zondag 28 juni 2015
dinsdag 23 juni 2015
Voorbij de Watertoren (65) - De crimineel die ik ben
Mijn bank, dat is de SNS-bank, vertrouwt mij niet. Dat
zeggen ze natuurlijk niet in your face,
maar dat blijkt uit het hoofdschudden als ik de vestiging in Hoogezand
binnenstap: ,,Nee meneer, dat kan hier niet.’’
Let wel, ik loop niet met een bivakmuts en een getrokken
pistool binnen; de ene keer heb ik buitenlands geld nodig, een andere keer wil
ik geld op eigen rekening storten.
Ik denk altijd dat een bank er voor mij is en dingen voor
mij doet omdat ik mijn, sorry, onze, centen aan die bank toevertrouw. Daar is
ook een term voor – een stukje service naar de mensen toe – maar de meneren en
de mevrouwen in de SNS-vestiging in Hoogezand zitten er vooral om uit te leggen
wat er allemaal niet meer kan bij die vestiging.
Mijn bank, dat is de SNS-bank, stuurt mij naar de stad
Groningen. Naar het Grenswisselkantoor op het hoofdstation. Dat doet mijn bank
zo vaak dat ik even heb gedacht dat ik beter mijn geld in beheer kan geven bij
datzelfde Grenswisselkantoor. Maar daar ben ik weer van af. Ook het
Grenswisselkantoor vertrouwt mij niet.
Auto verkocht
Ik had een auto verkocht en zoals wel vaker bij de verkoop
van een auto leverde dat geld op. Ik dacht: dat zetten we op eigen rekening.
Het was een bedrag met drie nullen en dat moet je niet in huis laten liggen.
Zeker niet als je samenwoont met een vrouw.
Dat ik op de vestiging in Hoogezand niet meteen buitenlands
geld kunt krijgen, dat snap ik. Immers, het is ondoenlijk dat op een kantoor in
een middelgrote provincieplaats stapeltjes Deense kronen, Britse ponden,
Zuid-Afrikaanse rand, Poolse zloty en Thaise baht klaarliggen omdat er een keer
in de zes jaar iemand langskomt die er een paar weekjes tussenuit gaat.
Maar geld storten op eigen rekening?
,,Primera in Haren’’, zei de meneer van de SNS-vestiging in
Hoogezand, ,,daar kan het tot 1.500.’’
,,En bedragen daarboven?’’
,,Grenswisselkantoor op het hoofdstation in stad.’’
,,Nee, serieus? Dus ik moet nu naar Groningen, wil ik mijn
geld op mijn eigen bankrekening storten?’’
Hij haalde zijn schouders op, met een soort van
verontschuldigende blik.
Op het Grenswisselkantoor
,,Ja hoor’’, zei het meisje van het Grenswisselkantoor, ,,om
hoeveel gaat het?’’
Ik noemde het bedrag.
,,Ze nam mijn paspoort en bankpasje en sloeg aan het
gegevens intikken. Na een minuutje of wat keek ze op: ,,Mag ik vragen hoe u aan
dat geld komt?’’
,,Pardon?’’
,,Sorry, maar dat moeten we vragen.’’
,,Ik heb een auto verkocht.’’
,,Ok.’’
,,Mag ik het vrijwaringbewijs zien?’’
,,Pardon?’’
,,Vrijwaringbewijs.’’
,,Dat meen je?’’
,,Ja. U heeft toch een auto verkocht? Dan heeft u dat
gekregen. De gegevens daarvan heb ik nodig als bewijs.’’
,,Dat heb ik natuurlijk niet bij me.’’
,,Mijn excuses. Het zijn onze regels, al geef ik toe dat we er
in de communicatie naar de mensen toe niet echt helder over zijn.’’
,,Nee, serieus? Dus ik moet nu terug naar Slochteren om het
vrijwaringbewijs te halen en dan weer hierheen, wil ik geld op mijn eigen
bankrekening storten?’’
Het meisje haalde haar schouders op, met een soort van
verontschuldigend blik. Ik zei de naam van de zoon van God een paar keer hardop,
in combinatie met ‘niet te geloven’.
Uit Slochteren
Mijn zoons en ik waren om half een uit Slochteren vertrokken
voor wat een leuke middag moest worden. Wij waren om half vijf in het dorp
terug. Voor het leuke was een half uur overgebleven.
Ik was van plan ook nog wat kunstwerken te verkopen, maar ik
twijfel nu. Zonder vrijwaringbewijs heeft dat geen zin.
Ik zou heel graag van bank verwisselen, maar ik denk dat ik
daarvoor een paar keer op een middag naar Amsterdam moet. Ik geloof ook niet
dat ik er veel mee opschiet. Het zal bij andere banken niet veel beter zijn. Dus
ik blijf bij de SNS, ook al vind ik dat een enorme kutbank. En mocht mijn
straks gevraagd worden of de SNS of een andere bank weer met mijn, sorry, ons,
belastinggeld gered moet worden, dan zou ik zeggen: zak lekker in het moeras.
Maar dat wordt mij natuurlijk niet gevraagd.
woensdag 17 juni 2015
Voorbij de Watertoren (64) - 3.25.36 links
Komend vanaf de N387 hebben we, op de Korenmolenweg, twee mogelijkheden. Naar links of naar rechts. Die keuze moeten wij elke dag van de week maken. Soms meerdere keren in een etmaal. Dat is telkens een afweging, want er is in ons gezin geen duidelijke voorkeur.
Soms gaan we naar links, soms naar rechts.
Je kunt je afvragen: waar heb je het over, maar het is een
intrigerende kwestie. Ik ging heel lang automatisch naar rechts, tot een van
mijn zoons, Hunter, plots zei: ga eens naar links. Dat deed ik en sindsdien is
het een klein vraagstuk en dus gaan we soms naar links en soms naar rechts en
dat wisselen we zo vaak af, dat we nieuwsgierig zijn geworden naar welke van de
twee routes naar huis korter is.
Gevoel is arbitrair
Mijn gevoel zegt dat het niet zoveel uitmaakt, maar gevoel
is arbitrair. Ik denk af en toe ook dat ik een opmerking kan maken als ‘dát
vind ik nou een mooie vrouw’, maar dat is dan geen goed idee.
Hunter, dat is onze oudste, heeft trouwens, als enige in het
gezin, een duidelijke voorkeur voor links. Als ik vraag waarom is het: ,,Vind
ik een mooiere route.’’
,,Waarom dan?’’
,,Oh, weeknie.’’
Dat is het punt waarop ik me weer zorgen ga maken over zijn
toekomst, want hij weet nooit iets. ,,Had jij geen toets morgen?’’
,,Weet ik niet.’’
,,Kijk even in je agenda dan.’’
,,Ik weet niet waar die is.’’
De weg links voert door het land, door Slochters backyard; over
de Verlengde Veenlaan, langs de brandweerkazerne en de Veenweg en rechtsaf via
de Groenedijk het Slochterdiep op. Naast de gemeentewerf liggen kavels. Die
zijn te koop. Daar staat al een hele tijd een bord met de kreet ‘Het uitzicht
is al klaar, nu uw woning nog’.
Typisch
Typisch een houding van een gemeente; pronken met dingen waar
je niets voor hoeft te doen. In geval van zaken waar bestuurders en ambtenaren
wel de regie hebben klinkt het: ,,Sorry mensen, we moeten bezuinigen.’’
Het uitzicht is overigens fenomenaal, tenminste als je van
lege vergezichten houdt.
Rechtsaf is de weg door het hart van het dorp. De urban road.
Korenmolenweg, Hoofdweg, Slochterdiep. Langs de huizen waar onze vrienden wonen
en de kinderen van onze vrienden en soms zien we dat díe kinderen wél buiten
spelen en even verder kijken we of er nog een trouwerij is op de Fraeylemaborg en
of onze vrienden misschien op het terras zitten.
Daarna gaat het langs de oude Hubo, waar gewerkt wordt aan
een nieuw centrum (er gaat ook veel wel goed in Slochteren) en daarna draaien
we ons eigen Slochterdiep op, evenwijdig gelegen aan de gelijknamige waterweg
die ieder jaar in november een bron van onrust was en Hunter en Reyer, omdat ze
wakker lagen van de vraag: komt Sinterklaas deze keer wél of niet met de boot?
Het diep
Het diep wordt voor het eerst uitgebaggerd, sinds wij elf
jaar geleden naar de Parel van Duurswold verhuisden. Al is de kans groot dat de
goedheiligman dit jaar met de middelvinger wordt begroet, op die leeftijd
zitten ze nu.
,,We kunnen meten welke route korter is’’, zei ik tegen
Hunter. Die is redelijk technisch ingesteld en vindt dat soort dingen leuk.
,,Doen we eerst links’’, besliste hij.
,,Nu’’, zei ik en trok op. Hij startte de stopwatch. Ik reed
normaal, om de vergelijking zo eerlijk mogelijk te maken. Dat ging vlotjes, al
moesten we op de Groenedijk even uitwijken voor een tractor, waardoor de
rechterwielen over de betonblokken naast de weg rappelden. Dat vinden mijn
zoons een mooi geluid en dat moet ik dan nog een keer doen. Ik ben er niet wild
van. Het lijkt me niet goed voor de vering en banden en dan krijg ik weer op
mijn donder van mijn vrouw dat die garagerekeningen zou hoog zijn, maar toen we
de oprit opdraaiden stond de tijd op 3 minuten, 25 seconden en 36 honderdsten
van seconden.
We knikten goedkeurend. Weten we dat ook weer.
Of die tijd genoeg is voor de titel ‘De snelste weg naar
huis vanaf de Korenmolenweg’ weten we nog niet. We moeten rechts nog klokken en
daar komen we maar niet aan toe.
woensdag 10 juni 2015
Voorbij de Watertoren (63) - Open brief aan alle andere ouders
Dag alle andere ouders,
Om het meteen maar te benoemen; jullie moeten je kinderen beter opvoeden. Wij hebben daar last van. Mijn, sorry: onze, zoons, klagen, om te beginnen, steen en been over wat wij ze dagelijks meegeven in hun rugzakje. Dat is een broodje ham/kaas, pakje melk, pakje Taksi en een appel, maar daar nemen de heren geen genoegen meer mee. Zij willen, net als die van jullie, cola en cassis voor overblijf, gevulde koeken, witbrood met ontbijtkoek en zakjes M&M’s. We kunnen lullen wat we willen, over dat hun botten nog in de groei zijn en dat ze veel zuivel en fruit nodig hebben, maar het is vechten tegen de bierkaai, want; ‘die en die krijgt dat en dat mee.’
Een ander punt is gamen. Daar zijn we weer. Wij hebben twee
iPads, twee DS-en, een laptop en een Playstation, maar die rommel willen wij
eigenlijk nog helemaal niet in huis. Ze zijn daar met 8 en 11 jaar gewoon te
jong voor. Maar, ook hier: ‘die en die heeft dat en dat’ en omdat we natuurlijk
niet willen dat onze kinderen bekend staan als sukkels die thuis moeten tekenen
of knutselen, gaan we er in mee.
Wanneer gamen
Daarbij: wannéér mogen die gasten eigenlijk gamen? Wij hadden
tijden afgesproken (van maandag tot en met donderdag niet) en ik zeg nadrukkelijk
hadden, want u voelt het aankomen: geen houden aan. Vriendjes zitten er dag en
nacht achter met als gevolg dat die van ons ook willen. Ze worden wakker en hup
de televisie aan en als ze met het verkeerde been uit bed zijn gestapt en dat is
tegenwoordig eerder regel dan uitzondering, klappen ze direct de Playstation en
iPad open. Dat ligt echt niet aan ons.
Daarmee komen we bij het volgende punt: hoe laat naar bed?
Half negen op zijn laatst, dachten wij. Afgaand op onze kroost echter mogen ‘die
en die zo en zo laat naar bed’ en wij hebben nu iedere en als ik zeg iedere dan
bedoel ik ook iedere, avond discussie over het tijdstip van slapen. Zijn we he-le-maal
klaar mee.
Men of War
Het type spelletjes waar kinders van hun leeftijd mee spelen
gaat ons eveneens te ver. Men of War,
Call of Duty, Zombie Attack en Assassins
Creed; het is moord en doodslag en toen ik vorige week toevallig meekeek,
zag ik dat onze jongste bij GTA V iemand
die op de grond lag finaal in mekaar trapte. Ik zie het er van komen dat hij over
tien jaar met een paar uzi’s zijn halve middelbare school neer maait en wij na
afloop de verzamelde pers te woord moeten staan: ,,Nee, geen idee waar dit
vandaan komt.’’
In het verlengde daarvan: het taalgebruik is bij de beesten
af. Als je al eens antwoord krijgt is het meteen een grote bek. Van wie ze het
hebben, geen idee, niet van ons. Nu ja, goed, ik vloek wel eens en dat hebben
ze mogelijk een beetje opgepikt, maar ‘Homo’, ‘Motherfucker’ en ‘Pedo’ zeker
niet en dan noem ik slechts de termen die geschikt zijn voor publicatie. Leren
ze toch echt op straat, van andere kinderen. Inderdaad, die van jullie.
Klinkt misschien raar, maar die van ons zijn gewoon niet zo.
Die willen niet eens zo zijn, zeggen ze zelf.
Die ...mobieltjes
Tot slot die …mobieltjes. Wij hadden gedacht: middelbare
school is vroeg genoeg voor zo’n ding, maar dat hadden we gedacht. Iedereen,
elk klasgenootje, heeft er een. Het is de eerste levensbehoefte geworden. Ik
liep laatst om middernacht langs de slaapkamer van de oudste en dacht dat er een
tijdbom lag te tikken, maar het bleken binnenkomende appjes. Juist, van jullie
kinderen.
Ineens liegen ze ook keihard. 24/7. Zonder met de ogen te
knipperen. Al heb je een zaak als je het voor de rechter zou brengen omdat je
sluitend bewijs in handen hebt, of omdat het een heterdaadje was, zij hebben
niks gedaan: ‘Echt niet. Hij begon.’ Die straatmentaliteit hebben ze wederom
niet van ons. Al moet ik hier een opmerking maken. Omdat anderen er bij het
minste of geringste op los slaan, zeggen wij nu ook: ‘Beuk eerst terug en ga
pas daarna naar de juf en zeg: hij begon.’
Het is om gek van te worden. Wij zijn met de beste
bedoelingen de opvoeding ingestapt, maar het is een kansloze missie. Omdat onze
kinderen langzaam veranderen van lieverdjes in
gewetenloze criminelen, deze laatste oproep aan jullie. Trek weer grenzen en
wees streng, maar rechtvaardig. Zoals wij vroeger ook zijn opgevoed.
Alvast bedankt!
woensdag 3 juni 2015
Voorbij de Watertoren (62) - Oude Mannen Voetballen
In het grote raam van de kantine zie ik het silhouet van een
man met een Aad de Mos-kapsel, dikke buik en benen die de Eerste Wereldoorlog
nog hebben gemaakt.
Die man ben ik.
Het is niet goed te verklaren waarom ik daar loop. Dat wat
ik aan het doen ben, proberen het voetballen weer op te pakken, daarvoor ben ik
te oud.
Ik ben bijna 50.
Dat ik in gezelschap ben van mannen waarvan je liever ook
geen poster boven je bed hebt hangen, biedt weinig troost. Hoe zij er uit zien
moeten zij weten, voor mezelf leg ik de lat op alle vlakken zeer hoog. Tegen
beter weten in, want ik voldoe er meer niet dan wel aan en als ik mezelf op die
zonnige zaterdag in het raam zie denk ik, zoals ik steeds vaker denk als ik
langs een spiegel loop: tja.
Mijn vrouw zegt meestal: maakt niet uit joh, je hebt een
vrouw. Maar als ze het niet erg vindt dat ik met mijn honderd kilo in korte
broek over het veld ren, waarom komt ze dan pas de laatste vijf minuten van de
kleine finale kijken, als we al dik achterstaan en geen kans meer hebben op welk
glorieus moment dan ook?
Eerste wedstrijd
Het moet de herinnering zijn aan de eerste wedstrijd dat ze
mee ging kijken, toen ik twintig jaar jonger was. Ook zij weet dat er sindsdien
veel seizoenen zijn gekomen en gegaan en dat van die jongeman weinig meer over is.
Ik ren zo goed en kwaad als het kan met de aanvallen mee,
tik er toch nog drie in, maar ik word niet vrolijk van mezelf. Het spelinzicht
is gebleven, maar wat heb je aan het zien van ruimtes, als je het niet meer
kunt belopen? De passes die van mijn voet komen lijken op vuurpijlen waarvan
het kruit plots op is.
De meeste indruk maak ik door tegen een medespeler die
oprukt en mij in het vizier heeft te roepen: ,,Marcel vrij aan de andere kant.’’
Daar komt een goal uit en ik krijg ook complimenten, maar
dat voelt onverdiend.
Handen in de zij
Wat vertrouwd aanvoelt is met de handen in de zij bij de
middenlijn staan. Bij de zoveelste corner tegen, kijk ik naar de twee handenvol
kinderen die op veld twee in een kluwen achter de bal aanrennen.
Ik ben jaloers.
Het is lang geleden dat ik in wedstrijdverband speelde. Maar
in de voetballerij heeft de tijd stilgestaan. Er is altijd iemand die niet op
komt dagen en in de kleedkamer staat een teamgenoot beteuterd te kijken naar
een paar geleende schoenen, van een onduidelijk merk. In de linker zitten geen
veters.
Wat ik miste aan het voetbal was het voetbal zelf. Rennen,
schieten en passen en dat het ergens om gaat. Dat ik een poging doe het weer op
te pakken heeft niks te maken met de derde helft, al zit ik er aan het einde
van de middag middenin. De tafels worden dit keer niet in een kantine aaneen
geschoven, maar in een feesttent.
Andere gezichten
Het zijn andere gezichten dan vroeger, de sfeer is
hetzelfde. De band speelt muziek voor oude mannen. Lynyrd Skynyrd, De Dijk, dat
werk.
Mijn zoons zoeken mijn portemonnee. Of zij de lootjes mogen
vasthouden? Dat mag. In de prijzen herken ik de lokale middenstand. Zoals in de
kantines van mijn jeugd altijd een set mistlampen te winnen was, zo gaan we nu
voor een brandalarm, een onkruidkrabber, een rollade en een tegoedbon van de
lokale snackboer. Die is voor één persoon en er staat duidelijk bij: kleine
milkshake. Dus geen grote. Al snap ik het wel. Geef Groningers een gratis maal
en ze komen met twaalf man aanzetten: ,,Stond ja niet op voor hoeveel.’’
Glas leeg
Het is acht uur als mijn vrouw vraagt of we zo zullen gaan. Maar
als ik het glas leeg heb is ze aan het appen en in gesprek met de vrouwen van
de andere oude mannen. Dus pak ik een van de volle glazen op tafel. Ze kijkt me
even later vragend aan, na een blik op het glas dat net nog leeg was. Ik haal
mijn schouders op.
Dat ritueel zal zich nog een paar keer herhalen.
Ik begin te hikken. Mijn zoons hangen op mijn schoot. Ze
zijn moe van het voetballen en het springkussen, vol van cola en patat en hebben
al meer dan vier uur niet op een beeldscherm gekeken. Zou ik ook onrustig van
worden.
Als ik mijn tas haal loop ik langs de kantine. In het grote
raam zie ik opnieuw het silhouet van de man die ik ben.
Abonneren op:
Posts (Atom)