De dag na de uitreiking van de Groninger Persprijs 2013, toen ik een 'spraakmakende' column had voorgelezen, getiteld Een positief stukje, werd ik gebeld door de hoofdredacteur van het Dagblad van het Noorden. Hij begon met: ,,Geloof jij in toeval?’’
Eh.. Nee.
Waar ik vandaan kom, Oost-Groningen, is niks tussen hemel en
aarde. Toeval, lotsbestemming, karma en zen, daar doen wij niet aan. We verwachten
nooit iets. We nemen het leven zoals het komt en het komt zoals we het
verwachten: drie keer niks.
Het enige waarmee de Sorghvliethal in Veendam volstroomt met
iets wat ons boven de pet gaat is de Kamasutra-beurs.
Mijn verwachtingen van het gesprek waren dan ook niet
hooggespannen, maar de hoofdredacteur meldde dat ik een kans kreeg bij het Dagblad
van het Noorden.
Ik zat zeventien jaar bij de huis-aan-huisbladen. Stukjes
schrijven voor titels als de Veendammer, HS-krant, Gezinsbode, Kanaalstreek/Ter
Apeler Courant, Eemsbode, Westerkwartier, Noorderkrant.
Positieve stukjes.
Zeventien jaar
Zeventien jaar is een lange tijd en ik had ook wel wat
anders gewild, maar op sollicitaties, bij eerst het Groninger Dagblad en later
bij het Dagblad van het Noorden, kreeg ik brieven terug die eindigden met:
‘Bedankt voor de belangstelling in ons bedrijf’ en ‘We wensen u veel succes met
uw carrière elders.’
Ik hoef denk ik niet uit te leggen dat als je dat drie keer
leest, je bij de vierde vacature niet denkt: hé, een kans.
Dus ging ik door met wat ik deed: positieve stukjes
schrijven. En als er eens geen Kamasutra-beurs was, zat ik thuis aan de
keukentafel. Mijn ambities leefde ik vooral buiten het bedrijf uit en dat
resulteerde in elf boeken, drie literairjournalistieke prijzen, twee
viersterren recensies in de Volkskrant, het lidmaatschap van het Genootschap
Groninger Pers Prijs en boeken nummer twaalf, dertien en veertien zijn in de
maak.
Een beetje snakken
Dat was een beetje snakken, maar ik dacht: op zeker moment
zal het wel opvallen dat ik best iets kan, maar dat gebeurde niet. Ik heb lang
getwijfeld of ik voorgaande op zou schrijven omdat je dat niet doet, pochen
over jezelf, maar ik krijg nu van Dagblad-mensen terug dat het idee bestond dat
ik ‘daar wel lekker zat, bij de weekbladen’. Dat is bij deze dus rechtgezet.
Het telefoontje van de hoofdredacteur kwam ook nadat ik me
al lang en breed had neergelegd bij het feit dat ik bij de NDC Mediagroep in
ieder geval geen carrière zou maken. Ik was 48 jaar. Dat ging hem niet meer
worden. Ik vond het ook goed. Als het zo moest zijn, dan moest het zo zijn.
Sterker: het hoefde niet eens meer. Op mijn leeftijd moest je geen beginnend regioverslaggever
willen zijn.
Dat alles zei ik echter niet. Omdat het alternatief, nog
eens zeventien jaar bij de huis-aan-huisbladen, toch niet zo aanlokkelijk leek,
hoorde ik mezelf antwoorden: ,,Ja, leuk. Mooie uitdaging. Bedankt.’’
Een andere wereld
Waarna ik belandde in een compleet andere wereld. Positieve
stukjes kon ik bij het Dagblad vergeten. Dat wat binnenkwam via de mail, de
basis voor alle huis-aan-huisbladen, werd zowat volledig genegeerd. Het was andersom:
het werd pas interessant als er stront aan de knikker was. Daarover kreeg je
meestal geen mail.
Het duurde even voordat ik dat door had. Op het voorstel
voor een artikel over een schoenlapper die geld inzamelde voor een goed doel
reageerde mijn chef met een vies gezicht.
Ik dacht aan wat ik fotograaf Hans Zuidema eens hoorde
zeggen: ,,Tja, mevrouw. Als iedereen gewoon doet wat ie moet doen komt er nooit
meer een krant uit.’’
Die quote gebruikte ik vorig jaar ook in de column, net als
die van David Bernstein: ,,Nieuws is alles wat ongerijmd is.’’
Na twaalf maanden bij het Dagblad weet ik dat echt niemand doet
wat ie zou moeten doen en dat ‘ongerijmd’ beter kan vertaald worden als ‘een
puinhoop’.
Tynaarlo
Mijn werkgebied is de gemeente Tynaarlo en in het jaar dat
ik er werk scheelde het niet veel of het geliefde Sprookjeshof had de deuren
gesloten, ging de Prins Bernhardhoeve failliet, schreef ik dat er een nieuwe
bestuurscrisis in de maak was en werden alle bijenvolken in de driehoek
Stadskanaal, Hoogezand-Sappemeer en Haren preventief uitgemoord vanwege
Amerikaans vuilbroed.
De plaatselijke bakker schuimbekte door de telefoon dat ik die
vertrouwelijke brief onmiddellijk moest verscheuren en ik zat een half uur met
de nieuwe burgemeester aan de telefoon omdat ik had geschreven dat de raadsvergaderingen
wel wat compacter mochten.
Een komisch bedoeld stukje van mij over het behoud van de
bitterbal tijdens raadsvergaderingen werd door SBS6 en GeenStijl opgeklopt tot krokettenoorlog
en tot mijn schrik zag ik GroenLinks Tynaarlo en CDA Tynaarlo ’s avonds op de televisie.
De een met een schaal humus voor zich, de ander met een schaal bitterballen.
Het ging maar door. Op mijn vrije dag had ik woedende
voorzitters van belangen- en dorpsverenigingen aan de telefoon, met teksten als
‘We zijn er he-le-maal klaar mee’ en tijdens debatten zaten ondernemers hoofdschuddend
op de publieke tribune.
Alles mis
Afgaand op bronnen die niet via de mail werkten ging alles
wat mis kon gaan in Tynaarlo mis in de sectoren bouwen en wonen, verkeer en
vervoer, welzijn, cultuur, economie, sport en onderwijs. Ik begreep niet hoe
iemand daar nog kon wonen. Niks was geregeld.
Het ging te ver om te zeggen dat ik de positieve stukjes miste,
maar als iemand mij vroeg hoe het bij het Dagblad ging zei ik: ,,Leuk. Wel even
wennen.’’
Dat heeft ook met mijn afkomst te maken. Als je een hele
jeugd lang hoort dat het niks wordt, dan is het desastreus voor je wereldbeeld
als blijkt dat het inderdaad niks is geworden.
Ik, brenger van al dat slechte nieuws, begin me ook medeverantwoordelijk
te voelen. Ik durf amper nog de afdeling voorlichting te bellen en omdat ik
elke dag vanuit Slochteren naar Assen rij heb ik het gevoel dat zelfs de
aardbevingen mij achterna zijn gekomen. Ook Noord-Drenthe is nu rampgebied.
Ik probeer het af en toe minder hard op te schrijven, zodat
de mensen niet depressief van de krant worden, maar een collega adviseerde mij
om het college juist naar huis te schrijven.
,,Waarom?’’
,,Omdat het een slecht college is’’, was het antwoord.
,,Hoezo? Het zou toch best kunnen dat het beter gaat nu?’’
,,Nee.’’
Leuke dingen
Goed, er zijn leuke dingen. Zoals dat alle overuren en
onkosten gecompenseerd worden. Dat had ik nog nooit meegemaakt. Zoals een
interviewtraining bij Frénk van der Linden.
Zoals dat ik als voetballer die niet verder kwam dan de
vierde klasse KNVB voor de voorpagina een beschouwing mocht schrijven over
Louis van Gaal.
Maar ik leverde mijn interview met klotsende oksels in en verwachtte
half en half een telefoontje van een briesende bondscoach.
Twijfels of ik een echte journalist ben heb ik altijd gehad.
Ik ben een naïeve man die nog steeds hoopt dat het een keer goed gaat met de
wereld, terwijl je er bij het Dagblad van uit moet gaan dat elke burgemeester,
wethouder, clubbestuurder en evenementenorganisator, zelfs de schoenlapper met
zijn goed doel, er een potje van maakt en dat al liegend en bedriegend probeert
te verdoezelen, ondertussen tonnen gemeenschapsgeld verdonkeremanend.
Het zal geen verrassing zijn dat mijn twijfels in dienst bij
het Dagblad van het Noorden alleen maar groter zijn geworden. Al hoor ik soms
lovende woorden, ik sluit niet uit dat de hoofdredacteur morgen, of op een
andere dag na de uitreiking van de Groninger Persprijs 2014 belt en zijn
verhaal dit keer begint met ‘Tja…’
(uitgesproken op 23 april 2015 in Lola, tijdens de uitreiking van de Groninger Persprijs 2014)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten