dinsdag 16 december 2014

Een ander deuntje

De constatering, om niet te zeggen grap, dat het voor Groningen letterlijk een bewogen jaar was ligt zó voor de hand dat ik hem achterwege zal laten. We kunnen er echter niet onderuit dat in 2014 veel vingers naar Groningen wezen en dat veel Groningse vingers terugwezen.

Dat laatste is, wat je zou kunnen noemen, een ontwikkeling.

Wij, noorderlingen, ondergingen tot voor kort immers zwijgend ons lot. Dat we dat niet meer doen juich ik toe, al moeten we nog wennen aan onze rol. De jarenlang opgekropte woede spuwen we er op dusdanige wijze uit dat elke noorderling die op televisie komt ondertiteld moet worden.

In die presentatie, realiseerde ik mij, ligt ons grootste probleem.

De Groninger is in wezen niet veel anders dan een Amsterdammer, behalve dat we onszelf slecht verkopen.

Een karaktereigenschap die er met de generaties is ingesleten, om niet te zeggen ingeramd. De oorzaak is, uiteraard, geografisch.

Wij wonen in een wingebied. De naam Veenkoloniën, om een voorbeeld te noemen, heeft dezelfde klank als Overzeese Gebiedsdelen, de Oost, de West. Je gaat erheen en je gaat erheen om wat te halen: in ons geval turf, gas, zout. Een wingebied heeft als eigenschap: iedereen wordt er rijk van, behalve jij, de inlander.

Dat doet iets met je.

Als mens.

Als Groninger.

Wat er bij ons is uitgefokt, dankzij decennia van onderdrukking en uitbuiting, is zelfvertrouwen. Dat heeft geleid tot de bekende levenshouding: ’t was niks, ’t is niks en ’t wordt niks.

We proberen het al niet eens meer.

Als er een vacature is en de Groninger voldoet aan negen van de tien criteria, dan denkt hij: dat gaat hem niet worden.

Als een Amsterdammer aan één van de tien functie-eisen voldoet, denkt hij: hé, net iets voor mij. Overbodig te vermelden dat hij de baan krijgt.

Ik groeide op in Stadskanaal. Dat was, toen Philips er nog zat, even een succesverhaal. Mijn vrienden woonden aan de Elektronikaweg, of in de Marconiflat. Inmiddels werkt iedereen bij Wedeka. Dat staat voor Werkvoorziening De Kanaalstreek. De grootste werkgever in Zuidoost-Groningen.

Dat zegt iets over een streek.

Paul Witteman beweerde dat Stadskanaal onmogelijk een genie zou kunnen voortbrengen. Hij had gelijk. Naast mezelf kom ik niet verder dan Cornelis Dopper, Geert Teis, Simon van Wattum en Henk Scholte.

Dat is niet veel in 250 jaar.

Zelfs Onderdendam doet het met Klaas Knot beter. Het restaurant in dat dorpje heeft een ster. Wij komen in de Veenkoloniën niet verder dan chips eten en dat doen we zoveel dat Tweede Kamerlid Agnes Wolbert zich grote zorgen maakt.

De Veenkoloniën zijn een beetje symptomatisch voor Groningen. Wij eten chips omdat we er niet meer in geloven. Daar gaat het mis. Want als wij het zelf niet doen, waarom zouden anderen dat wel?

Het moet dus anders.

Het klinkt misschien gek voor een Oost-Groninger, maar ik ben van het type: succes is een keuze. Ik kom uit een arbeidersgezin en begon na mijn diensttijd als drukker bij de Winschoter Courant. Al op de eerste dag, toen ik de inkt onder mijn nagels eens bekeek, wist ik: dit ga ik niet heel lang volhouden.

Zie waar ik nu sta. In Café De Sleutel. Iedereen moet naar mij luisteren en ik krijg er nog voor betaald ook.

Tuurlijk ligt het aan Den Haag, Henk Kamp, aan de NAM, aan alle kabinetten voor de huidige en nog een keer aan Henk Kamp, maar de Groninger moet ook eens naar zichzelf wijzen.

Er komt geld deze kant op. Meer dan honderd miljoen uit Europa en eerder dit jaar is 1,2 miljard euro toegezegd. Met dank aan Max van den Berg. Die riep op zeker moment dat we één miljard wilden en even later lag er 1,2. Dat ging zo gemakkelijk dat ik dacht: je had beter 2 miljard kunnen roepen. Dat dacht hij zelf blijkbaar ook, want vrij kort nadat er wat huizen in de stad stonden te schudden, riep Van den Berg: 2 miljard.

Ook dat juich ik toe, maar ik wil wel waarschuwen dat we - en deze vergelijking is niet van mezelf maar van een van mijn vrienden van de Zwarte Mannen – niet de straatmuzikant worden die telkens met zijn bakje rammelt, maar nooit eens met een ander deuntje komt.

Oftewel: we moeten plannen maken.

Goede plannen.

Wat wij moeten doen is een duikboot in het Slochterdiep verzinnen.

Dat is wat een architectenbureau voorstelde op een informatiebijeenkomst over de aanpak van centrumplan en haven van Slochteren. Het idee was: doe iets raars, dat trekt volk en volk betekent inkomsten.

Ik beken dat ik die avond naar goed Gronings gebruik ook hard heb staan lachen. Omdat we vreemdelingen liever zien gaan dan komen. Maar de architect had gelijk.

Grote industrie is een illusie, de landbouw ligt op zijn gat, de kenniseconomie is ergens anders altijd groter en bodemschatten zijn een keer op. Blijft over: toerisme en recreatie.

De rest van Nederland ziet Groningen al als een ver land en in plaats van dat we uitgebuit worden, moeten we dat gegeven uitbuiten.

De basis ligt er. Rust en ruimte, dorpjes waar in honderd jaar niks is veranderd en een wereld aan vergezichten, met als toppunt de lucht achter Oethoezen. Om het af te maken moeten we wat trekpleisters verzinnen. Unique selling points.

Een duikboot in het Slochterdiep.

Denk aan de scheve toren van Pisa, Legoland en stadion Camp Nou en ik zeg: Megadoolhof in een onderaardse zoutkoepel.

Zeg Masai Mara en Serengeti en ik zeg wildpark Fivelingo. Geef nog meer grond terug aan de natuur. Laat de wolven maar komen. Op Safari in het hoge noorden. Westerlingen op zoek naar onze Big Five: de wolf, de marterhond, ‘t wild zwien, ‘t haalf schoap en de boekou.

Creëer niet alleen een gaskenniscentrum bij Loppersum, zet er een gaspretpark naast. Met aardbevingssimulator en doedingetjes als ‘affakkelwedstrijden’, ‘maak gas met je eigen lichaam’ en seminars over zaken als ‘Hoe besteed ik de aardgasbaten wél op een goede manier’.

Als Hennie van der Most een Duitse kerncentrale ombatterijt in Kernwasser Wunderland, als John Franke de Prins Bernhardhoeve verandert in een zandsculpturenpark, dan moeten wij dat ook kunnen.

Drenten zijn echt niet slimmer.

Uiteraad heb ik ook een idee voor de stad. Aangezien niemand na bijna tien jaar zelfs maar het begin van een idee heeft over wát er precies in het Groninger Forum moet komen zal ik het maar zeggen: een gamepaleis.

Ik zie mijn zoons van 11 en 7 en ik zeg: gamen.

Daar kun je van alles omheen hangen: film, beeldende kunst, muziek, theater. Zelfs geschiedenis. Want de tijd is rijp voor eigen games. We gaan ze maken in het Forumlab.

De Groninger wil niet een game met de Terminator, maar met Staarke Derk van t Botterdaip. De groentenkweekgame Mien Toentje wordt een succes, van de avonturen van Johan Willem Ripperda moet een bloederig spel te maken zijn en de moeder aller Groningse onderwerpen is natuurlijk: Bommen Berend.

Voor Friezen is iets te verzinnen met skutsjes en kaatsen, voor Drenten iets met hunebedden gooien en Ellert en Brammert en ga zo maar door. Wij gaan games op maat maken voor het hele land.

Technisch is het mogelijk. Je moet het alleen doen.

Wat ik niet wil horen is: dat wordt niks.

Dat heb ik namelijk geleerd in stad. Ik begon in 2000 bij de Groninger Gezinsbode. Kees van Twist was net directeur van het Groninger Museum. Goed, de rekeningen klopten achteraf niet helemaal, maar de bomen reikten tot aan de hemel en iedereen kwam deze kant op. Van Joan Collins tot Gorbatsjov.

Wat ik nooit vergeet is de eerste vraag die hij aan zijn medewerkers stelde: wat wil je, wat is je droom? Die medewerkers waren Groningers en die begonnen hun antwoord natuurlijk met: …dat lukt toch niet… maar Van Twist zei: wil ik niet horen. Zeg het maar. Ik regel het.

Zo moeten wij, Groningers, gaan denken. Alleen laten we het Kees niet meer regelen, of Henk Kamp, of Jetta Klijnsma. Wij gaan het regelen. Willen is kunnen. Kunnen is doen.

We hebben een bewogen jaar achter de rug, het wordt tijd dat we zelf in beweging komen.
 
Deze column las ik dinsdag 16 december 2014 voor op de eindejaarsborrel van de provincie Groningen. Plaats van handeling: café De Sleutel in de stad Groningen. Als dank kreeg ik, naast een honorarium, een mooi boek: Werkman Leven en Werk 1882-1945. Een mooi boek.

2 opmerkingen:

  1. Mooi! Als import-Groninger hoop ik dat meer en meer mensen in beweging komen. Ook voor eigen gewin.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Goed stuk! Ik schaam mij als geboren en getogen Groniger een beetje dat ik naar Amsterdam ben verhuisd. U slaat met dit artikel de spijker op zijn kop. Mijn reden om te verhuizen was dat er buiten Groningen (stad) vrijwel niets te doen is, tenzij je voor je rust en ruimte komt.

    BeantwoordenVerwijderen