Die man ben ik.
Het is niet goed te verklaren waarom ik daar loop. Dat wat
ik aan het doen ben, proberen het voetballen weer op te pakken, daarvoor ben ik
te oud.
Ik ben bijna 50.
Dat ik in gezelschap ben van mannen waarvan je liever ook
geen poster boven je bed hebt hangen, biedt weinig troost. Hoe zij er uit zien
moeten zij weten, voor mezelf leg ik de lat op alle vlakken zeer hoog. Tegen
beter weten in, want ik voldoe er meer niet dan wel aan en als ik mezelf op die
zonnige zaterdag in het raam zie denk ik, zoals ik steeds vaker denk als ik
langs een spiegel loop: tja.
Mijn vrouw zegt meestal: maakt niet uit joh, je hebt een
vrouw. Maar als ze het niet erg vindt dat ik met mijn honderd kilo in korte
broek over het veld ren, waarom komt ze dan pas de laatste vijf minuten van de
kleine finale kijken, als we al dik achterstaan en geen kans meer hebben op welk
glorieus moment dan ook?
Eerste wedstrijd
Het moet de herinnering zijn aan de eerste wedstrijd dat ze
mee ging kijken, toen ik twintig jaar jonger was. Ook zij weet dat er sindsdien
veel seizoenen zijn gekomen en gegaan en dat van die jongeman weinig meer over is.
Ik ren zo goed en kwaad als het kan met de aanvallen mee,
tik er toch nog drie in, maar ik word niet vrolijk van mezelf. Het spelinzicht
is gebleven, maar wat heb je aan het zien van ruimtes, als je het niet meer
kunt belopen? De passes die van mijn voet komen lijken op vuurpijlen waarvan
het kruit plots op is.
De meeste indruk maak ik door tegen een medespeler die
oprukt en mij in het vizier heeft te roepen: ,,Marcel vrij aan de andere kant.’’
Daar komt een goal uit en ik krijg ook complimenten, maar
dat voelt onverdiend.
Handen in de zij
Wat vertrouwd aanvoelt is met de handen in de zij bij de
middenlijn staan. Bij de zoveelste corner tegen, kijk ik naar de twee handenvol
kinderen die op veld twee in een kluwen achter de bal aanrennen.
Ik ben jaloers.
Het is lang geleden dat ik in wedstrijdverband speelde. Maar
in de voetballerij heeft de tijd stilgestaan. Er is altijd iemand die niet op
komt dagen en in de kleedkamer staat een teamgenoot beteuterd te kijken naar
een paar geleende schoenen, van een onduidelijk merk. In de linker zitten geen
veters.
Wat ik miste aan het voetbal was het voetbal zelf. Rennen,
schieten en passen en dat het ergens om gaat. Dat ik een poging doe het weer op
te pakken heeft niks te maken met de derde helft, al zit ik er aan het einde
van de middag middenin. De tafels worden dit keer niet in een kantine aaneen
geschoven, maar in een feesttent.
Andere gezichten
Het zijn andere gezichten dan vroeger, de sfeer is
hetzelfde. De band speelt muziek voor oude mannen. Lynyrd Skynyrd, De Dijk, dat
werk.
Mijn zoons zoeken mijn portemonnee. Of zij de lootjes mogen
vasthouden? Dat mag. In de prijzen herken ik de lokale middenstand. Zoals in de
kantines van mijn jeugd altijd een set mistlampen te winnen was, zo gaan we nu
voor een brandalarm, een onkruidkrabber, een rollade en een tegoedbon van de
lokale snackboer. Die is voor één persoon en er staat duidelijk bij: kleine
milkshake. Dus geen grote. Al snap ik het wel. Geef Groningers een gratis maal
en ze komen met twaalf man aanzetten: ,,Stond ja niet op voor hoeveel.’’
Glas leeg
Het is acht uur als mijn vrouw vraagt of we zo zullen gaan. Maar
als ik het glas leeg heb is ze aan het appen en in gesprek met de vrouwen van
de andere oude mannen. Dus pak ik een van de volle glazen op tafel. Ze kijkt me
even later vragend aan, na een blik op het glas dat net nog leeg was. Ik haal
mijn schouders op.
Dat ritueel zal zich nog een paar keer herhalen.
Ik begin te hikken. Mijn zoons hangen op mijn schoot. Ze
zijn moe van het voetballen en het springkussen, vol van cola en patat en hebben
al meer dan vier uur niet op een beeldscherm gekeken. Zou ik ook onrustig van
worden.
Als ik mijn tas haal loop ik langs de kantine. In het grote
raam zie ik opnieuw het silhouet van de man die ik ben.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten