Met de verschijning van de nieuwe columnbundel De eeuwige Veenkoloniaalis het moment gekomen om weer iets anders te doen. Op deze plek dan, op deze blog. Ik schrijf al sinds 1997 stukjes, eerst voor de krant, daarna op mijn eigen plekje op internet en nu, zo werkt het bij mij, denk ik: het is wel ongeveer klaar zo.
Ik ben geen Simon Carmiggelt die veertig jaar lang stukjes schrijft over het thema: komt een man het café binnen. Dat deed-ie erg goed trouwens, maar eens in de zoveel tijd moet ik het idee hebben dat ik me vernieuw.
Dat gebeurde met de columns Enter Sandman in de Veendammer en de Groninger Gezinsbode, die op zeker moment eindigden en waarvan de bundel Trap ze in de pokkel het resultaat is. Waarna ik aan de stukjes begon over Slochteren en het verschil met de stad. Dat leidde tot de bloemlezing De laatste bus naar Slochteren en ik verder ging met de series 'Onder de Watertoren' en 'Voorbij de Watertoren', over- en geïnspireerd op een jeugd in Stadskanaal en nu de beste daarvan (althans, daar ga ik vanuit) verzameld zijn in De eeuwige Veenkoloniaal is het opnieuw tijd om, zoals ik zal zei, iets anders te gaan doen.
Dat is te zeggen: qua vorm. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik er nog niet helemaal uit ben. Ik denk aan een soort dagboek, of weekboek, geïnspireerd op the journals van John Cheever, geschreven met een jaloersmakende openhartigheid, die ik ook bij Karl Ove Knausgard waarneem.
Maar ik denk ook aan korte verhalen. Ik beschouw beide als een verlengde van wat ik nu doe.
Ik denk ook maar dat ik beide ga doen.
Dag- en of weekboek én korte verhalen dus. Ze zullen misschien lijken op columns, maar ze zijn het niet. De hoofdpersoon in de korte verhalen is soms een ik, maar ik ben het niet. Een foto laat ik ook achterwege. De tekst moet het doen. Een stapje verder zullen we maar zeggen. De columns voorbij. Zoiets. Je moet wat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten