Wat je als ouder natuurlijk moet doen is de krat bier en
twee tassen boodschappen neerzetten, je kind troosten en zorgen dat er weer
leven in de vingertjes komt, maar ik vrees dat ik een ouder ben die op zo’n
moment veel meer zin heeft om te schreeuwen: ‘Hoe. Vaak. Hoehoe. vaa-haak. Hoehoehoe.
Vaa-haa-haak. Heb. Ik. Niet. Gezegd. Niet. Je. Vingers. Daar. Neer. Zetten?
Heeft pappa gewaarschuwd of niet?’
Maar zo werkt het niet.
Vooral niet vloeken
Je kunt slechts een ding: tot tien tellen, proberen je
frustratie binnen te houden, vooral niet vloeken, net doen of het de schuld van
die deur is en helpen. Jij bent de volwassene. Kinderen weten niks, kinderen
kunnen niks, kinderen zijn dom. In ieder geval: ze luisteren niet.
Om eerlijk te zijn: ik heb daar moeite mee.
Wat ik niet snap en nooit zal snappen (mijn vrouw wel, die
beschikt over iets dat ‘geduld’ heet) is dat als je vier keer waarschuwt het
dan nog niet duidelijk is. Ik bedoel: hoe moeilijk kan het zijn?
Ik hoor mezelf voortdurend in herhaling vallen (ook dit
stukje is een herhaling van zetten, ik heb hier zo vaak over geschreven dat ik
mezelf niet eens meer kan lezen en eigenlijk wil ik er helemaal niet meer over
schrijven) en ik hoor mezelf elke, maar dan ook elke ochtend tegen Reyer
zeggen: eet je broodje op. Niet een keer, niet vijf keer, twintig keer. Elke
dag. Echt waar. Dag in dag uit. Week in week uit. Jaar in jaar uit.
Uit pure wanhoop
Uit pure wanhoop gebruik ik een stopterm uit een van die schijtlollige
teenagesitcoms. Hopende dat ik in hun taal contact kan leggen. Als ik zeg: eet
je broodje op en Reyer kijkt mij aan alsof ik ‘ik sta in brand’ zeg, vraag ik:
‘Welk deel begrijp je niet van: eet je broodje op?’
Niet door de winkel rennen, blijf nou eens rustig zitten,
zet die iPads uit en: jongens als ik met iemand aan het praten ben moeten jullie
er niet doorheen tetteren. Het zijn mantra’s geworden. Niet uitgesproken op weg
naar de eeuwige verlichting, uitgesproken op weg naar de totale gekte.
Als ik het voor de honderdduizendste keer herhaal merk ik
dat de woorden moeizamer en moeizamer van mijn tong rollen, tot ik me met een
‘barst toch ook’ omdraai.
Maar dan krijg ik de baard er af van mijn vrouw. Je mag een
kind nooit negeren.
‘Doet hij ook bij mij. Ik sta hier toch niet voor Jan Lul te
schreeuwen?’
‘Jij bent bijna vijftig, hij is zeven.’
‘Nou en?’
Vrijdag weer
Ik had het vrijdag weer. Een signeeruurtje bij Boekhandel
Nieborg in Winshoten. Kinderen mee, want mijn vrouw had een etentje en om te
voorkomen dat ze zich niet gingen vervelen Nintendo’s en iPad in de tas. Konden
ze gezellig bij pappa zitten en een beetje kletsen en zo. Ze hebben de hardware
niet aangeraakt. Wel zeiden ze om de twee minuten: ‘Ik verveel me.’
‘Dan ga je achter de iPad. Of de Nintendo. Daarom hebben we
die rommel bij ons.’
‘Geen zin aan.’
Ik zei een keer of tien, twintig tegen Reyer dat ie niet door
de winkel moest rennen en ik zei een keer of tien, twintig tegen Hunter: ‘Laat
die loom-doos liggen. Straks. Nu nog niet.’
Ook had ik ze tig keer gewaarschuwd: jongens, als ik met
mensen sta te praten, moeten jullie niet aan mijn mouw gaan hangen met: pap,
pap, pap, pa-haaap.
Wat gebeurt er: sta ik met een vrouw te kletsen die ik lang
niet had gezien, voel ik hoe Hunter met een pen kleine tikjes op mijn rug geeft.
De hele tijd door. Ze doen het er gewoon om.
Ik vond het jammer dat de boekhandel schuifdeuren had. Die gaan open als je
er iets tussenstopt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten