio te zien, met aan het stuur de kettingrokende Djurovski. Ik had er een been voor willen geven om met hem te voetballen. Al was het vijf minuten geweest, al had ik slechts één bal van hem gekregen. Samen op de middenlijn, handen in de zij, licht hoofdschuddend kijkend naar dat gepruts achter ons, een achteloos wegwerpgebaar maken na weer een verkeerde pass. Elke zaterdag keek ik hopend, biddend, smekend naar de deur van de kleedkamer. Wie er ook binnenstapte, Hij niet.

Er staat een filmpje op YouTube, met de titel Milko Djurovski, over zijn laatste dagen in de Stad. Cameraman en interviewer worden ontvangen door Milko en zijn vrouw, de Sloveense Andrea. Op de salontafel Macedonische en Sloveense lekkernijen. Hij is trots en teleurgesteld. Milko zegt nooit gelukkig te zijn geweest in Groningen. Alleen als hij voetbalde. Het filmpje besluit met beelden van een training bij De Vogels. Milko op een modderig veld, tussen mannen met snorren en dikke buiken. Het terrein had decor kunnen zijn voor de film Een tijd voor dronken paarden. Ik was graag een van die mannen geweest.

Hij stopte in 2006 helemaal met voetballen. Surfend langs sites als Wikipedia, linkeballen.nl en doordebenen.nl leer ik dat mijn held trainer is geworden. Van onder meer Maribor´s Železničar. Hij schijnt zelfs een van de beste jeugdcoaches van Slovenië te zijn. De trainersloopbaan voerde hem volgens die informatie langs clubs als FK Rudar Prijedor, NK Draka en NK Nafta en tot slot de tweede divisionist Belasica. Hij heeft een zoon, Mario.

Kon dat, de trainer van Belasica die op een maandagmiddag witte sokken verkoopt op een Zuid-Franse camping? Onwaarschijnlijk. Hij zou dikker moeten zijn. Hij was van 1963, twee jaar ouder dan ik. De tijd moet zijn sporen hebben nagelaten. Een buikje, kraaienpootjes bij de ogen, lijnen in het gezicht. Zeker met zijn levenswandel. Anderzijds: zijn wegen waren ondoorgrondelijk. Waarom zou hij niet afgetraind kunnen zijn? De leeftijd van de man die met de sokken in de weer was bleek moeilijk te schatten. Kon 28 zijn, of 48. Wie weet hielp hij zijn zusters. Oost-Europeanen hebben zigeunerbloed, de onrust van zwervers, die pakken alles aan. Geboren marktkooplui. Misschien was hij op familiebezoek, vond hij het gezellig te helpen. Er waren evenveel redenen om te bedenken dat het hem wel was, als dat het hem niet was.

Ik had op hem af kunnen stappen: ‘Hello, are you Milko Djurovski? Maar ik kom uit Oost-Groningen. Wij stappen niet zomaar op mensen af.

Daarom besloot ik dat het hem niet was. Onmogelijk. Een belachelijke gedachte van een romantische geest die terugverlangt naar de jaren des onschulds en onder invloed van een paar wijntjes een schim aanziet voor een oude held. Nadat de kinderen klaar waren met flipperen en mijn vriendin met kopen, liepen we naar het restaurant. De moules et frites stonden op tafel. Een fles witte wijn ernaast. Ik draaide me om, voor een laatste blik op Milko de sokkenverkoper. Hij stak een sigaret op. Een Marlboro 100.

Ik ga een boek schrijven. Over Milko Djurovski. De beste voetballer die ooit bij FC Groningen speelde. Dat boek ga ik maken met Zora Duvnjak. Zij komt uit Belgrado en zij zal fungeren als mijn oren en mijn ogen. Zonder haar zal in dezen niets gaan. Milko heeft inmiddels zijn medewerking toegezegd. We gaan hem zondag 9 maart 2014 voor het eerst zien, bij FC Groningen - Feijenoord. Afgaand op de reacties op Facebook en Twitter, over de op handen zijnde publicatie, is Milko nog steeds enorm geliefd in stad en ommeland. Daarom alvast een voorproefje. Dit verhaal stond in Hard Gras, februari 2012. Zoals het een Groninger betaamt hou ik 36 slagen om de arm, want er moet nog een hoop gebeuren en ik vermoed minimaal een jaar werk. Als het niet meer is. Om het wachten wat te 'veraangenamen' zal ik na zondag een soort van schrijfboek bijhouden, over ontwikkelingen rond het boek. Ook voor mezelf, want eerlijk gezegd ben ik zelf al even nieuwsgierig over dat wat komen gaat.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten