vrijdag 7 februari 2014

Op weg door het veld

Wij rijden op maandag, na gitaarles in Harkstede, meestal over een alternatieve route naar huis. Woudbloemlaan, Slochter AE, Verlengde Veenlaan, Groenedijk, Slochterdiep. Een weg door open veld, door het voormalige stroomgebied van de Fivel, langs de restanten van het oude bekkenstelsel. Het uitgestrekte hoogveenland tussen Slochteren, Kolham en Hoogezand is een leeg gebied. Een vergeten hoekje in Oost-Groningen, dat ook al niet in het centrum van de wereld ligt. De Scharmer AE en de Slochter AE komen er bij elkaar en de natuur mag er zijn gang gaan, uiteraard binnen de door de mens gestelde kaders. Want we houden van natuur, maar de natuur moet niet denken dat alles zo maar kan. Dus zijn er afrasteringen en dijken. Er is eerlijk gezegd weinig te zien vanuit de auto, daarvoor zijn de dijken te hoog, maar alleen al de illusie dat we door de prairie rijden is voor mij voldoende.
Er zijn drie manieren om thuis te komen en soms geef ik ze de keus: linksaf, via Lageland, linksaf het veld in, of rechtdoor, door de dorpjes, die een lang lint vormen tussen Groningen en Appingedam. Hunter kiest altijd voor de laatste optie.
‘Waarom?’
‘Omdat ik me een beetje eenzaam voel langs die kant.’
Als een kind dat zegt, gaan bij ouders de alarmbellen rinkelen. Dit is een emotie, hier moeten we iets mee.
‘Oh ja. Eenzaam, zeg je? Kun je dat uitleggen?’
‘Nou, alsof we alleen zijn.’
‘Goh, dat wist ik niet. Dat is geen leuk gevoel?’
‘Nee.’
‘Waarom niet?’
‘Omdat er helemaal geen mensen zijn.’
‘Door de dorpjes vind je gezelliger.’
‘Ja.’
‘Denk je anders dat we de enige mensen zijn of zo?’
‘Ja.’
Ik val even stil en kijk uit mijn ooghoeken naar rechts, naar mijn zoon, die naast mij zit en zich dus eenzaam voelt. Is dat goed, of is dat niet goed?
Het is het land van zijn jeugd. Waar ze onbevangen kunnen spelen, cowboytje in het bos, vissen in het Slochterdiep, zwerftochten door het oude bekkenstelsel. Wij zwierven vroeger ook langs de diepen, door het aardappelveld, keken of de maïs al rijp was en struinden op de oevers van het oude zwembad, daar waar je eigenlijk niet mocht komen.
Slochteren en omgeving is een niveautje hoger, alles is aanwezig voor een ideale jeugd en ik heb de neiging om het platteland in hun genen te rammen.
Mijn vrouw neemt de mannen regelmatig mee naar Hoogezand-Sappemeer om te winkelen, maar ik probeer de stad, die urbane jungle, die zee van asfalt en bebouwing, met zijn herrie, met zijn viezigheid en met zijn assertieve schreeuwerigheid, zo lang mogelijk buiten te houden. Eerst zullen ze opgroeien in een jongensboek. Zoals de schippers van de Kameleon, zoals Beekman & Beekman. Maar als hij zich er nu al unheimisch voelt.
Dus rijden we rechtdoor, door een restje Harkstede, door Scharmer, door Kolham, door Froombosch, tot en met Slochteren.
‘Zullen we de Black Crowes luisteren’, vraag ik.
‘Neeee, de smurfen.’
Dus luisteren wij naar de smurfen. Een cd met bewerkingen van bekende hits, van Gotye, The White Stripes en Gers Pardoel, maar dan met teksten over de voetbalprestaties van de Smurfen. Ze winnen alles, met grote cijfers, ze kunnen alles, ze zijn de beste, enzovoort. Mijn zoons maken het zich gezellig. De radio moet op keihard en als we een groepje fietsende vrouwen naderen moet de radio nog harder en het raampje open. Hunter hangt half buiten de wagen en kijkt, als we voorbij rijden, met een brede grijns naar het groepje. Ik haat smurfen.
‘En Reyer,’ vraag ik mijn jongste, ‘voel jij je ook eenzaam op die ene weg?’
‘Ja.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten