Jongen, zou ik mijn zoon
willen toeschreeuwen, laat je niks wijsmaken. Drie keer niks. Commerciële
rimram, gebracht door leeghoofden die voor blingbling gaan in plaats van
inhoud, opgelegd door een muziekindustrie die denkt in targets en doelgroepen
en gepromoot door deejays met het IQ van een half schaap, afgaand op het
tenenkrommende geleuter waarmee ze de ruimtes tussen- en in de nummers vullen.
Nee, dan dat waar wij naar
luisterden. Dat was echt.
We schrijven de jaren tachtig,
de tijd van new wave, toen alle jongeren de godganse dag ‘No future’ tegen
elkaar riepen. Wie denkt dat het tegenwoordig moeilijke tijden zijn, had moeten
rondlopen in het Engeland van Thatcher en het Amerika van Reagan. Dan liet je
het wel uit je hoofd om positief in het leven te staan. Het doemdenken leverde melancholische
muziek op. Dat ging ergens over. Als in discotheek Frascati ‘Blue Monday’ van
New Order klonk, staarden we met een somber gezicht naar de grond, balanceerden
op de zijkanten van onze schoenen en sloegen met onze armen zwermen muggen weg.
We ondervonden weliswaar niet
aan den lijve wat de punkers en wavers voelden, want wij hadden het in
Stadskanaal best goed, met drie maal daags eten en een bibliotheek die op
maandagavond open was en als ik Siouxsie bedoelde zei ik Sieoeksie, maar we begrepen wat ze doormaakten. Wij kregen immers
ook voortdurend, naar goed Veenkoloniaal gebruik, te horen dat het niks was en
nooit wat zou worden. Als je zei dat jij het wél ging maken, was hoongelach je
deel. Er was nog nooit iemand hier die wat had bereikt, dus waarom zou jou dat
wel lukken?
Ik heb overwogen het
vliegtuig naar Amerika te pakken. Dat was na een reportage over de no
future-jeugd in de USA. Ik zag meisjes met hanekammen en houtskoologen in
gescheurde T-shirts en tijgerbroeken. Ze woonden in kraakpanden, rookten en
luisterden naar ‘Heroes’ van David Bowie en het complete oeuvre van Dead
Kennedys. Ze hadden geen werk, geen toekomst, maar een interessant leven.
Klopte mij het hart al in de keel als ik werd aangehouden omdat ik zonder licht
reed, zij werden opgejaagd door fascist
cops en trokken van leegstaand gebouw naar leegstaand gebouw. Dat ze geen goed
functionerend toilet hadden en hun bips moesten afvegen met kranten vond ik een
nadeel, maar aan de westkust scheen altijd de zon en ik was er aan toe om mijn
ouders in te ruilen voor knappe punkmeisjes.
Met de komst van house
veranderde echter alles. De hoop dat new wave het evolutionaire eindpunt was in
de muziek verdween definitief toen Rock Steady Crew ineens op nummer 1 stond.
Breakdance, hoe verzon je het? Het moet ook begin jaren negentig zijn geweest
dat ik voor het eerst een volwassene gelijk gaf, toen de vader van een collega
in niet mis te verstane woorden liet blijken niks van die boenkeboenke herrie van
zijn zoon te begrijpen: ‘Ik docht dat ze aan t heien waren.’
‘Ie hebben geliek, Bodewitz,
wie vinden house ook niks. Dat mouten ie verbaiden.’
Die zoon trok zich er uiteraard
niets van aan en het is nooit meer echt goed gekomen. Oké, Wilco en The Black
Keys maken uitstekende albums, maar meer en meer groeit het verlangen naar de
juiste muziek uit de juiste tijd en ik was blij toen de gitaardocent mij vorige
week, bij mijn eerste les, vroeg naar
mijn muzikale voorkeuren en
goedkeurend knikte: ‘Helemaal mee eens. Is ook meer mijn ding. Zullen we beginnen met Johnny Cash? Folsom Prison Blues.’
http://www.youtube.com/watch?v=fLgqDkZBSlg
BeantwoordenVerwijderen