De extra morfine garandeerde het jongetje een rustige nacht.
De slaap zou zo komen en dat gaf haar de gelegenheid zich te installeren. Ze schoof
de stoel tussen het bed en het raam, waarvan de gordijnen open bleven. Dan kon
ze, met het boek op schoot, af en toe naar buiten kijken.
Zo bracht ze elke week een paar nachten door aan het bed van
haar zieke zoon. Het waren zeldzame momenten van rust in een leven dat bijna 24
uur per dag gedicteerd werd door pijn. Als hij sliep leek het of er niks aan de
hand was.
Dankzij de morfine hoefde het kleine lichaam even niet te
vechten. Dan was er even geen dokter, geen geworstel om voedsel binnen te
krijgen en te houden, geen testen, geen bezoek, geen verdriet,
geen vragen.
In de nacht was ze gewoon een moeder bij het bed van haar
achtjarige zoon. Zoals ze vaak had gedaan na zijn geboorte. Ook toen hield ze
ervan om, na de voeding van drie uur, in het donker te blijven zitten. Gewoon,
omdat het fijn was een kind te hebben.
Ze sloeg het boek open, wilde haar hand tegen hem aan leggen
en keek even opzij. Recht in een paar grote ogen. Hij was klaarwakker. Ze wilde
hem een kusje geven, maar hij hield haar tegen: ‘Mama, mag ik dood?’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten