In de documentaire To
Tulsa and Back – On Tour With J.J. Cale, doet de hoofdpersoon een krap uur lang
niet veel meer dan dat. Hij zit of staat te gitaarspelen, sjokt naar een
podium, stapt de toerbus in en uit, eet een hapje en kletst wat. Alles in zijn
eigen tempo. Hij is een langzame man.
Zenuwelijer als ik ben, zit ik er met open bek naar te
kijken. Ik ben als Johan Cruijff. Altijd bezig met wat komt. Nooit in het nu.
Aan het trainen dacht hij aan de avond. In de avond aan het ontbijt en bij het
ontbijt aan de training. Terwijl ik dit stukje schrijf ben ik al aan het
strijken.
Laid-back
Lees over Cale en de term ‘laid-back’ is nooit ver weg. De
door hem ontwikkelde Tulsa-sound straalt het uit. Komt het vandaag niet, dan morgen.
Van zijn kalmte word ik heel onrustig. Hij is iemand die vragen beantwoordt met
‘mwoah’, ‘och’, ‘tja’ en ‘zo gaan die dingen’.
Dat is ook voor Oost-Groninger begrippen bijzonder. Stadjers
denken dat wij, mensen van het achterland, de seizoenen geduldig over ons heen
laten komen. Niets is minder waar. Het is twentyfourseven
met de bek op het stuur en als je ’s avonds om half elf op de bank ploft, ligt
er iemand op de andere bank die zegt:
,,Je moet eigenlijk nog een klusje voor me doen.’’
,,Je moet eigenlijk nog een klusje voor me doen.’’
,,Kan dat morgen niet?’’
,,Nee.’’
,,Godverdomme.’’
Kind noch kuiken
Cale had, afgaand op de documentaire, kind noch kuiken en is
zijn hele muzikale leven een beetje door Amerika geboemeld. Optreden hier,
plaat opnemen daar en zijn thuis was soms een caravan op een trailerpark. Kon
doen en laten wat-ie wou, al had zelfs deze man soms geen zin in een optreden:
,,Maar ja, dat heb ik mezelf op de hals gehaald.’’
Ik zie J.J. Cale op zondagavond, op de Belg. Ik zit op de
bank met een borrel en dat zit goed, maar in mijn hoofd is het maandagmorgen en
draai ik de N33 weer op richting Assen. Met een beetje fantasie kan de weg tussen
de Eemshaven en Assen voor een road door Amerika’s backyard doorgaan, maar niet
op maandagochtend om half negen.
,Hoe ziet jouw dag er morgen uit’’, vraagt mijn vrouw.
,,Naar de krant, Reyer en Demy ophalen van training,
gitaarles en voorlezen in De Wolthoorn & Co, bij Sport in Stad.’’
,,Is ook zo. Levert dat nog wat op?’’
,,Nee.’’
,,Oh.’’
In de buurt van de N33
Mijn wereld heeft zich altijd in de buurt van de N33
afgespeeld, maar ik had graag een staartje meegekregen van ‘de wilde jaren in
Californië’, waarover Cale vertelt. Met de weinige noten die deze zoon van
Tulsa qua persoonlijk leven op zijn zang heeft, kan het niet anders of hij stond
nooit halverwege de maand dik in het rood.
Alleen al omdat de halve wereld nummers van hem speelde. Van
Eric Clapton tot Johnny Cash en van John Mayer tot Randy Crawford. Cale moet rijk
zijn geweest en zal geen moment hebben zitten graaien in de spaarpotten van de
kinderen die hij nooit had.
Wij wel.
,,Zoveel werk is het toch niet om even dat schilderijtje op
te hangen?’’
,,Mag ik misschien ook even zitten?’’
,,Je wilt nooit iets voor me doen.’’
Het moet anders
Als ik Cale zie denk ik: het moet anders. Maar hoe? In de
tien jaar dat ik mijn zoons van school haalde stond ik er om kwart over drie.
Die keer dat ik het niet ging redden omdat de TomTom 15.18 als aankomsttijd
aangaf, belde ik de directeur dat hij ze niet zo het dorp in mocht sturen, maar
op mij moest wachten.
Ik was er om precies kwart over.
Mijn vrouw lag in een deuk toen ik dat vertelde. Zij doet
het nu en afgaand op de klaagzangs van de mannen staat ze er meer niet dan wel
om kwart over drie. Maar dan ben ik raar.
JJ Cale is dood.
1919
Ik kende hem eigenlijk niet zo goed. Alleen van naam. Een cd
had ik volgens mij van hem. Maar 1919,
aangeschaft na een lezing van Herman Brusselmans die zei dat het een zijner
favoriete platen was, heb ik drie keer beluisterd. Ik vond er geen bal aan. Die was naar later bleek ook niet van J.J., maar van John Cale. Dat is iemand anders.
Toch kon ik niet anders dan aan de man denken toen ik woensdagochtend
om zeven uur, nog voordat ik broodjes ging smeren, met closetpapier naar de
schuur liep om daar een in stukken gescheurde jonge merel op te ruimen.
Dat ligt deels aan mij. Ik laat me meeslepen door het beeld
dat in zo’n documentaire van zo’n man wordt geschetst. Anderzijds: ik weet
zeker dat Cale nooit van zijn leven een handoekenrekje heeft opgehangen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten