Willem is een collega. Een jonge collega. Zeg dat ie twee jaar binnen is, hooguit drie. Eerst als televerkoper, nu als coördinator games. Althans, dat vermoed ik, want eerlijk gezegd heb ik geen idee wat Willem doet. Hij recenseerde eerst spelletjes. Voor Nintendo, pc, PlayStation, of weet ik wat. Dat deed hij naast het verkopen van advertenties. Dat ging heel goed. Zo goed dat er inmiddels een aparte site is en inmiddels doet ie dat niet meer alleen. Nu en dan loopt Willem langs onze bureau’s, met in zijn kielzog een stuk of twee, drie, vier jongens en meisjes die, zo vertelde hij, voor hem games recenseren. Als beloning mogen ze die houden.
Willem heeft een eigen kantoor.
Soms loop ik er binnen om even te bellen. Want het kantoor
is vaak leeg. Ik zie er de bizarste dingen. Gadgets. Cadeautjes. Een minizwaard
uit Game of Thrones. Een stuur uit Gran Turismo, dat werk. Te vergeven bij
acties, voor een stukje service naar de lezers toe, zeg maar. Veel T-shirts en
posters. Ook een mooie kist van Jack Daniels. Ik denk niet van een game, maar het
is een kist die opvalt.
De recensies van die jongens en meisjes verschijnen in onze
week- en dagbladen. Want games, daar gaat veel over tegenwoordig, daar is de
jeugd in geïnteresseerd en als krant moet je met je tijd mee.
Willem ziet er cool uit. Altijd een muts op. Gympies, lange
zwarte jas, verschoten spijkerbroek, rugzakje. Op een nonchalante manier de
juiste kleding om je reet. Zoals alle leden van alle bands in muziektijdschrift
Oor er uitzien. Zoals ik er eigenlijk ook zou willen uitzien, maar waarvoor ik
eigenlijk een beetje te oud ben.
Als ik een muts opdoe of hippe gympen wil, staat mijn vrouw
hoofdschuddend naast me. Mijn vrouw staat vaak hoofdschuddend naast me. Omdat
ik dingen doe die volgens haar niet bij mijn leeftijd passen. Maar mannen
blijven jongens. Ze worden alleen ouder.
‘Waarom kan dit niet? Is toch hip?’
‘Je bent 48. Dan zijn er grenzen.’
‘Alle mannen lopen met mutsjes.’
‘Maar geen lichtblauwe.’
Als ik vervolgens een colbertje met elleboogstukken pas,
iets waarvan ik denk dat zij het meer bij mijn leeftijd vindt passen, is er een
nieuw hoofdschudden.
‘Ik dacht dat het intelligent leek.’
‘Dat is niet zo.’
Willem komt binnen op een tijdstip waarop ik mijn eerste
pauze heb. Sjokkende tred, ongeschoren hoofd, vrolijke ogen. Tot hoe lang hij
blijft weet ik niet. Dat weet niemand. Wie zijn baas is, tot welke afdeling hij
behoort, ik zou het evenmin kunnen zeggen. Terwijl deze jonge collega nog geen
tien meter verderop zit. In zijn eigen kantoor. Willem is een bedrijf binnen
een bedrijf.
Soms staat ie bij ons bureaublok. Lullen over voetbal. Over
FC Groningen. Dat is het enige wat ik van hem weet. Dat hij elke twee
weken in de Euroborg zit. Afgaand op zijn verhalen niet ver van de Z-side. Hij
wist ook van tevoren dat het mis zou gaan in Haren, dat wat we nu Project X
noemen.
‘Daar komt niemand’,
had ik die vrijdagmiddag tegen mijn uitgever gezegd, ‘waarom zou je ergens heen
gaan waar niks is?’
Willem lijkt me geen man voor een gezin. Meer iemand voor ongure
kroegen in ongure buurten. Of supporterscafés in volkswijken. Soms vraag ik me
af of hij zijn vitaminen wel krijgt. Eet je wel gezond, jongen? Af en toe een
geperst sinaasappeltje is goed voor je. Kiwi’s ook. Elke dag een appel.
Andere collega’s, de mannen die sinds jaar en dag de
weekbladen maken, mannen waarvan ik weet dat ze wél gezinnen hebben, die kijken
soms bedenkelijk naar Willem. Wij, want ik hoor daar ook bij, schrijven al veel
langer voor de krant. Degelijke stukjes, want wij zijn degelijke mensen. Wij
schrijven over wat degelijke mensen bezighoudt.
Mijn collega’s vinden die games daarom niks. Verderfelijk
vrijetijdsvermaak. Gaat alleen maar over schieten, mensen het hoofd afhakken,
huurmoordenaars, over fantasy figuren in een fantasywereld. Altijd maar
vechten. Dat beaam ik, want mijn zoons zijn er ook verslaafd aan. Gaat dus nergens
over, zeggen mijn collega’s.
Misschien.
Maar Willem is de toekomst. Wij niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten