Dat vind ik mooi, dat hoort bij de streek, alleen snap ik niet waarom mensen hier pompoenen kweken. Ik hoor nooit iemand over pompoenensoep, zoals in Frankrijk. Onze kinderen lopen er niet mee langs de deuren, zoals in Amerika en we gebruiken ze niet als masker, zoals alweer in Amerika, bij het seriemoorden. Het enige dat we er mee doen is ze voor de voordeur leggen.
Oost-Groningen is pompoenenland
Toch is Oost-Groningen een pompoenenland. In de
herfst breek je je nek erover. Behalve in mijn tuin.
De pompoenen zijn niet het enige probleem. Als
ik de oogst van
dit jaar evalueer, moet ik concluderen dat het een gigantische mislukking is.
Het hoekje dat ik had vrijgemaakt ziet er kek uit, vind ik, met hergebruikte
schuttingpaaltjes als afrastering en mooi zwart zand en zo. Echter, wat boven de
grond komt, daarvan kun je nog geen Bonsaï-salade van maken.
Dat ligt, waarschijnlijk, aan mij. Ik dacht: ik
creëer een rustige plek, maak mooie bedjes, zaai groente en fruit en in de
zomer en herfst plukken wij daar de vruchten van. Sappig en stevig en vol van
smaak.
De natuur staat erom bekend dat ze zich redt
Ik bemoeide me er zo weinig mogelijk mee. Deels
omdat ik niet echt handig ben en anderzijds omdat de natuur erom bekend staat
dat ze zich redt zonder dat de mens haar cultiveert.
Ik kende uiteraard de verhalen van mannen
die dag en nacht in hun tuin zaten. De vader van mijn zwager is er zo een. Mijn zwager
wordt er gek van: ‘We kunnen er niet tegen eten.’
Meer dan de helft gooit ie zo in de groene
container. Waar de vader van
de zwager het weer uithaalt. Het schijnt een geweldige tuinman te zijn, maar
dat leek me typisch iets uit de categorie ‘sterke verhalen’. Tuinieren was
bezigheidstherapie. Achter de geraniums zitten, maar dan buiten. Ingewikkeld
doen om niks. Je zaaide sla, wortelen, uien en prei en dat kwam boven. Hoe
moeilijk kon het zijn?
In Slochteren moet je de vinger aan de pols houden
Het verhaal dat de natuur zijn gang gaat blijkt
echter een mythe. Ik weet niet hoe de aarde het in de miljarden jaren hiervoor
heeft gedaan, maar in Slochteren moet je dus de vinger aan de pols houden. Mijn
drie soorten sla en rucola was alles wat lukte. De wortelen begonnen
veelbelovend, evenals de prei en de uien, maar ik heb ze daarna niet meer
gezien. Alleen van de uien zit nog iets herkenbaars in de grond.
Volgens de buurman had ik de preien uit elkaar
moeten zetten. Aangezien ik slecht tegen kritiek kan zei hij dat tegen mijn vrouw. Ik liet
via mijn vrouw weten dat ik daar echt geen tijd voor had. Dan maar kleinere
preien. Kleiner is verfijnder, nietwaar? Ook met de paprika, komkommer,
basilicum, courgette, tomaten en bieslook liep het dramatisch af. Nada.
Mijn hoop was uiteindelijk gevestigd op de
pompoenen. Dat moest toch lukken? Het kon niet zo zijn dat achter elk kraampje
een fantastische tuinman schuilde. Dat Slochteren de Silicon Valley in de
pompoenenscene was?
Kwestie van tijd, dacht ik
Toen we terugkwamen van vakantie was hij over
het paadje gegroeid, richting grasveld. ‘Now we’re cooking’, grijnsde ik, want
ik zag vruchtjes. Kwestie van tijd, dacht ik, die hoefden alleen nog maar zo
groot als voetballen worden. Een week later moest ik weer op reis en bij
thuiskomst zag ik dat de bladeren wel groter waren en de plant langer, maar de
vruchten niet. Nog geen probleem, vermoedde ik. Tot ik zag dat anderen ze
allang geoogst hadden.
Misschien komt het nog. Dat ik late pompoenen
heb. Er zijn ook vroeg en late aardappelen. Tot die tijd koop ik ze wel weer.
Moet ik wel opletten dat ik niet, net als vorige keer, een kalebas koop en daar
soep van maak.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten