Dat
intrigeert mij mateloos. Dat je zegt: ik heb niks te zeggen, dus ik zwijg. Ik
ken Anneke een beetje en ze gaat volgens mij niet aan de kant voor
extremiteiten, dus het verbaast me geenszins, maar zou ik dat zelf ook kunnen,
zwijgen? Ik denk er al een tijd over na, om voorlopig te stoppen. Ook ik vind al
een hele tijd dat ik niks te zeggen heb.
Maar op de
een of andere manier blijf ik schrijven.
Een van de
reden is dat ik dit dag/weekboek begonnen ben als zeg maar literair experiment
en dat ik vind dat je dan niet na bijna een jaar alweer kunt stoppen. Dat moet
even wat langer. Ook al omdat dagboek een genre is in de letteren. Er zijn
schrijvers die hun hele leven een dagboek hebben bijgehouden. Dat wil ik ook.
Wat
eveneens van belang is: je legt dingen vast. Ik schrijf nu op hoe ik over
dingen denk, wat ik zoal doe op een dag, hoe het mijn gezin vergaat (al komt
mijn vrouw er vaak bekaaid af, maar dat is een beetje een vorm-ding) en,
misschien nog het belangrijkste: ik ben benieuwd of ik iets leesbaars kan maken
van de dingen van alledag.
Juist omdat
ik niks te zeggen heb, ben ik echt aan het schrijven, hou ik me voor.
Eerlijk
gezegd zie ik nog niet de literaire waarde van wat ik met dit dag/weekboek aan het
doen ben. Het is vooralsnog vastleggen, het is niet heel goed geschreven of zo.
Een enkele keer zit er een stukje bij waarvan ik denk, mwoah. Dat zou ik dan
wel wat meer willen, maar dan moet je er voor gaan zitten en daarvoor ontbreekt
een beetje de tijd. Het gaat nu ratsrous, tussen het leven door.
Zo kon ik
gisteren niks maken omdat ik bij een raadsvergadering in Loppersum zat. Om elf
uur thuis, viel mee nog en daarna moest ik ontspannen. Borrel, stukje
knoflookworst en seizoen 2 van Bloodline.
Ik ben er dus
nog niet uit, qua methode Claus. Enerzijds denk ik, bravado, anderzijds ben ik zelf
van de lange adem. Gewoon doorbuffelen ook al zit je met afgrijzen te kijken
naar wat op het scherm verschijnt. Dat heeft ook wel iets. Als je maar genoeg
schrijft, zit er vanzelf iets goeds tussen, dat idee. Knausgard, daar istie
weer, deed het in Mijn Strijd min of meer op die manier. De Noorse auteur vond
dat ook de slechte stukken moesten blijven staan en wat mij in zijn schrijfsels
fascineert zijn die beschrijvingen van alledag, waarschijnlijk die stukken die
elke redacteur er als eerste zou uithalen.
Het gekke
is, zoals ik het vóór dit weekboek deed op deze blog leverde dat volgens mij
betere stukken op. Ik schreef één keer per week een column, daar ging ik even
voor zitten en dan kwam het regelmatig voor dat ik dacht: zo durf ik het wel
los laten.
Dat leverde
op deze blog met een beetje geluk tussen de honderd en honderdvijftig views op.
Uitzonderingen daargelaten, zoals de open brieven aan Henk Kamp en mijn zoons,
terwijl ik nu per stukje toch gauw op vierhonderd zit. Een kwestie van de lange
adem, vermoed ik.
Die
minimaal vierhonderd verplichten bijna om er elke dag iets uit te rammelen,
terwijl, als ik diep in mijn hart kijk, het liefst in alle stilte weken,
maanden zou willen bastelen aan een kort verhaal. Die kant moet ik sowieso op.
Daarom heb
ik bewondering voor Anneke C. Want die is natuurlijk wel blijven doorschrijven.
Alleen hield ze het voor zichzelf.