Denver, Colorado, 1996
Onlangs las ik een boek van Jeffrey
Lee Pierce, de zanger van de legendarische Gun Club. Begin jaren 80 creëerde
deze band haar eigen vorm van de klassieke thema’s van seks, drugs en
rock’n’roll: voodoorock, swamprock, trashrock in overdrive. De band toerde de
hele wereld over. Ze speelde overal. In Nederland zag ik de Gun Club in
Rotterdam tijdens het Pandora festival, in Paradiso in Amsterdam en diverse
malen in het Groninger jongerencentrum Vera waar ik in die tijd werkte.
Ook buiten het podium bleven Jeffrey Lee Pierce en zijn
bandleden hun zelfgekozen vorm trouw. Ze zopen erop los. Ze snoven erop los.
In de schaarse rustmomenten tussen de bedrijven door schreef
Jeffrey Lee Pierce over wat hij double exposure noemde, over hoe je
gelijktijdig je werkelijke leven beleeft en de celluloid versie ervan, zoals
het zich in je hoofd afspeelt.
En ook omdat hij ooit eens met hetzelfde meisje als ik
gevreeën heeft. Overigens niet gelijktijdig.
Hij crepeerde in Salt Lake City, Utah, op dezelfde avond dat
ik met tranen in de ogen naar de film ‘Hiroshima monamour’ zat te kijken, in
een Motel 6 in Ogden, hemelsbreed niet meer dan tien kilometer verwijderd van
het ziekenhuis waarin hij toen lag.
Op het moment dat Jeffrey Lee zijn laatste adem uitblies,
begon een in de auto voor mijn motelkamer opgesloten hond te huilen. Het geblaf
hield niet op. Ik vervloekte de hond eerst drie uur lang, voordat ik het echt
zat was en de hotelmanager opbelde met het dringende verzoek iets aan deze
werkelijk niet langer te tolereren situatie te doen.
Aan de hand van het kenteken van de auto bepaalde de
hotelmanager het kamernummer van de eigenaar van de hond. Bleek het nota bene
de kamer naast de mijne te zijn. Het baasje van de hond had niets gehoord. Niet
te geloven. Uiteindelijk mocht de hond mee naar zijn kamer, waar het eerlijk
gezegd verder muisstil bleef.
Tot de volgende ochtend, toen het gedonder rond een uur of
zes opnieuw begon.
Aan de oever van het tot de laatste druppel toe verzilte
meer zag ik alleen maar gele en witte schuimvlokken. Verder was er niets. Geen
zeilboten op deze vroege lente avond. Geen zeemeeuwen die overvlogen. Niets.
Alleen schuim en de vaal schijnende zon die elk moment onder zou gaan.
Ik draaide me om en zag de machtige Rockies als granieten
reuzen uit de aarde omhoog rijzen.
Mijn adem stokte.
- Ik ben hier,
fluisterde ze.
- Godzijdank,
dacht Jeffrey Lee.
Zo hadden de Mormonen het natuurlijk oorspronkelijk ook
bedacht. Hier wilden ze zich afzonderen van het puriteinse Amerika van de 19e
eeuw. In deze woestenij – ingeklemd tussen de Rockies en de Great Salt Lake –
vonden ze de ruimte om hun waanzin tot werkelijkheid te verheffen.
Al hun vroomheid komt immers voort uit wellust. Geile oude
kerels die hun poten niet thuis konden houden. De door de Mormonen
gepraktiseerde polygamie resulteerde maar al te vaak in hoogzwangere meisjes
van amper 14 jaar oud.
Vanuit al dat zondige zwart ontstond er het vrome wit dat de
Mormonen tegenwoordig zo typeert. Zoals de dag alleen maar waarde kan hebben
als er eerst een nacht geweest is.
- Ik heb je zo
lang gezocht. Waar was je al die tijd?
- Ik was hier,
zei de verpleegster, ik ben nooit ergens anders geweest.
- I know, droomde Jeffrey Lee.
Ze lieten me ongemoeid en keken weer voor zich uit, tuurden
naar de overkant van de Great Salt Lake, die zelfs zij niet konden overzien.
Alsof ze wachtten op iets dat nog komen zou.
- Ik ben hier,
fluisterde de Aziatische verpleegster.
Diep in de schoot van de Rockies weggeborgen kon ik nog net
de witte Tabernacle tempel van Salt Lake City zien. Zo overdonderend als de
bergen zijn, zo klein is deze stad, als kauwgum in een hoekje weggemoffeld.
- Jeffrey Lee?
Jeffrey Lee?
Hij wist dat hij vanwege zijn aangetaste lever nooit ouder
dan 40 jaar zou worden. Daarom leefde hij ook zo verdomde hard. Wat niet uit de
lengte kan komen, moet dan maar in de breedte worden gezocht.
Het ging niet anders met de liefde die hij in veel vrouwen
zocht, maar uiteindelijk in slechts drie vond. Alle drie waren Japans en
uiteindelijk waren ook zij slechts één. De laatste twee – Kayoko en Katodo –
waren immers niet meer dan variaties op zijn grote liefde Romi.
Hij kon niet anders, want hij zou niet oud worden. De dokter
had het hem gezegd.
Totdat alles tot stilstand kwam in Salt Lake City.
- Jeffrey Lee?
Nog één keer keek ik naar de machtige bergen van de Rockies.
Ik zag er Deltavliegers vanaf vliegen. Moedige jongens die een aanloop nemen en
dan van de berg afspringen. Even in een vrije val totdat de wind hun oppikt,
onder de vleugels van de op hun rug gebonden Delta’s duikt en hun laat zweven.
Heen en weer. Heen en weer. Als meeuwen tegen de hemel aan.