Hij praat, ik luister. Reyer, dat is mijn jongste zoon, kletst
achter mekaar door. Over dat hij profvoetballer wil worden. Of ik dat leuk zou
vinden.
,,Denk jij dat ik net zo goed word als Messi?’’
,,Waarom niet? Als je maar goed je best blijft doen. Oefenen,
oefenen, oefenen. Luisteren naar Jordy, die probeert jullie beter te ma…’’
De zin afmaken is onmogelijk. Reyer luistert niet. Die praat
alleen. Over dat als hij een nieuwe fiets krijgt dat ook echt een nieuwe fiets
is en niet de oude van Hunter. Dat is mijn oudste zoon.
,,We zullen zien’’, zeg ik.
,,Mama heeft het beloofd’’, zegt hij.
,,Dan is het dus al goed.’’
Hij praat verder, ik kijk opzij. Of we nu naar Nieuw-Buinen
rijden, Winschoten, of Veendam, ik kan de route dromen. Ik ben mijn hele leven
op zaterdag op weg naar een voetbalveld. Ook ik droomde van Barcelona. Daar is
dus, daar kunnen we kort over zijn, niks van terechtgekomen.
We rijden naar Nieuw-Buinen. De TomTom zegt 35 minuten. Dat
lijkt me wat kort. De weg naar Stadskanaal is lang, al is het geen ingewikkeld
traject. Als je de Kielsterachterweg opdraait, hoeft het knipperlicht pas na 25 kilometer weer aan,
voor de afslag naar de Provinciale Weg. Daarna naar links en naar rechts en je
bent er.
Als we langs het water rijden, langs het oneindige kanaal, is
Reyer nog steeds aan het woord. Hij wordt in januari acht en is bezig met zijn
verjaardag. Dan krijgt hij een Playstation.
,,Hoe weet je dat?’’
,,Had mama gezegd.’’
,,Oh, heeft mama dat ook al beloofd?’’
,,En ik wil FIFA 15.’’
Dit moment, realiseer ik me, moet ik vasthouden. Er komt een
dag dat hij achttien is, of 28 en ik terugdenk aan de zaterdagmorgen. Wij
tweeën in de auto, hij pratend, ik luisterend. Maar hoe doe je dat, momenten
vasthouden? Ze gaan gewoon voorbij. Op zijn best worden het herinneringen.
Ik weet nooit of ik daar blij mee moet zijn. Herinneringen
zijn gedachten over iets dat nooit meer terugkomt.
We rijden langs ‘Frascati’. Dat was een discotheek. Daar heb
ik gedachten bij. Over wat ik daar deed en wat ik er beter niet had kunnen
doen. Ik zou hier en daar graag een wijziging aanbrengen. Dat gaat niet. Je
denkt aan hoe het had kunnen lopen. Dat maakt me een beetje droevig.
Veel is in het centrum van Stadskanaal verbouwd, maar op
Hoofdstraat 38 zit nog steeds Chinees-Indisch restaurant Azië. Als Reyer
vertelt dat hij Janmaat heeft gekocht en Depay, denk ik aan wat Theodoor Holman
antwoordde op de vraag, ik meen van Theo van Gogh, wat hij zou doen als de
wereld zou vergaan en iedereen over een uur dood was.
Chinezen.
Goed antwoord. Wat zou je anders moeten? Niks zo lekker als
een bak nasi.
Als we uit de auto stappen, wijs ik op het complex van Nieuw-Buinen:
,,Kijk, net een professionele voetbalclub.’’
Glimlachend zie ik dat het pleintje tussen entree en tribune
vernoemd is naar Moeke Dilling. Dat zegt hem niks, mij wel.
Ik laat hem achter bij zijn team en ga naar boven, naar de
kantine. Met een bekertje koffie kijk ik over het achterland. Ook als het niet
mistte, zou er niks te zien zijn.
De wedstrijd begint en ik zie mijn ouders aan komen lopen. Dat
verbaast me. Het is negen uur. Dat is nog steeds vroeg. Ze zwaaien, Reyer zwaait
terug. Mijn vader roept iets, een aanwijzing, hij kijkt verlegen.
In de rust gaat iedereen naar binnen, ik blijf met opa en
oma op het veld. Het begint zacht te regenen.
Barcelona was mooi geweest, maar het is nog steeds Nieuw-Buinen.
Ik zie dezelfde gezichten, er klinkt hetzelfde geschreeuw. Er is niks veranderd
en er is alles veranderd.
De eindstand is 3-3. Het elftal van Reyer was beter. Maar
dan moet je de kansen wel benutten.
We zitten weer in de auto als ik vraag of we nog even langs het huis zullen rijden waar papa vroeger gewoond heeft. Hij schudt zijn hoofd: ,,Maar waarom ben jij eigenlijk geen profvoetballer geworden?''
Geen opmerkingen:
Een reactie posten