De installateur
,,Moi.’’
,,Dag heer. Welkom in dezen dreven.’’
De man fronst zijn
wenkbrauwen.
,,Woar moat ik wezen?’’
,,Dai kaante op, doar is koamer.’’
Dit deed ik goed.
,,Wat is de bedoeling?’’
Ik leg uit hoe we het
gedacht hadden. Ik let op hoe hij kijkt. Voorzichtig vraag ik: ,,Kin dat?’’
,,Alles kin.’’
Dat kan twee dingen
betekenen. Geen probleem. Of: kan, maar kost geld. Veel geld.
,,O ja. Doar stait n transformator. Dai willen we oet zicht.
Dai woaterlaaidings mouten ook oafsloaten. Doar stond oafwasmachine.’’
,,Oh.’’
,,Den mouten ie onder vlour zeker?’’
,,Joa.’’
,,Doun joe dat ook?’’
,,Is grond dreuge?’’
,,Volgens mie wel.’’
Hij kijkt mij aan,
vertrouwt het niet. Ik herinner me de kletsnatte rug van de vorige installateur.
,,Moar elektrisch is dit te doun toch? In principe is t
allendig oafbreken.’’
,,Ik zal wel even zuiken mouten. ’k Mout waiten wat ik dou.’’
Heeft ie een punt.
Maar het is ook weer geen deeltjesversneller die in ons huis komt. Terwijl ik
aan de keukentafel een stukje intik (niet dit stukje) zie ik dat het zo wordt
zoals wij het bedoeld hadden.
,,Koffie?’’
,,Mag wel.’’
Broodje eten doet ie
op de zaak. Daar ben ik blij om. Ik heb niks tegen die man, maar waar moet je
het over hebben aan de keukentafel?
,,Kin wezen dat ik der nait bin straks. Mout even mien zeuns
ophoalen.’’
,,Hou kom ik binnen?’’
,,Achterdeure is lös.’’
,,Oal goud.’’
Uiteraard lukt het
niet in een dag. Hij was later begonnen. Moest eerst andere klus afmaken: ,,Wie
hebben t smoardrok op t moment.’’ De
volgende dag ben ik niet thuis, maar in een dorp kun je de deur open laten. We hoeven
ook geen handtekening zetten of zo. De rekening komt vanzelf.
De timmerman
Komt drie dagen later.
Die hadden we een week eerder willen hebben, maar de timmerman kan niks als de
installateur niet is geweest. En die had het dus smoardrok. De timmerman begint zoals alle timmermans
beginnen als ze een huis binnenkomen en, bijvoorbeeld, de dakconstructie zien: ,,Hou
hebben ze dat wel doan?’’
Ik ga me dan verantwoorden
voor hoe anderen het huis dertig jaar geleden hebben gebouwd. Zoveel te
nauwkeuriger hij de situatie in ogenschouw neemt, des te meer praat ik. Onzin.
Als ik dat inzicht had, hoefde ik geen timmerman inhuren.
,,Doe redst die? Gai ik boodschappen doun.’’
..Neenee, moust mie helpen.’’
,,Wat mout ik doun den?’’
,,Plaanken vastholden.’’
Dat is mijn rol. Op
het werk bluf je dat je de keuken verbouwt, in werkelijkheid doen de
ambachtsmannen dat. Jij geeft gereedschap aan.
,,Kist doe dai kaante vasthouwen? Kin ik hier verder.’’
Dat gaat niet best. Terwijl
hij de spijkers er in vijf slagen in heeft, doe ik het met twintig: ,,Oh, ik
houw ook deuken in de plaanken zug ik.’’
,,Dat moet je niet doen’’, bemoeit mijn vrouw zich ermee.
,,Wat denk je dat ik probeer?’’
Halverwege de dag moet
ik zandcement halen, voor een vloertje. Ik dacht beton is beton, cement,
specie, geef het een naam, maar dat had ik gedacht.
,,Zeg moar bmx groen, den waiten zai t wel.’’
Ik deed bij de
bouwmarkt niks anders dan ‘bmx groen’ zeggen, maar ik had net zo goed om vier
kwadraatmeter lapdance kunnen vragen. Ik dacht aan die tekening van Peter van
Straaten toen ik de timmerman belde en zei: ,,Wacht, ik geef die vent van
de Hubo zulf even.’’
Aan het einde van de
dag zit het nieuwe plafond er in. Als ik de timmerman vraag of hij morgen weer komt,
kijkt hij mij aan: ,,Mörgen waark ik nait.’’
,,Dat zoldertje den?’’
,,Kist doe zulf.’’
,,Die betonvlour?’’
,,Ook nait zo moeilijk.’’
,,Moar ik mout nog schilderen.’’
,,Lopies waark.’’
De volgende dag werk
ik zo goed en kwaad als het gaat het zoldertje af, stort de vloer en schilder
de muren, onderwijl mijn vrouw krant en iPad leest, mijn zoons gamen en als ze
naar opa en oma zijn voor een tweede pakjesavond, dweil ik, nadat ik de kwasten
heb afgespoeld, nog even de geknoeide chocopops op.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten