Het is de dag van mijn vijftigste verjaardag. Goed moment om
een dagboek te beginnen. Of beter: weekboek, want ik weet niet of het elke keer
lukt een berichtje te plaatsen. Daarbij doe ik in het weekend niks. Weekboek is
een betere titel dan dagboek. Er zit geen a in en dat moet niet bij mijn
naam, waar al drie a’s in zitten.
Waarom dit? Tja. Op het idee gekomen door The Journals of John Cheever.
Dagboekachtige notities, soms lang, soms kort, over wat hem bewoog en wat niet.
Jan van Mersbergen doet het. Elke dag een verhaaltje. Uit zijn dagelijks
bestaan. Het is wat schrijvers doen: schrijven.
Ik ben geen John Cheever.
Bij lange na niet. Hij was een verscheurd man. Hield van
zijn gezin, maar ook van mannen. Koesterde het gezinsleven, maar bleef eenzaam.
Haatte zichzelf om zijn drankzucht, maar was er van afhankelijk. Een groot
schrijver, maar twijfelde daar zelf over.
Dat alles, daar ga ik het dus niet over hebben. Of misschien
ook wel.
Een ander idee is dat fictie niet bestaat. Alles is autobiografisch.
Zelfs als je een thriller schrijft moet jij bedenken hoe iemand wordt vermoordt.
Die moordenaar ben jij. Dus kun je net zo goed over je eigen leven schrijven.
Het hoeft niet, maar ik doe het wel. Dat is mijn ding, mijn
niche in het Nederlandse literaire landschap, beetje pielen op een achterveldje.
Kijken of je van de dingen van de dag iets kunt maken wat lijkt op literatuur.
Schrijven is ook vastleggen. Registreren. Ik ben er
niet de eerste mee, maar de schrijfsels zullen een beeld geven van de mores en
sores van een gemiddelde man in een kleine provincieplaats in Groningen, die
leefde in de tweede helft van de twintigste eeuw en naar ik hoop de eerste
helft van de 21e eeuw. Liefst langer, want ik wil niet dood. Nooit.
Het is een mooie dag. De zon schijnt en ik ben alleen thuis.
Ik wilde aan mijn boek over de voetballer Milko Djurovski werken, maar daar
komt vrees ik niks van. Er is een column voor de site van de hockeyclub van mijn oudste zoon te
maken en ik schrijf de eerste bijdrage voor dit weekboek. Op boodschap ben ik al geweest en ik begin zo met eten maken voor de visite vanavond.
Bonensoep, tomatensoep en macaroni. Groningers hebben altijd honger.
De familie komt niet alleen voor mij. Ook voor mijn zoon Hunter.
Die is eveneens jarig en wordt twaalf. Hij trakteert voor het eerst in acht
jaar niet. Het is zijn vierde week op de middelbare school. Daar doe je dat
soort dingen niet meer.
Mijn vrouw zei vanochtend: maak je het huis netjes voor de
visite? Ze was zelf laat, dacht ze. Dus ik weet niet of ik daar aan toekom. Ik
roer tussen het schrijven door de bonen om, haal de karbonades uit de koelkast
en denk aan Joost Zwagerman, die gisteren zelfmoord pleegde. Alweer een door
mij gewaardeerde schrijver die er een eind aan maakt. Ik trakteer me zelf
alvast op een glaasje 12 jaar oude Highland Park. Dat houdt mij op de been.