Het is alweer een tijdje geleden dat jullie met zijn tweeën
voor mij stonden. Ik moest bij Lieke aan het bureau zijn voor een foto of
zoiets en ineens keken twee knappe vrouwen mij aan, de mooie ogen een beetje
droevig, een beetje wanhopig.
Of ik kon helpen?
Zeg het maar, zei ik. Omdat ik nu eenmaal graag te hulp
schiet bij jongedames in nood, helemaal als ze er bepaald niet onaardig uit
zien. Ik blijf een primaire man.
Jullie vroegen mij een stukje te schrijven. Voor de krant.
Voor een bijlage over de uitvoering van The Passion in Groningen. Want veel van
de fans van de 3J’s, van de mensen die Simone Kleinsma wilden zien en van het
publiek dat het ‘dapper’ vond van Jack van Gelder dat hij zijn handen in onschuld waste, wisten vast niet waar dat nu eigenlijk over ging, dat Passie-verhaal.
Jullie dachten: een feestje is mooi, maar het gaat altijd ergens
over. Dat moesten we niet vergeten en daar is de krant voor. Die signaleert, analyseert,
registreert, bekritiseert, recenseert, amuseert, maar ook: informeert.
Ik zei ja.
Ook al moest ik daarvoor in gedachten terug naar de
kerkbanken van mijn jeugd. Naar de uren dat ik, met de knieën op een ruw matje,
luisterde hoe meneer pastoor ons voor onze zonden probeerde te waarschuwen.
Onderwijl ik wilde dat ik ergens anders was, keek ik week in
week, op zondagochtend, of zaterdagavond, uit op dezelfde schilderingen op de
muur, niet toevallig de Kruisweg uitbeeldend.
Ik zei ja.
Ook al had ik maar 500 woorden om het lijdensverhaal van
Jezus Christus te vertellen en ook al realiseerde ik me tijdens het schrijven
dat je dat verhaal niet kunt vertellen zonder het Oude Testament erbij te
pakken, wat de opdracht bemoeilijkte.
Hoe doe je dat, het boek der boeken in een krantenpagina
vatten?
Het kostte mij een zondagmiddag. Mijn zoontjes riepen
meermaals om hun vader: ‘Pappa kom je met me voetballen?’, ‘Pappa kom je
gezellig bij me zitten?’, ‘Pappa we hebben honger.’
Maar ik had geen tijd. Het verhaal moest af. Dat moest
maandagochtend om zeven uur in de mailbox van de chef Stad zitten. De krant
wacht niet.
Ik hielp jullie.
Omdat jullie het wanhopig vroegen. Omdat jullie mij vleiden:
‘als er iemand is die het kan, ben jij dat.’ Omdat ook ik vond dat het verhaal
nog eens verteld moest worden. Omdat jullie mij flirterig een beloning in het
vooruitzicht stelden. En over dat laatste wilde ik het even hebben…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten