Daar doen we
in Nederland nogal krampachtig over, geloof ik. Althans, je hebt zo een naam. Een
zoepsteern, zoiets. Altien doen. Terwijl dat niet hoeft te
zijn.
Ik kom tot
deze bekentenis, omdat ik vandaag aan Mangup
Milko, mijn boek over de Macedonische voetballer Milko Djurovski, heb
gewerkt en ik schreef aan de scène waarin ik Nenad Bjekovic spreek, in een
klein café in Belgrado, waar vooral aanhangers van Partizan Belgrado komen, de
club waar onze held speelde alvorens hij naar FC Groningen kwam.
Het is
maandagochtend 7 maart, half twaalf, Bosko Djurovski heeft mij aan de
oud-Partizan-trainer voorgesteld en ik zet nit of Milko’s oudere broer vraagt: ,,Slivovitsj,
Herman?’’
Hij neemt
er zelf ook een en Bjekovic gaat aan de Jack Daniel’s.
Ik had
nauwelijks ontbeten, de geur van tandpasta hing nog in mijn mond en mijn haren
waren nat van het douchen, maar vond het onbeleefd om ‘nee’ te zeggen en
bovendien: ik spuug er inderdaad niet in.
Het liep
daarna wat uit de hand, omdat na die ene nog een paar volgden en we na een
uurtje afscheid namen van Bejkovic om daarna te gaan lunchen met Dusan Savic,
oud-spits van Rode Ster Belgrado, maar ik voelde me opvallend goed. Ietwat
licht in mijn hoofd, dat wel, maar verder als een zonnetje.
Terwijl ik
vanochtend bezig was die ontmoeting te beschrijven, zag ik dat het 11.00 was en
ik kreeg zin. Om in de stemming te blijven schonk ik een jenever in. Dat drink
ik soms. Uit de diepvries. Het hoort eigenlijk niet, want je bevriest de smaak,
maar bij bier is het heerlijk.
Al
schrijvende en nippende voelde ik me al vrij snel intens licht worden. De
alcohol deed zijn werk op de ook nu zo goed als nuchtere maag en mijn vingers
rausden over het toetsenbord.
Als ik écht
alcoholist was geweest dan was het niet bij die ene gebleven, dan was de fles
leeg gegaan. Maar dat deed ik dus juist niet. Ik liet het bij één glaasje,
stopte om kwart voor twaalf met tikken, ging me douchen, haalde de jongste op
van school, warmde de soep van mijn vrouw van gisteren op en schoof om één uur
weer achter de laptop.
Wij, en wij
niet alleen, gaan graag op vakantie naar Frankrijk. Een van de reden is het
mooie weer, de andere is de benadering van het leven daaro. Op de camping, op
een terras voegen wij ons naar de mores van de streek. Dan zitten we net als de
locals vroeg aan wijn, pastis of calvados. We hebben tenslotte vakantie en dan
fantaseren we over emigreren, stoppen met werken en wat al niet meer en we
spreken hardop uit dat we best jaloers op die Franzosen zijn. En op Spanjaarden
en Italianen en ook op inwoners van Servië. Die leven meer bij de dag, intuïtiever,
begeven zich meer buiten dan binnen de lijnen van wat hoort en wat niet en het
is net of ze daardoor meer genieten. Daarover filosoferen wij dan, onder het
genot van een glaasje bij de lunch, of nog eerder en dan zeggen we: eigenlijk
moeten wij dat ook meer doen, genieten.
Maar we
doen het nooit.
Ik heb
vandaag een stapje in die richting gedaan. Ik ben nu vijftig, ik maak keuzes. Ik
laat me niet meer alles aanleunen, doe steeds minder dingen waar ik geen zin
meer aan heb, laat de sociale conventies vieren en ik doe daarentegen meer
dingen waar ik wel zin aan heb. Zoals soms een glaasje op een laten we zeggen
ongebruikelijk tijdstip. Dan kan het dus zijn dat, als wij elkaar net daarna
tegenkomen, dat u denkt: goh, die vent stinkt naar drank.
Klopt, maar
ik ben dan niet dronken.
Ik leef.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten