Ik heb een oom die opgroeide in Tuindorp, Winschoten, een no go area in een stad die Sodom heet. Hij verhuisde naar Limburg, het land van zijn vrouw en spreekt al zo lang ik hem ken met een zachte G.
Een andere oom, grootgebracht in Mussel, een dorp in het
Oost-Groningse waar heel lang niemand de Nederlandse taal machtig was, liet het
land van zijn vaders achter zich en verhuisde naar Winterswijk. Hij praat al
sinds mensenheugenis met een Achterhoeks accent.
Emigreer met het gezin naar Frankrijk en je dochter van acht
kletst er binnen drie maanden op los met de oude buurvrouw en je dochter van
twaalf wil aan de pil.
Daar ga je met je Groningse identiteit.
De Groninger bestaat niet. Evenmin als de Drent en de Fries.
Op de simpele reden dat als dat zo was, er mensen zouden bestaan met Gronings,
Drents, of Fries dna en dat is niet zo, hoewel er types zijn bij wie je het
vermoedt.
De mens is een universeel wezen, niet speciaal ontworpen om
plat-Gronings of Swahili te spreken, of om bruine bonen, zeehond of
kikkerbilletjes een delicatesse te vinden. Dat is allemaal te leren, voor wie
er open voor staat.
Dat je je in Groningen gedraagt als een Groninger, in
Friesland als een Fries en in Drenthe als een Drent komt omdat je niet elke dag
een pak klappen wilt. Het is buitengewoon onverstandig om in Muntendam
Hooghaarlemmerdijks te spreken, wil je geen onthoofde kip op je oprit vinden.
De mens kiest in de regel voor een rustig bestaan en daar
hoort niet bij het dorp uitgejaagd te worden door een meute Groningers die je
bekogelen met keutels, hooivorken en alles wat voorhanden is omdat jij en je
gezin zich weigeren aan te passen.
Regionale identiteit is een overlevingsmechanisme.
Het idee dat een zeventienjarige jongen uit Surhuisterveen
anders is dan een leeftijdsgenoot uit Nieuw-Beerta is achterhaald. Ook mensen
uit Meeden pakken het vliegtuig naar India, huren een huisje in Denemarken, of
staan op de camping in de Dordogne.
We trekken de wereld over, die niet voor niets global
village heet en we nemen gebruiken en gewoonten mee, met als gevolg dat de
Nederlandse bierbrouwers het moeilijk hebben omdat we meer wijn zijn gaan drinken.
In de stad Groningen zijn er mannen die elkaar bij het
begroeten kussen. Ook ik doe dat, met vrienden uit Winschoten en dat is bepaald
geen Noord-Nederlands gebruik. Integendeel zou ik bijna willen zeggen.
Alle clichés over afkomst en identiteit staan al lang op de
helling, voor zover ze ooit klopten.
Van Groningers wordt gezegd dat het nuchtere en zwijgzame
types zijn. Maar in het voormalige land van suikerbiet en strokarton, nu
koolzaad en aardgas, staat het Groninger Museum, waar Bono Vox, Michael
Gorbatsjov en Joan Collins tentoonstellingen openden. Noorderslag is in januari
drie dagen lang het feestje voor de vaderlandse en Europese popscene,
Noorderlicht behoort tot de vijf toonaangevende fotomanifestaties ter wereld en
Noorderzon trekt jaarlijks meer dan honderdduizend bezoekers naar het
Noorderplantsoen waar performancekunstenaars een kruising tussen een fiets en een
pinguïn in een boom hangen en dat een installatie noemen.
Friezen zijn stoer, ondoorgrondelijk en ontoegankelijk. Mooi
niet. Doutzen Kroes en Museum Belvédère zijn architectonische schoonheden, de
Elfstedentocht brengt half Nederland op de been en de andere helft wordt in
juni naar Terschelling gelokt om tijdens Oerol naar jongedames te kijken die
kadavers in een draaimolen hangen.
Ook Drenthe, het vermeende land van turf, jenever en
achterdocht, is allang geen leeg gebied meer waar de nazaten van Ellert en
Brammert in plaggenhutten wonen. De Drenten luisteren naar geluiden uit de
ruimte, De TT in Assen is het grootste eendaagse evenement van ons land, de
hunebedden zijn van even grote cultuurhistorische waarde als de piramides van
Cheops, evenals Ellen ten Damme en Daphne Bunskoek.
Geboren worden is toeval en geboren worden als Groninger
overkomt je. Er is niemand die dat zelf regisseert en dus moet je er maar het
beste van maken en dus hang je een beetje de Groninger uit. Ik ga niet gebukt
onder het feit dat ik Oost-Groninger ben, maar laten we wel wezen: had ik de
plek waar mijn wieg stond zelf mogen bepalen dan was het de Bahama’s, Santa
Barbara of de Provence geworden.
Waar we wat van in de war raken en dat we verwarren met
regionale identiteit zijn enkele karaktereigenschappen die we niet delen met de
rest van Nederland en de wereld en die hebben eigenlijk alleen te maken met de
grond waarop we wonen en het weer.
Die grond is donker en zwaar, in tegenstelling tot
bijvoorbeeld het gebied rond de Middellandse zee, waar de aarde lichter is,
soms zelfs rood. Daar krijg je andere types mensen van.
Daarbij moet de invloed van het klimaat niet onderschat
worden. De noorderling woont in een koude streek en wat doe je in een koude
streek? Je blijft lekker binnen, met als gevolg dat je weinig mensen ziet en dus
is communicatie niet ons ding.
In warme streken zet de bevolking tafeltjes op straat, is er
veel contact en dus meer trammelant. Daarbij is het bijna onvermijdelijk dat
je, met de hele dag de brandende zon boven je, een heethoofd wordt. Kijk maar
naar waar de meeste oorlogen en gewapende conflicten zijn, doorgaans in
woestijngebieden en rond de evenaar, dat deel van de aarde dat het dichtst bij
de zon ligt.
Dat geconstateerd hebben kunnen we de discussie over het
samenvoegen van Groningen, Drenthe en Friesland tot een megaprovincie
afsluiten, want de mens en het land blijven hetzelfde. Erg veel zal er niet
veranderen.
Alleen de naam. Want het is niet meer dan een naam. Al noemt
iemand het dorp waar ik woon ineens Amsterdam, mijn uitzicht zal hetzelfde
blijven. Het bos blijft het bos, de vogels gaan niet ineens met een Mokums
accent tsjilpen en als ik de straat uitloop kan ik nog steeds bij de brug gaan
zitten vissen.
De vorming van een megaprovincie zal me daarom worst wezen,
al vind ik wel dat we het moeten doen, want dat scheelt namelijk bestuurders.
(uitgesproken op 24 mei 2014, tijdens de Nacht van Kunst en Wetenschap, op het onderdeel Slag om het Noorden)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten