Met Meindert Talma verzorg ik tijdens Oerol de Wonderlijke WK Voetbalshow. Daarvoor schrijf ik een dagelijkse column. Hierbij die van zaterdag 14 juni 2014.
(Foto: Henx/Henk Veenstra)
Ik ben voor Nederland. Dat klinkt voor de hand liggend, maar in mijn geval is dat geen vanzelfsprekendheid. Los van het feit dat ik niet het type ben om in een Roy Donders-pak de hippy-hippy-shake te dansen, ik geloof nooit zo in succes.
Als je in Groningen opgroeit weet je dat het leven je niet toelacht.
Elke meter grond in Noordoost-Nederland is met de bek op de ploeg bevochten. Strijdend
tegen de elementen, tegen het wassende water, woeste wolven en hardnekkige veenbranden.
Soms ging dat goed. Tot de volgende dag.
Daarom gaf ik tot aan vrijdagavond negen uur geen stuiver
voor de kansen van Nederland. Ik zag de opstelling van Vicente del Bosque, ik
zag de beste spelers van Real Madrid, Atletico Madrid en Barcelona en ik zag de
reservebank van Spanje.
Ik zag de opstelling van Louis van Gaal en ik zag de
reservebank van Oranje en ik dacht: dit wordt he-le-maal niks.
Ik moest denken aan veertig jaar geleden. Toen liep ik met
mijn vader enthousiast naar de buurman van vijfhonderd meter verderop. Die had
kleurentelevisie. Anderhalf uur later liepen wij verslagen terug. Die dag
leerde ik dat gerechtigheid niet bestaat.
Ik moest denken aan 1978. Ook toen had ik, tegen beter weten
in, hoop.
Ik moest denken aan vier jaar geleden. Toen was ik allang niet
meer voor Nederland. Ik was meestal voor Brazilië, voor Argentinië en op het WK
in Zuid-Afrika was ik voor Spanje. Vanwege het voetbal, vanwege Xavi en Iniesta.
Tot aan die finale bekeek ik de opmars van Oranje met
scepsis. Tot aan de kans van Robben was ik tijdens de wedstrijd vooral bezig
met wijntjes inschenken en hapjes maken. Tot aan het laatste fluitsignaal. Toen
trapte ik uit frustratie de salontafel door de woonkamer en vluchtte mijn vrouw
de kamer uit, met de handen voor de oren van onze zoontjes.
Wat ik nu weet is dat ik niet voor Nederland durf te zijn.
Mijn Groninger inborst laat zich gelden. Ik ben altijd bang om af te gaan, bang
voor een papiertje op mijn rug met ‘Schop me’, bang voor de teleurstelling. Het
zit er ingeramd. Ik ben niet alleen bang voor de wereld, ik ben vooral bang
voor mezelf. Ik leef met de handrem erop. Wat ik ook plan of doe, ik ga er vanuit
dat het niks wordt.
Maar sinds gisteren is alles anders. Ik durf nu hardop te
zeggen: ik ben supporter van Nederland.
Tot de volgende wedstrijd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten