‘Heel onbeleefd’, zei mijn vrouw, die een wijntje voor zich
had staan, ‘je zou bijna denken dat je anders je vader en moeder niet aankunt.’
Ik gaf toe dat ik meer drink dan sociaal aanvaardbaar is. Is
dat een probleem? Mijn vrouw vindt van wel, ik vind van niet. Zoals in het
grapje over die man die in de woestijn een kameel vond: die kameel vond van
niet.
Ik gebruik geen drugs, ik rook niet, ik sla de kinderen niet,
ik ga niet vreemd, ik hou me aan de maxiumsnelheid en zet elke woensdag de
vuilnisbak buiten. Laat mij dan ook iets hebben.
In om het even welke situatie krijg ik er echter opmerkingen
over. Als ik een aanhanger met puin wegbreng en in de keuken sta uit te hijgen
kijkt mijn vrouw me zorgelijk aan: ‘Misschien moet je wat minder drinken.’
De manier waarop ik in het leven sta biedt echter ruimte
voor twee, drie wijntjes per dag. Ik wéét zelfs dat het gezond is. De medische
wetenschap durft dat alleen niet naar buiten te brengen omdat iedereen dan
onmiddellijk naar de slijterij rent en op de terugweg de fles al aan de mond
heeft.
Ik heb het in de hand. Dat ik de laatste tijd vaak hoofdpijn
had kwam omdat ik toe was aan een bril voor overdag. Dat blijkt nu. Alleen als
ik me gestresst voel, weinig slaap heb gehad en dán een paar whisky’s drink,
voel ik me de volgende dag brak. Maar dat zou ook zomaar migraine kunnen zijn.
Daarbij: we worden een dagje ouder.
‘Dat is je geluk’, beslist mijn betere helft, ‘je kunt er
niet meer goed tegen. Dus moet je je beheersen.’
Misschien heb ik een probleem omdat ik niet zonder kan. Maar
ons huishouden heeft een eigen dynamiek, die er in voorziet dat als ik langs een
van de andere inwonenden loop, mijn vrouw, mijn zoons, onze kat, er
onmiddellijk een vraag klinkt: ‘Oh, Herman, zou je…’, ‘Hé pap, kun je…’, ‘Miauw…’
Allemaal lief bedoeld, maar je blijft aan de gang. Rust is
ver te zoeken. Een wijntje voor het avondeten geeft dat wel. Muziekje tijdens
het koken en ik voel me meer mens worden. Het enige waar je op moet letten is
bijtijds stoppen. Het laatste restje uitschenken moet wel kunnen, vind ik,
omdat wijn snel bederft. Echter: ook over de precieze definitie van ‘restje’
verschillen wij van mening. Heb je dan een probleem?
Wellicht zingt Roland Gift van Fine Young Cannibals het
antwoord in ‘Johnny Come Home’: ‘What is wrong in my life, that I must get
drunk every night…’
In zowat alle andere landen van de wereld is het business as
usual om gedurende de dag een spiritueel glaasje tot zich te nemen. Het
verbindt, verbroedert en maakt dat je ook de doordeweekse dag doorkomt. In
Frankrijk ontbijten ze met een eau de vie,
in Duitsland zitten ze om tien uur aan het bier en in Engeland begint het happy
hour soms om drie uur.
Het zit bovendien in mijn genen, wil ik wel eens roepen.
‘Klopt’, roept mijn vader dan, wijzend op mijn moeder: ‘komt
van heur familie. Dat binnen zoepsteerns.’
‘Kiek noar dien aigen familie’, reageert ze meteen en daar
heeft ze een punt. De broers van mijn vader kwamen in hun adolescente jaren zo
vaak in het café dat ze zelfs met de kroegbaas en zijn vrouw meeaten. Een snelle
telling, gecheckt door mijn in deze kwestie neutrale vrouw, wijst uit dat er
aan beide kanten drie ooms zijn die de theorie staven dat het van generatie op
generatie wordt doorgegeven. Daarvan is ook mijn neef het slachtoffer, met wie
ik soms naar het whiskyfestival ga.
Ik vertelde het verhaal van mijn voormalige elftalleider die
op jeugdige leeftijd last had van trillende handen. Onderzoeken leverden niks
op, totdat iemand (de huisarts?) zei: die jongen moet een sigaret hebben. Het
trillen was meteen over. Dat bedoel ik. Soms is het niet anders.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten