Erik Kweksilber maakte maandag 19 mei 2014 bekend dat hij Boekhandel Godert Walter gaat verkopen. Om gezondheidsredenen. Daarom hier nog eens het verhaal over de naamgever van de winkel in de Oude Ebbingestraat in Groningen, dat in 2007 in De Parelduiker verscheen (en later als Godert Walter Cahier). Een tragisch verhaal.
De toen 22-jarige Agnes
van Gelder was plotseling weduwe: ‘Ik werd door twee van die mannen
vastgehouden, zodat ik niet naar binnen zou lopen. Lehnhoff kwam weer naar
buiten en ik vroeg: “Ist er tot?” Maar ze zeiden helemaal niets. Het ging heel
snel en dat is voor mij altijd een troost geweest. Hij had geen tijd om bang te
zijn. In meerdere naoorlogse publicaties wordt beweerd dat Ode na een verhoor
van drie minuten is geëxecuteerd, maar alles bij elkaar heeft het nog geen drie
minuten geduurd. Ze waren ook meteen weer weg. Toen die kerels voor kwamen
rijden, dacht ik meteen: “Oh God, nu is het voorbij”.’
Van Gelder hoorde pas
veel later dat de verkoop van het Geuzenliedboek
haar man fataal is geworden. Godert Walter bleek verraden door slager Wichers.
‘Hij is er mee naar het Scholtenhuis gegaan. Ik heb geen idee of het een nsb-er was. Misschien was het gewoon een
schurk en kreeg ie er geld voor. Dat wist ik op dat moment echter allemaal
niet. Nadat Ode, zo noemden wij hem, vermoord was ben ik zelfs nog wel eens wat
bij die slager gaan halen. De zaak is pas na de bevrijding uitgezocht. Het
duurde dus even voor ik te horen kreeg wie hem verraden had. Toen leefde
Wichers al niet meer. De slager is onmiddellijk na de bevrijding
doodgeschoten.’
Verzetswerk
De executie kwam niet helemaal als een verrassing. Walter bleek meermaals
gewaarschuwd. De boekhandelaar was zeer actief in het illegale werk. Hij hielp
waar mogelijk kunstenaars die in financiële moeilijkheden zaten en deed mee aan
de verspreiding van illegale en clandestiene uitgaven. Naast het Geuzenliedboek,
een bloemlezing verzetspoëzie die bij De Bezige
Bij verscheen, waren dat bijvoorbeeld de tiendelige serie In Agris
Occupatis en de Volière-reeks.
Beide werden gedrukt door Hendrik Nicolaas Werkman. De uitgevers waren A.
Marja, W.H. Nagel (J.B. Charles) en W.H. Overbeek (Maarten Rossaard).
Een van degenen die hem
zeiden op te passen was Jacques den Haan: ‘Ik had hem thuis opgezocht om hem
te waarschuwen voor zijn te openlijke actie, zijn te grote impulsiviteit.
Iedereen wist dat je bij hem verzetsboeken kon krijgen en dat was in die dagen,
na de invasie van de geallieerden in Normandië, de dagen waarin de sinistere
Sicherheitsdienst overuren maakte, uitermate gevaarlijk. […] Walter hoorde mijn vertoog geduldig aan,
hoffelijk, wat verstrooid zoals gewoonlijk. Hij liet me zijn boeken zien en
greep spelenderwijs een groot zwaard, dat in een oude schede op zijn boekenkast
lag. “Hier rijg ik ze aan als ze komen,” zei hij lachend, terwijl hij het half
trok met een gebaar, dat hem onhandig afging en dat niet stond bij onze
colbertjes. “Wees liever verstandig,” zei ik, “en ga er een tijdje vandoor. ’t
Doet ze zeer ergens en ze zijn kwaad, dat weet je.” ’
Den Haan vergeleek hem
met de drukker-kunstenaar Hendrik Werkman, die op 10 april 1945, een paar dagen
voordat Groningen bevrijd zou worden, bij Bakkeveen werd gefusilleerd. Hij
omschreef ze als argeloze mannen, die niet geloofden in het kwaad van de
wereld. Walter ging er vanuit, na de invasie in juni 1944, dat de bevrijding
een kwestie van tijd zou zijn en de Duitsers zich koest zouden houden. De
Sicherheitsdienst was evenwel bijzonder waakzaam. Maar de boekhandelaar
weigerde toe te geven aan angst, ook al was zijn vader in 1941 in Buchenwald
omgekomen. Van
Gelder: ‘Ode was een beetje jongensachtig onbezorgd. Ik zei wel eens dat ik het
griezelig vond. “Welnee,” klonk het dan. “Ze weten helemaal niet dat ik besta.”
Dat zei hij tot het laatst aan toe. Onderduiken was niets voor hem. Dan zouden
andere mensen gevaar lopen. Hij wilde zijn eigen verantwoordelijkheid dragen.
Ode had echt een geweldig karakter.’
De dood van de aimabele
boekhandelaar schokte de Martinistad. In de Groningse editie van het blad De Vrije Kunstenaar, die meteen na de
oorlog verscheen, werd Godert Walter herdacht als ‘een der betrekkelijk weinige
boekhandelaren, die nauwkeurig hun standpunt ten opzichte van de Duitse
bezetting wisten te bepalen, die het versmaadden ook maar enige concessie te
doen, en die op hun terrein met grote activiteit de strijd tegen den bezetter
voerden.’
Mr. W.R.H. Koops,
oud-bibliothecaris van de Rijksuniversiteit Groningen, was in de oorlog een van
degenen die voor Walter illegale boekjes verkochten. De boekhandelaar inde het
geld en sluisde de opbrengsten door naar het verzet: ‘Ik vond het een bijzonder aardige man, een beetje verstrooid, maar
altijd vriendelijk. Een heer, geen meneer. Godert Walter was een gesjeesde
notarisstudent en dat straalde hij ook wel uit. Dé boekhandel van dat moment in
Groningen was Scholtens. Maar dat was een nogal deftige winkel. Ik ging veel
liever naar Walter. A. Marja werkte er ook.
‘Walter combineerde kennis van zaken met liefde voor het vak. Ik had niet veel
geld destijds, wel veel eisen en wat mij interesseerde kon ik bij hem vinden.
Er werd veel gelezen in de oorlog. Na acht uur mocht men niet meer naar buiten,
dus er bleef niet veel over om te doen.’
Koops, toen gymnasiast,
was bevriend met Geertjan van Meurs, zoon van professor J.H. van Meurs,
hoogleraar Romeins en Oud-vaderlands recht aan de Groningse universiteit. Deze
weigerde de ariërverklaring te tekenen en werd ontslagen. Van Meurs vertrok naar het westen.
‘Wij brachten samen een deel van zijn boeken in de zomer van 1944 over naar het
huis van Walter aan de Dilgtweg. Dat leek een veilige plek. Een paar weken
later is hij doodgeschoten.’ Godert Walter werd
slechts 33 jaar.
Notariszoon
Zijn leven was tot kort voor zijn dood dat van ‘een gelukkig kind-mensch’
geweest. Hij groeide met twee broers en zussen op in Apeldoorn, in
betrekkelijke zorgeloosheid. Vader
Theodoor was notaris, net als Ode’s grootvader. Zijn moeder was van adel, kwam
uit Zeveren en heette Cornelia Eleonora Johanna Petronella Pichot van Slijpen.
Na de hbs ging Godert notariaat
studeren, eerst in Utrecht, daarna in Breda. De charmante jongeman had
doorgaans veel vrienden en vriendinnen om zich heen. Zoonlief werd geacht in de
voetsporen van zijn vader te treden, maar besloot zijn roeping te volgen en
zijn verdere loopbaan ‘in dienst van het boek’ te stellen. Na twee jaar bij de
Noord Nederlandschen Boekhandel in Leeuwarden, waar hem de grondbeginselen van
het metier werden bijgebracht, werkte hij nog een jaar in Parijs bij een
Engelse boekhandel en toog daarna als verkoper aan de slag bij Dijkhoffz in Den
Haag. Dijkhoffz noemde hem ‘een goed boekverkooper’ en daarmee werd bedoeld dat
Walter voor het vak was geboren. Hij kende vrijwel alle klanten persoonlijk;
was zeer attent en wist en onthield van iedereen kleine bijzonderheden.
Een tot dan zorgeloos
bestaan werd in 1941 ruw verstoord toen zijn vader als gijzelaar in Buchenwald
overleed. Door deze tragische gebeurtenis kwam echter een nieuwe kracht in hem
naar boven. Godert Walter besefte dat hij nu tot de generatie behoorde die zijn
verantwoordelijkheid moest nemen. Dat resulteerde in augustus 1941 in de overname van de
boekhandel A.G. van den Berg, aan de Oude Boteringestraat 15 in Groningen. De heer
Van den Berg was plotseling overleden. Godert Walter had maar een paar maanden
nodig om zich in de Martinistad thuis te voelen. Binnen de kortste keren was
hij weer omringd met een grote schare vrienden en vriendinnen en de boekhandel
floreerde. Een boek was een populair cadeau in de oorlog, eenvoudig omdat er
weinig anders was om weg te geven.
De handel in illegale
lectuur die hem uiteindelijk noodlottig zou worden, begon in het voorjaar van
1944. Van Gelder: ‘Ik wist wel dat Ode boekjes verkocht ten bate van
onderduikers, maar verder niks. Niet aan wie hij geld afleverde of zo. Daar
praatte hij ook niet over. Mensen die illegaal werk deden mochten dat absoluut
niet thuis vertellen. Veel te gevaarlijk. Ik was toen ook nog maar 22,
eigenlijk nog een kind…’
Boekhandel Godert Walter
Met de executie van Walter had de Sicherheitsdienst blijkbaar
genoegdoening. Dat bleek uit het feit dat de boekhandel niet is doorzocht. Ook
de collectie thuis vonden de Duitsers niet interessant. Zijn vrouw is ook nooit
verhoord. ‘De sd heeft er niet
zoveel over nagedacht. Wichers heeft hem aangegeven en dat was genoeg. Het ging
in die periode heel slecht met de Duitsers en ze knalden maar raak. Die gingen
zich echt niet in zulke zaken verdiepen.’
De woensdag na de moord
reed er een grote platte wagen voor in Haren. De Duitse officier die het huis
moest leeghalen bleek uit het goede hout gesneden en treuzelde opzichtig, zodat
de buren die de jonge weduwe bijstonden, waardevolle spullen konden redden. De
achterkamer waar Walter lag opgebaard werd met rust gelaten. ‘Daardoor heb ik
alle boeken nog. Alle andere spullen konden me niks schelen, maar ik ben blij
dat die plek niet is geschonden. In het weekeinde daarna is Ode begraven. Dat
heb ik zelf kunnen regelen. Dat was heel bijzonder, want de meeste mensen die
doodgeschoten waren kwamen in een massagraf.’
De jonge weduwe is nog
vijf jaar in Haren blijven wonen. Daarna verhuisde ze met de kinderen naar
Heemstede, vlakbij Heiloo, waar haar ouders woonden. De
Stichting 1940-1945 zorgde voor financiële ondersteuning. Na acht jaar
hertrouwde Agnes van Gelder. Met de nieuwe echtgenoot bleef ze dertig jaar
samen. Ze heeft na de dood van Walter nog wel geprobeerd de boekhandel te
runnen, maar in combinatie met de zorg voor twee kleine jongetjes bleek dat
onmogelijk. Daarbij was verstand van boeken hebben nog iets anders dan een zaak
runnen. ‘Uitgeverij Wolters heeft een half jaar lang een van zijn beste mensen
afgestaan om de zaak te leiden. Daarna kwamen en gingen de bedrijfsleiders. Het
liep op een gegeven moment echter zo slecht dat de Vereniging ter Bevordering
van de Belangen des Boekhandels tot sanering moest over gaan.’
Boekhandel Godert Walter
verhuisde in september 1959 naar de Oude Ebbingestraat 53 en zit daar nog
steeds. De boekhandel kende verschillende eigenaars, tot in
1977 het driemanschap Maria Geenen, Gerjan Heij en Erik Kweksilber de zaak
overnam. Na enkele jaren stapten Geenen en Heij er uit. Kweksilber ging alleen
door en slaagde erin een uitstekende naam op te bouwen. De zaak is nu
gespecialiseerd in geschiedenis, architectuur, Groningana en Duitse literatuur.
Van Gelder: ‘Ik had
altijd een schuldgevoel ten opzichte van Ode. Een schuldgevoel omdat ik de
zaak niet heb kunnen leiden. Het was dé boekhandel van Groningen, maar toen ik
de baas was ging het hartstikke slecht. Ik kon het niet. Vertegenwoordigers van
uitgeverijen maakten misbruik van mijn gebrek aan zakelijk instinct. Er werd
gejat, bestellingen liepen mis en noem maar op. Erik heeft de zaak weer omhoog
gekregen. In 2002 was het feest omdat hij er 25 jaar werkte. Als dank voor zijn
verdiensten is hij toen benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau.
Burgemeester Jacques Wallage kwam het lintje hoogst persoonlijk opspelden. Dat
lintje heeft ie dik verdiend. Erik Kweksilber zet zich met hart en ziel in voor
zijn zaak en voor de mensen, net als Ode. Op die dag gleed het schuldgevoel van
mij af.’
Ode en Agnes
Agnes van Gelder
was negentien toen ze de tien jaar oudere Godert Walter ontmoette. Het was
liefde op het eerste gezicht. Het meisje ging in 1942 als volontair aan de slag
in de boekhandel. Dat bleek geen onverdeeld succes, want ze was niet geschikt
voor het werk. Ondertussen bloeide de hartstocht wel op. De twee trouwden nog
datzelfde jaar, twee maanden na de eerste ontmoeting en verhuisden naar Haren.
Ze kregen twee zoons en twee jaar later was Ode dood.
Dat Godert Walter en Agnes van
Gelder elkaar ontmoetten was een bijzondere speling van het lot. Moeder Walter
in Apeldoorn had haar arm gebroken en kon het niet zonder hulp af. De zus van
Agnes was ziekenverzorgster en ging haar verplegen: ‘In die tijd kwam ik net
van school en wat moest er nu met Agnes gebeuren? Ik was net zo onzakelijk als
mijn vader. Wat ik wel kon was goed tekenen en ik hield erg van boeken lezen.
“Weet je wat,” zei mijn zus, “die mevrouw Walter heeft een zoon en die heeft
net een boekhandel gekocht; misschien kan hij jou wel gebruiken.” ’
Vader Van Gelder schreef een brief
aan Walter en kreeg een schrijven terug dat de boekhandelaar binnenkort naar
het westen moest om uitgevers te bezoeken en dat hij wel even in Heiloo langs
zou komen. ‘Dat deed hij. Ik was alleen met mijn moeder thuis, toen er ineens
een man op de stoep stond. Ik was op slag verliefd. Pats, als een donderslag
bij heldere hemel. Ode gedroeg zich heel aardig en zei dat hij inderdaad wel
wat hulp nodig had. Omdat mijn vader er niet was, konden we niet meteen
beslissingen nemen. “Daar schrijven we nog over,” zei hij en was weer weg. Ik
weet nog dat ik ’s avonds in bed lag en dacht: “Mevrouw Walter, dat klinkt
goed…” ’
De liefde bleek wederzijds en de
snelheid waarmee de verhouding zich vervolgens ontwikkelde, zorgde hier en daar
voor opgetrokken wenkbrauwen en zuinige gezichten. Een huwelijk twee maanden na
de eerste kennismaking is zelfs begin eenentwintigste eeuw heel snel. Maar de
jongedame had de zegen van haar ouders, die zich niets aantrokken van de mores
van die tijd: ‘Ik ben een achterkleindochter van Nicolaas Beets, dus men vond
het maar zozo. Ode was tien jaar ouder en meteen trouwen en ook meteen maar een
kind? Maar wat zei mijn moeder, geboren in 1880? “Schat trek je van alle klets
niks aan. Dit is een van de liefste mensen die er op de wereld rondlopen en
iedere dag en nacht dat jullie niet samen zijn, is doodzonde.” ’
Bronnen: Interview Agnes van Gelder, Eefde, 13 april 2007; Jacques den Haan -Onderweg, vallen en
opstaan in de cultuurgeschiedenis (Amsterdam 1966); interview met mr. W.R.H. Koops, Haren, 20 april 2007; De
Vertegenwoordiger – orgaan van de vereeniging van vertegenwoordigers in het
uitgeversbedrijf, mei 1946, nummer 5.
Wat een opmerkelijk en mooi verhaal...
BeantwoordenVerwijderenDit wist ik allemaal niet. Hartelijk dank.
BeantwoordenVerwijderenRob Engelsman
Mooi verhaal, maar 't klopt alleen niet...
BeantwoordenVerwijderenBart FM Droog