dinsdag 4 februari 2014

Voorbij de Watertoren (5) - Huilende vrouw

Ik stond bij de koffieautomaat. Met een huilende vrouw. Dat is geen situatie waar je als man wil zijn. Huilen is emotie en emotie, dat vergt een andere benadering dan een schokbreker vervangen.

Onderwijl de jongedame haar tranen de vrije loop liet keek ik naar de display. Ik had keuzetoets 4 ingedrukt. Variatie koffie. Ik zou nu voor 1 moeten gaan. Wiener Melange. Maar dat zou onbeleefd zijn. Je kon niet naast iemand staan die op weg was richting psychische instorting en doorgaan met je koffiebestelling.

Iets in mijn binnenste zei een arm om haar heen te slaan. Dat durfde ik niet. Het was best een mooie vrouw en een arm om iemands schouder leggen zou betekenen dat ik dicht tegen haar aan kwam te staan en dan zouden meer lichaamsdelen elkaar raken en dat zou misschien (dat wist ik niet zeker, ik woog razendsnel de opties tegen elkaar af) een reactie van een bepaald lichaamsdeel veroorzaken. Een reactie waar je zelf weinig grip op had, maar ook al kon je daar niks aan doen, je had de poppen aan het dansen.

Het risico op een klap, ten overstaan van mijn collega’s die natuurlijk mee zaten te luisteren, wilde ik vermijden. En helemaal de kans dat ik twee minuten later bij mijn baas werd ontboden alwaar ik te horen kreeg dat ik precies twee minuten kreeg om mijn bureau leeg te maken, omdat dit bedrijf geen viezerikken duldde.

Mannen geven elkaar een beuk op de schouder. Bij hoge uitzondering spreken we elkaar moed in. Met teksten als: ‘Geen hand vol, maar een land vol’, ‘Kop d’r veur’, ‘Als je er niet aan onderdoor gaat, kom je er sterker uit’ en ‘Volgende week sta je zeker in de basis’.

Bij een vrouw staan we met de bek vol tanden. Ik ben bovendien opgegroeid in een wereld waar emotie geen item was. Je had altijd wel wat te doen, de dag bleek om voor je er erg in had en als je ’s avonds uitgeput op bed plofte zonk je meteen weg in een comateuze slaap, ver voordat je kon beginnen aan denken dat je met iets worstelde.

Een man die zijn gevoelige kant toonde was ’n wief’ en als een vrouw te veel met haar zieleroerselen te koop liep klonk het: ‘doar mout n keer n dolle neger op’.

Dat was in dit geval geen optie. Alleen al omdat ik haar kende als een nuchtere, zelfbewuste vrouw die zich hier doorheen zou slaan. Ze had bovendien een relatie met een Pekelder en dan voegt een dolle neger niet zo heel veel toe.

Mijn vrouw zei later dat ik natuurlijk een arm om haar heen had moeten slaan (‘Is toch logisch? Dat je dat niet snapt’), maar in plaats daarvan drukte ik op 1 en begon, met de handen in de zakken, troostende woorden te spreken. Dat het niet aan haar lag. Dat het geen manier van doen was. Dat aan zichzelf twijfelen ongeveer het laatste was wat ze moest doen, omdat ze juist goed bezig was, beter dan mij zelfs en dat die anderen grote klootzakken waren.

Het resultaat was dat het huilen erger werd zodat ik haar nog meer zelfvertrouwen probeerde aan te praten zodat het huilen nog erger werd, met als resultaat dat de mascara begon door te lopen en ik ineens naast Alice Cooper stond.

Ik pakte mijn bekertje, nam voorzichtig een slokje en vroeg of zij ook wilde. Ze schudde van nee. Ik vroeg of ik verder iets voor haar kon doen. Nee. Ik zei dat het me speet, maar dat ik nu echt weg moest. Dat was ook echt zo. Ze knikte en toen zei ik dat ze zich niet moest schamen, proberen de dag door te komen, thuis een fles wodka achterover kiepen en daarna haar eigen plan trekken en desnoods de eer aan zichzelf houden (‘laat ze doodvallen’). Als ze op een later moment een kopje koffie wilde drinken om erover te praten, dan zou ik er zijn. Want ik begreep de situatie. Toen gaf ik haar een stompje op de schouder.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten