Onderwijl de jongedame haar
tranen de vrije loop liet keek ik naar de display. Ik had keuzetoets 4
ingedrukt. Variatie koffie. Ik zou nu voor 1 moeten gaan. Wiener Melange. Maar
dat zou onbeleefd zijn. Je kon niet naast iemand staan die op weg was richting
psychische instorting en doorgaan met je koffiebestelling.
Iets in mijn binnenste zei
een arm om haar heen te slaan. Dat durfde ik niet. Het was best een mooie vrouw
en een arm om iemands schouder leggen zou betekenen dat ik dicht tegen haar aan
kwam te staan en dan zouden meer lichaamsdelen elkaar raken en dat zou
misschien (dat wist ik niet zeker, ik woog razendsnel de opties tegen elkaar
af) een reactie van een bepaald lichaamsdeel veroorzaken. Een reactie waar je
zelf weinig grip op had, maar ook al kon je daar niks aan doen, je had de
poppen aan het dansen.
Het risico op een klap, ten
overstaan van mijn collega’s die natuurlijk mee zaten te luisteren, wilde ik
vermijden. En helemaal de kans dat ik twee minuten later bij mijn baas werd
ontboden alwaar ik te horen kreeg dat ik precies twee minuten kreeg om mijn
bureau leeg te maken, omdat dit bedrijf geen viezerikken duldde.
Mannen geven elkaar een beuk
op de schouder. Bij hoge uitzondering spreken we elkaar moed in. Met teksten
als: ‘Geen hand vol, maar een land vol’, ‘Kop d’r veur’, ‘Als je er niet aan
onderdoor gaat, kom je er sterker uit’ en ‘Volgende week sta je zeker in de
basis’.
Bij een vrouw staan we met
de bek vol tanden. Ik ben bovendien opgegroeid in een wereld waar emotie geen
item was. Je had altijd wel wat te doen, de dag bleek om voor je er erg in had
en als je ’s avonds uitgeput op bed plofte zonk je meteen weg in een comateuze
slaap, ver voordat je kon beginnen aan denken dat je met iets worstelde.
Een man die zijn gevoelige
kant toonde was ’n wief’ en als een vrouw te veel met haar zieleroerselen te
koop liep klonk het: ‘doar mout n keer n dolle neger op’.
Dat was in dit geval geen
optie. Alleen al omdat ik haar kende als een nuchtere, zelfbewuste vrouw die
zich hier doorheen zou slaan. Ze had bovendien een relatie met een Pekelder en
dan voegt een dolle neger niet zo heel veel toe.
Mijn vrouw zei later dat ik
natuurlijk een arm om haar heen had moeten slaan (‘Is toch logisch? Dat je dat
niet snapt’), maar in plaats daarvan drukte ik op 1 en begon, met de handen in
de zakken, troostende woorden te spreken. Dat het niet aan haar lag. Dat het
geen manier van doen was. Dat aan zichzelf twijfelen ongeveer het laatste was
wat ze moest doen, omdat ze juist goed bezig was, beter dan mij zelfs en dat
die anderen grote klootzakken waren.
Het resultaat was dat het huilen
erger werd zodat ik haar nog meer zelfvertrouwen probeerde aan te praten zodat
het huilen nog erger werd, met als resultaat dat de mascara begon door te lopen
en ik ineens naast Alice Cooper stond.
Ik pakte mijn bekertje, nam voorzichtig
een slokje en vroeg of zij ook wilde. Ze schudde van nee. Ik vroeg of ik verder
iets voor haar kon doen. Nee. Ik zei dat het me speet, maar dat ik nu echt weg
moest. Dat was ook echt zo. Ze knikte en toen zei ik dat ze zich niet moest
schamen, proberen de dag door te komen, thuis een fles wodka achterover kiepen
en daarna haar eigen plan trekken en desnoods de eer aan zichzelf houden (‘laat
ze doodvallen’). Als ze op een later moment een kopje koffie wilde drinken om
erover te praten, dan zou ik er zijn. Want ik begreep de situatie. Toen gaf ik
haar een stompje op de schouder.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten